Nieuws uit de parochie

Kiezen voor geluk
ma 16 augustus '21

Zondag 15 augustus 2021 – Onze-Lieve-Vrouw Ten Hemelopneming (kerkelijk jaar B)

In heel de wereldgeschiedenis is er geen enkele mens die zo gezocht en vertrouwd, zo bemind en vereerd werd en wordt als Maria.
In alle mogelijke bewoordingen en toonaarden.
Van de ruige dialogen van de middeleeuwse mysteriespelen tot de betoverende klanken van het gregoriaans; van de niet-bedoelde zinnelijkheid in de schilderijen van oude meesters, het zacht geprevel van stille celibataire minnaars tot en met de rouwe klanken van verhitte geesten die de Moeder Gods per se op de barricaden willen zien. Allen hebben ze het over dezelfde vrouw: Maria.
Dat er zoveel verschillende, afwijkende, soms ook tegenstrijdige benaderingen van haar leven bestaan, heeft natuurlijk te maken met het feit dat er in het evangelie bijna niets over haar te vinden is. En dat wij dus volop ruimte hebben om het allemaal een beetje in te vullen zoals we het graag zouden hebben. Misschien is dat niet helemaal onterecht?

Moeder
Misschien moeten wij opnieuw leren om religieuze onderwerpen wat minder uitsluitend vanuit onze wetenschappelijke ooghoek te bekijken.
Om te voorkomen dat we te veel aan de oppervlakte blijven en de echte betekenis ervan mislopen.
Stel dat ik als kind mijn moeder op zeer jonge leeftijd verloren heb, of haar zelfs helemaal niet heb gekend. Als ik godsdienstig ben opgevoed zal ik mij dan waarschijnlijk hechten aan Maria, die voor mij dan mijn nieuwe moeder wordt.
Want, zal de psycholoog zeggen, ik ga dan voor mijn gemis een uitweg zoeken en uiteindelijk ga ik al mijn dromen, wensen en verlangens projecteren op de figuur van Maria die dan voor mij. . . enfin, u kent dat.
En dat is allemaal wel waar. Maar voor mij als gelovige is het van nog veel groter belang dat er ook een beweging uitgaat van Maria naar mij toe.
Dat Maria, die mijn gemis en mijn verlangen kent, zich ook uitdrukkelijk aan mij toont als een moeder, die van mij houdt en die mij geborgenheid geeft.
Zoals elk liefdevol persoon helpt ze ons precies daar waar we dat het meest nodig hebben.

Echte reden
Het bestaan van God en alles wat daar verband mee houdt is even reëel als het bestaan van moleculen en atomen. Maar het bevindt zich op een ander niveau van de werkelijkheid. Wetenschappelijke uitleg kan ons daardoor nooit het hele plaatje tonen. Er is, wist Shakespeare al, meer in hemel en aarde dan dat wij met ons verstand kunnen achterhalen.
Wij moeten daarom ook niet te lang blijven stilstaan bij die vermeende, typisch 19de-eeuwse tegenstelling tussen geloof en wetenschap.
We kunnen beter onze aandacht richten op de echte reden waarom het christelijk geloof hier in het westen het vandaag zo moeilijk heeft.
En die reden, dat is het materialisme van deze tijd, ons vanzelfsprekend geworden geloof in de beloftes van de consumptiemaatschappij. Het geloof dat geld wél gelukkig maakt.
Het geloof dat levensvervulling alles te maken heeft met goed zorgen voor jezelf.

Onverenigbaar
Maar zo’n levenshouding is onverenigbaar met, is precies het tegenovergestelde van, wat Jezus ons leert. Natuurlijk zal zelfs de meest geblokte egoïst ook wel eens liefde in zijn leven kennen en zich af en toe ook helemaal geven aan iets of iemand anders. En anderzijds zal zelfs de meest bevlogen christen beseffen dat een zekere welvaart noodzakelijk is om goed te kunnen leven.
Maar als fundamentele levenshouding zijn beide visies totaal onverenigbaar.
Voor een christen heeft levensvervulling en geluk alles te maken met het besef dat je iets betekent voor een ander. En dat je gelukkig bent in de mate dat je anderen gelukkig maakt.
De andere levenshouding is die van alles naar je toehalen, zoveel mogelijk zorgen voor jezelf en meedogenloos optreden tegen al wie je dat zou kunnen beletten.
Ik stel het hier natuurlijk extreem omwille van de duidelijkheid.
In de praktijk zal het altijd wel een zoeken blijven naar de juiste dosering.
Ik zou het voor mijzelf bijvoorbeeld heel raar vinden als ik niet blij en dankbaar zou zijn voor het comfort van het moderne leven.
En anderzijds hoor en lees ik ook wel van mensen die zich helemaal geven voor anderen, dat ze niet altijd alleen maar gelukkig zijn. Dat ze ook momenten kennen dat ze zich moe en overvraagd, gebruikt en leeggezogen voelen.

Kiezen
We zullen daar altijd naar een gezonde mix moeten zoeken.
Maar het is wel zo dat deze 2 levensopvattingen in al hun naaktheid volledig tegengesteld zijn. En dat wil zeggen dat alleen maar 1 van beide juist kan zijn.
Welnu, de ervaring leert dat de evangelische houding van zelfgave, van er willen zijn voor anderen, je geluk vinden in het gelukkig maken van anderen, zin en levensvervulling geeft.
Terwijl het altijd en overal bezig zijn met en voor jezelf je alleen maar korte momenten van bevrediging geeft maar buiten die momenten vooral veel leegte en onvrede.
Wij moeten ons bijgevolg geen zorgen maken over de toekomst van het christendom.
Gewoon omdat het wáár is. En dan bedoel ik niet zozeer de theologische leer, want die valt niet te bewijzen. Maar de christelijke levenshouding. Omdat ieder van ons de waarheid ervan voortdurend in het eigen leven kan ervaren. Gelukkig zijn we, niet als we altijd maar meer kunnen reizen en eten en geld opdoen. Want dat is alleen maar “plezant”. Gelukkig, echt gelukkig zijn we pas als we. . . anderen gelukkig maken.

De adembenemende ambitie van de christen
ma 09 augustus '21

Zondag 8 augustus 2021, Negentiende zondag door het jaar (jaar B)

Een tijdje geleden kwamen wij samen met de ouders van de eerstecommunicanten in een parochie waar de papa’s en mama’s zelf catechese geven aan de kinderen.
En op die bijeenkomst kwam er toch enige ongerustheid, een zeker misnoegen zelfs naar boven omdat de personen en instellingen die in Vlaanderen geacht worden het geloof door te geven, in school en catechese, in vorming, artikels en publicaties en zelfs in preken in de kerk, niet het geloof maar een moraal, een ethische houding doorgeven.
En laat dat nu net ook mijn persoonlijke dada zijn, mijn persoonlijke frustratie.
Het christelijk geloof is toch echt wel meer dan alleen maar “niet pesten op school” en “mama helpen bij de afwas”.
Je zou er kunnen om lachen maar die situatie heeft enkele heel nare gevolgen. Om te beginnen al het feit dat de meeste van onze jongeren bijna niets meer afweten van het geloof. Hedendaagse jongeren zijn niet (meer) tégen het geloof, maar ze kennen het gewoon niet meer.
Soms hebben ze van in de kleuterklas tot aan hun doctoraat alleen maar katholiek onderwijs gevolgd maar, volgens een onderzoek in Groot-Brittannië, weet 78% van hen niet dat Pasen verwijst naar de verrijzenis van Christus.

Koude prak
Veel beter gekend zijn ondertussen de vooroordelen tegen het christelijk geloof.
Vooroordelen die door de media liefdevol gekoesterd en in stand gehouden worden. Zoals daar is, bijvoorbeeld, de vermeende tegenstelling tussen geloof en wetenschap. Een erg belegen opvatting waar in onze tijd nog maar weinig echte wetenschappers een cent voor geven.
Maar toch vertelde een jongen die voor ingenieur studeert mij enkele weken geleden het volgende. Een paar medestudenten hadden begrepen dat hij gelovig is en ze riepen, oprecht verbaasd: “Maar allez, hoe kan dat nu. Als je voor ingenieur gaat dan kies je toch voor de wetenschap en toch niet voor die Adam en Eva. . . “
Alsof christenen d’ office creationisten zijn. Merkwaardig toch. Zelf heb ik over Adam en Eva alleen maar gehoord zoals ik gehoord heb over Noach en Samson en over Sneeuwwitje.
Want, hoewel ik al 72 ben, heb ik over die materie in de lessen biologie alleen maar horen spreken van Charles Darwin en Teilhard de Chardin.
Hoe hardnekkig kunnen die vooroordelen toch zijn. Oké, er was natuurlijk de eerste geschokte reactie op Charles Darwin en er zijn nu nog altijd de creationisten in Amerika. En wat dan nog?
Creationisten zijn binnen het christendom een wat exotisch curiosum, meer niet.
Hén voorstellen als dé christenen is gewoon intellectueel oneerlijk. Dat doet denken aan het meest rabiaat-kapitalistische land ter wereld, dat wordt geregeerd door mensen die zich communist noemen. Daar kunnen Karl Marx en zijn geestgenoten toch ook niet aan doen. . .

Raar
Anderzijds, en dat lijkt helemaal tegenstrijdig met wat ik eerder zei, is de moraal van het christendom juist wél gekend in onze samenleving. Maar men is zich daar weinig van bewust.
Professor Apostel, de grote (ongelovige) humanist uit mijn jeugd, die zei daarover: “Eigenlijk is onze beschaving zo totaal doordrongen en gekneed door het christendom dat wij als vrijzinnigen bijna niet meer oorspronkelijk kunnen denken.”
En inderdaad, wat moraal betreft zal je een westerse atheïst dingen horen verdedigen die eerder op een bisschopsconferentie thuishoren dan op een partijcongres in China.
Over de waarde van het individu bijvoorbeeld.
Een kwalijk gevolg daarvan is dan weer dat christenen en atheïsten de neiging gaan vertonen om zich te profileren via de tegenstelling, eerder behoudend en verregaand verruimend, in kwesties waar ze het ten gronde over eens zijn.

Jezus
Het grote misverstand blijft echter dat we het christendom verpieterd hebben tot een stel morele regels. En dat dat ook het beeld is dat mensen ervan gekregen hebben.
Vandaag zegt Jezus ons in het evangelie precies waar het op staat. En Hij doet dat door te herinneren aan het manna dat de joden aten in de woestijn. Brood dat hen tijdelijk uit de nood hielp. Terwijl ze achteraf, zoals elk leven wezen, toch nog doodgingen.
Ik daarentegen, zegt Jezus, ben het brood dat leven geeft. Wie mij eet, d.w.z. wie mij in zich opneemt, wie mij volgt, zal eeuwig leven.
Dáár vooral gaat het om in het christendom. Die oneindige ambitie.
Het christendom gaat inderdaad ook over moraal. Het gaat inderdaad over het scheppen van liefdevolle relaties tussen mensen én over het naderbij brengen van het Rijk Gods op aarde: een vredevolle, rechtvaardige samenleving. Maar het gaat nog veel verder.

Weergaloze ambitie
Er is ook, niet minder dan het verlangen naar eeuwig leven. Het verlangen om opgenomen te worden in het leven van God zelf. Het is een onbeschrijflijk, stoutmoedig, duizelingwekkend streven dat met niets anders kan vergeleken worden. En toch staat het voor iedereen open en is het de kern van ons geloof: mij zo door de God van liefde laten kneden dat ik uiteindelijk een deel wordt van Gods eigen eeuwig leven. In die zin kan het paternostergebed van een eenvoudig oud dametje getuigen van een ambitie die weidser en gedurfder is dan die van Elon Musk, Jeff Bezos en Richard Branson.
Want die willen alleen maar ontzettend rijk en beroemd worden.
Terwijl dat vrouwtje gaat voor. . . eeuwig leven. Adembenemend.
Maar Jezus zegt haar dat het kan.

Onze woelige, veelkleurige, heerlijke wereld
zo 08 augustus '21

Zondag 1 augustus 2021, Achttiende zondag door het jaar (jaar B)

Een tijdje geleden hadden we het erover dat christenen hoegenaamd geen moeite hebben met welstand, met eten en drinken, met genieten van de “goede dingen des levens”.
Omdat je op enkele minuten niet alles kan zeggen, ook niet als dat belangrijk is, wil ik er vandaag aan toevoegen dat die stelling juist is, maar onvolledig.

Ascetisch
Er zijn immers binnen het christendom ook strekkingen geweest die iets helemaal anders voorstonden. Vooral onder invloed van het Griekse denken dat in Jezus’ tijd de toon aangaf.
Die Grieken waren in de praktijk absoluut niet vies van een potje vrijen, maar in hun filosofie zagen ze het lichaam toch liever als een blok aan hun geestelijk been. Of, zoals zij het uitdrukten: het lichaam was de kerker van de ziel.
En ze kwamen daarmee heel dicht in de buurt van een boeddhisme dat alleen heil verwacht van het laten afsterven van een aantal menselijke verlangens.
Die richting heeft binnen het christendom ook altijd bestaan. (Al werd ze vaak even enthousiast bespot en bestreden door andere christenen). Dat ging van de zogenaamde pilaarheiligen, die in het begin van onze tijdrekening in de Egyptische woestijn op een hoge paal gingen zitten, net zolang tot ze er dood van afvielen. Tot en met de pastoor van Ars, de patroon van de parochiepriesters, die het zichzelf bijna niet kon vergeven als hij in een zwak moment een beschimmelde aardappel tot zich nam.

Diversiteit
En dat had je zo op alle terreinen. Terwijl de abdijen haarden van cultuur waren, waar de kennis van de teloorgegane antieke wereld werd bewaard en doorgegeven en waar de beginnende wetenschap aarzelende stapjes zette naar een nieuwe tijd, waren er ook monniken die dat allemaal maar duivelswerk vonden. En toen de katholieken tijdens de renaissance er een meer levenslustige houding gingen op aannemen, werden ze op strenge toon teruggefloten door het opkomend protestantisme en schoot de hele Kerk terug in een puriteinse kramp.
Eigenlijk is het christendom, dat zo hoog opgeeft van eenheid en samenhorigheid, altijd één groot lappendeken geweest van elkaar tegensprekende en bestrijdende strekkingen.

Boeiend
Goddank. Want juist dat heeft onze cultuur zo boeiend gemaakt. En het heeft de weg naar ons vooruitgangsgeloof geëffend. De enige vaste spil was de persoon van Christus.
En Hij heeft geen wetten voorgeschreven, geen riten vastgelegd, geen geboden of regels opgelegd. Alleen zijn persoon en het enige gebod: het gebod van de liefde. En daarrond kon alles bewegen en draaien.
En er heeft nogal wat gedraaid, en bewogen binnen het christendom.
In vele andere culturen was onveranderlijkheid de regel. In vele beschavingen veranderde er gedurende een tijdspanne van 1000 jaar zo goed als niets.
Alles lag vast, niets bewoog echt.
Niet zo in Europa, waar de Kerk al zeer vroeg overal universiteiten oprichtte.
En die universiteiten werden de bakermat van onderzoek en discussie, van felle debatten en van hartstochtelijk zoeken naar de waarheid.
Dat laatste had uiteraard ook zijn mindere kanten.
Ketters, die gezien werden als een gevaar voor de maatschappij, werden in de regel opgejaagd en uitgeschakeld. Als men hen kon vatten tenminste, want meestal hadden ze onmiddellijk veel aanhangers die in de tegenaanval gingen.
De geest was nu eenmaal uit de fles. En in het christelijk Europa verloren zelfs koningen hun hoofd. Niet door toedoen van roofzuchtige andere koningen zoals elders.
Maar door toedoen van hun eigen mensen, hun eigen parlementen.
Uiteindelijk werd zelfs de Bijbel aan kritisch onderzoek onderworpen en krijgt de Kerk, tot op vandaag, heel vaak de schuld van zowat alles wat er misloopt in de wereld.

Christelijke humus
En toch is het heerlijk om in die wereld te wonen. En is die wereld in niet geringe mate te danken aan diezelfde Kerk.
Of beter nog, aan het christelijk geloof en vooral aan Jezus zelf.
Heel de leer van Jezus ademt immers vrijheid, bevrijding en verlossing.
Vergeving ook, opnieuw kunnen beginnen, niet vastgeprikt worden op je verleden, je afkomst, je ideeën. En dat zet zich uiteindelijk door.
En natuurlijk heeft de Kerk, zoals elk normaal gevestigd instituut dat doet, geprobeerd om die geest onder controle te houden, om “wilde fantasieën” in het gareel te brengen, om Jezus zelf aan de leiband te houden. Maar dat lukte niet echt. Dat kon ook niet. Het is echt niet toevallig dat de grote bevrijdingsbewegingen en revoluties, dat Verlichting, socialisme en liberalisme het licht zagen in de christelijke wereld en niet bij de Inca’s of de Maya’s, niet in Afrika of in China of Japan.
En ook al gingen die bewegingen nogal eens in tegen het gevestigde geloof, ze zijn ondenkbaar buiten de christelijke humus. Laten wij daarom onze veelkleurige wereld van harte omarmen. Misschien heeft Jezus die wereld grotendeels zo gewild en niet anders.
En in ieder geval wil Hij van ons vrije mensen maken. Vrij om te zeggen wat we denken. Vrij ook om te durven luisteren naar wat anderen ons kunnen leren.

Het echte wonder
do 29 juli '21

Zondag 25 juli 2021, Zeventiende zondag door het jaar (jaar B)

Het evangelieverhaal over de Broodvermenigvuldiging is één van de meest tot de verbeelding sprekende verslagen van het hele Nieuwe Testament.
Ongetwijfeld omdat het over een gebeuren gaat dat uitgesproken magisch aandoet. Het lijkt een soort toveren dat Jezus hier doet: van 5 broden en
2 vissen geeft Hij 5000 mensen te eten. De voorraad wordt uitgedeeld, maar de vis raakt niet op en de korf met het brood raakt niet leeg. En zoiets intrigeert ons in hoge mate.
Al van in de oertijd kijken mensen gefascineerd naar goocheltrucs en worden ze (maar wat graag) bij de neus genomen door handige jongens die met toverkunsten hun publiek verbazen.

Spel
Maar toveren bestaat in werkelijkheid alleen in onze verbeelding. En een goocheltruc is inderdaad ook niet meer dan een truc.
Soms, maar niet altijd, wordt het aangewend voor geldelijk gewin.
Reclame, bijvoorbeeld, zit in die sfeer. Bovendien belooft reclame alleen maar wonderbaarlijke ervaringen, maar je ziet daar meestal weinig van als je erop ingaat.
Meestal echter is goochelen en toveren louter onschuldig spel en ontspanning.
Maar altijd wordt daarbij de focus helemaal gelegd op diegene die de act opvoert. Alle aandacht, bewondering, respect en sympathie gaan naar diegene die het wonder verricht.
De mensen die het publiek uitmaken kennen dan wel de sensatie van de verwondering. Maar je kan moeilijk beweren dat iemand van hen er ook echt beter van wordt. Diegene die voor het wonder zorgt wel.

Politici
Ik moet nu denken aan een aantal politici uit mijn jeugd. Politici zijn ook een soort tovenaars. Zeker al in het beloven van een heerlijke toekomst en van wonderbaarlijke verwezenlijkingen. Vaak traden ze (vroeger meer dan nu) ook op als sponsors. En werkten ze zichzelf in de belangstelling met het bekostigen van recepties en koffietafels, soms zelf van heuse pensenkermissen. (Iemand uit het Brusselse is op die manier zelfs ooit eerste minister geworden).
Nu heeft volgens mij iedereen het recht om een eigen kleur te geven aan het begrijpen van een evangelietekst. Maar je kan Jezus onmogelijk in de rij van dat soort mensen zetten. Als iemand die iets opzienbarends doet om de aandacht helemaal naar zich toe te trekken en daar persoonlijk voordeel uit te halen.
Er staat zelfs in de tekst dat Jezus wegvlucht als Hij begrijpt dat de mensen hem misschien wel tot koning willen uitroepen omdat ze iemand die voor gratis eten zorgt wel zien zitten.
Als Jezus een wonder doet is dat altijd om mensen recht te trekken en te bevrijden. En om ons ertoe aan te zetten hetzelfde te doen.

Probleem
En precies daarom denk ik dat we hier moeten afstappen van de letterlijke interpretatie van de tekst. Ik zal wel de laatste zijn om bij elk evangelieverhaal onmiddellijk op zoek te gaan naar de “symboliek” en elke letterlijke aanname op voorhand af te wijzen.
Maar in dit geval ben ik er zeker van dat dit aangewezen is.
Omdat wat Jezus doet oneindig veel wonderbaarlijker is dan het “toveren” van eten voor 5000 mensen uit een mandje met enkele broden en vissen.
Laat ons even terugkeren naar het verhaal. Op een bepaald ogenblik heeft een grote menigte van duizenden mensen zich rond Jezus verzameld om naar zijn woorden te luisteren. Dat luisteren was in die tijd—zonder micro’s—niet echt een probleem. Tussen de menigte stonden talrijke medewerkers, die de woorden letterlijk doorgeven tot in de achterste gelederen. Er is echter een ander probleem: ze bevinden zich op een eenzame plaats en er is geen catering voorzien. En ook geen sponsor die bij wijze van reclamestunt ervoor zorgt dat al die mensen in geen tijd een lunchpakketje toegestopt krijgen. Wat natuurlijk ook een formidabel wonder zou zijn.

Mirakel
Wat Jezus doet is echter veel spectaculairder dan dat.
En het mirakel, want dat is het, begint bij een jongen die een paar broodjes en visjes bij zich heeft, en die zijn voorraadje afgeeft om het te delen met anderen.
Het vervolg laat zich raden.
De unieke persoonlijkheid van Jezus en zijn van liefde vervulde hart dat doorklinkt in al zijn woorden, brengen uiteindelijk alle aanwezigen ertoe om alles wat ze bijhebben en aanvankelijk angstvallig voor zichzelf wilden houden, te delen met allen.
En dan blijkt dat er probleemloos genoeg is voor iedereen.
En dat zou ook vandaag zo kunnen gaan.
Er is genoeg rijkdom op onze aarde. En toch leven zoveel miljoenen mensen in armoede en sterven ontelbaar velen van honger.
Officieel vinden wij dat verschrikkelijk en spreken wij afkeurend over de superrijken. Maar anderzijds -kijk naar pers en televisie- fascineren die rijken ons, willen we alles over hen weten.
Heimelijk bewonderen wij hen, spiegelen wij ons aan hen.
Er is iets mis met onze wereld.
Wij missen Jezus.

Nood aan rust
do 29 juli '21

Zondag 18 juli 2021, Zestiende zondag door het jaar (jaar B)

Vorige week zagen we dat wij bij de broodnodige evangelisatie-inspanningen vooral beroep zullen moeten doen op het potentieel aan geloof in onze eigen gemeenschap.
Dat we niet te vlug en zeker niet uitsluitend alles moeten verwachten van knappe sprekers en geleerde uiteenzettingen. Maar dat wij op de eerste plaats onze verwachtingen moeten richten op mensen in onze onmiddellijke omgeving, gelovigen uit onze eigen gemeenschap. Ouders, leerkrachten, catechisten, overtuigde jongeren en wijze ouderen.

Gefascineerd
Geloven is hier belangrijker dan boekenwijsheid.
Want alleen mensen die zelf geloven, kunnen het geloof doorgeven.
Natuurlijk is ook kennis van het geloof belangrijk.
Je kan niet zomaar, onder de vlag van het christendom, je eigen privé-geloofjes doorgeven. Wie met geloofsoverdracht bezig is, dient ook open te staan voor vorming en het opdoen van nieuwe inzichten.
Maar de allereerste voorwaarde is dat je zelf gefascineerd bent door het geloof.
Dat je zelf zoekt naar verdieping. Dat het geloof ook voor jezelf een “ queeste” is, een zoeken om God steeds meer op het spoor te komen. Om steeds dichter bij Hem te komen. Om steeds beter te begrijpen wat Hij van je wil.
En dat je ook probeert in je eigen leven, met vallen en opstaan, daaraan te voldoen.
Je moet er dus echt mee bezig zijn. En niet alleen 1 keer per week, tijdens de Mis. Het geloof moet iets zijn dat je echt boeit. Iets dat je niet gerust laat.

Rust nemen
En dat is in deze hectische tijd niet simpel. Hectisch inderdaad. Want zelfs in de onzalige coronaperiode kenden wij weinig rust.
We waren dan misschien wel meer eenzaam maar we hadden daarom nog geen rust.
En het feit dat werk en vergaderingen nu doorgingen via de computer was geen garantie voor rust en geestelijk welbehagen.
Omdat wij, ook tijdens de coronatijd, via tv, Facebook en wat weet ik allemaal nog altijd op 1 dag meer beelden en meningen te verwerken kregen dan een middeleeuwer tijdens zijn ganse leven.
Vandaag brengt het evangelie ons een heel gewoon, bijna huiselijk tafereel.
De leerlingen komen terug van een zending en Jezus toont zijn waardering voor hun inzet door hen uit te nodigen wat rust te nemen.
Op het eerste gezicht toont Hij zich hier een erg hedendaags aandoende werkgever.
Een baas die doorheeft dat de mensen die je in dienst hebt veel beter presteren als je hen menselijk behandelt.
En het zal best wel zo zijn dat Jezus zijn apostelen regelmatig wat “vakantie” gunde: uitrusten, wat uitgebreider eten dan gewoonlijk, waarschijnlijk ook wat meer contact met hun familie enz.

Genieten
Maar er is ook nog wat anders. Iets dat ik eerst niet wist maar wat ik nu gelezen heb: als Jezus zijn mensen uitnodigt om wat rust te nemen dan gebruikt Hij daarvoor hetzelfde woord dat gebruikt wordt om de Sabbat aan te duiden.
Het gaat dus inderdaad over “uitrusten” (je mocht op Sabbat maar heel weinig doen).
Maar dat uitrusten stond helemaal in het teken van werken aan je relatie met God.
Als Jezus het heeft over rust nemen dan bedoelt Hij dus nog wat anders dan lekker lang uitslapen en uitgebreid eten en drinken en onszelf verwennen. Dan heeft Hij het duidelijk niet alleen over het genieten van wat wij tegenwoordig aanduiden met het nemen van quality time voor onszelf.
Dan bedoelt Hij ook nog iets helemaal anders.
Ik moet nu ineens denken aan mijn hebbelijkheid, al van in mijn jeugd, om mezelf te verwennen met zoetigheid. Alles wat te maken heeft met suiker: taart, wafels en vooral chocolade. En als ik er mij aan begeef, mag het ook altijd “ietsje meer zijn”. Suiker is een genotsmiddel.

Drugs
Er is niks mis met genot en ook niet met genotsmiddelen. Wij zijn geen boeddhisten. Wij geloven dat je de Schepper eert met te genieten van de goeie dingen des levens.
Maar wanneer dat genieten iets dwangmatigs wordt is het middel een drug geworden.
En van drugs is geweten dat ze geen geluk schenken, alleen maar waan en schijn.
Dat ze je dus juist beletten om echt gelukkig te zijn.
Pas toen ik, vooral omwille van overgewicht, radicaal mijn suikerverbruik terugdrong, merkte ik, totaal onverwacht, dat ik veel minder last had van donkere gedachten, opvliegendheid, kwaadheid. M.a.w. je neemt genotsmiddelen om je goed te voelen, omwille van het kortstondig gevoel van welbehagen.

Duurzaam
Maar in feite beletten ze je juist om echt en duurzaam gelukkig te zijn.
Wat Jezus ons zegt is, rust wat uit, stap al eens af van de mallemolen van rusteloos consumeren en jezelf verwennen.
En kom tot rust in de tuin waar je wandelt naast God. En waar je leert dat de zin van je leven en echt en diep geluk te vinden zijn, niet in het alles naar je toehalen maar juist in het je geven aan anderen.

Geloofsoverdracht
ma 12 juli '21

Zondag 11 juli 2021, Vijftiende zondag door het jaar (jaar B)

De eerste lezing vandaag brengt ons een interessant twistgesprek tussen de profeet Amos en de door de overheid betaalde hogepriester van het staatsheiligdom in Betel. Het zou ons te ver voeren hier in te gaan op de oorzaken van dit twistgesprek: het uiteenvallen van het koninkrijk van David in twee elkaar weinig vriendelijk gezinde staten.
Interessant voor ons is vooral het twistgesprek zelf.
De hogepriester van Betel zegt -zeer uit de hoogte- tegen Amos: “Mijn beste profeet uit Jeruzalem, maak tussen het volk in Judea zoveel van je tak als je wilt, maar hier in dit officiële heiligdom in het Noordrijk heb je niets te vertellen”.
Waarop Amos, die ook niet op zijn mondje gevallen is, antwoordt: “Mijn beste hogepriester, ik ben helemaal geen profeet, ik ben niet van uw soort, ik behoor niet tot het gilde van gesubsidieerde specialisten. Ik ben een boer, een gewone veehouder en vijgenkweker. Maar de Heer heeft mij achter mijn dieren weggehaald om mij naar zijn volk te zenden”. Als dat geen statement is weet ik het niet.
En het is vooral ook een oproep naar ons toe, naar de gewone gelovigen in deze tijd.

Anders
Een tijd waarin de geloofsoverdracht van de ene generatie op de andere blijkbaar helemaal vastgelopen is.
Om te beginnen geven vele ouders en grootouders het geloof niet meer door aan de kinderen. Terwijl dat vroeger vanzelfsprekend was. Je kan daar vele redenen voor aanhalen, maar de allerbelangrijkste is zeker dat ouders en grootouders bang zijn iets verkeerds te zeggen of te doen. “’t Is nu allemaal zo anders dan vroeger, meneer”.
En dus laten ze de geloofsoverdracht helemaal over aan het godsdienstonderwijs op school. Maar het probleem is dat onderwijs en catechese tegenwoordig wel kennis van het geloof en van de moraal doorgeven. . . maar niet het geloof zelf.
Geloofsoverdracht is ook iets helemaal anders dan kennisoverdracht.
Geloof geef je door, niet via kennis maar met je hele manier van zijn. En van persoon tot persoon.

Doorleefd geloof
Ik weet nog heel goed dat ikzelf het geloof gekregen heb van een zustertje van de kleuterklas. Ze was een heel onopvallend nonnetje. Helemaal anders dan de juf van de tweede klas waar wij, de jongens, allemaal smoorverliefd op waren. Want hoewel ze al meer dan 60 was, vonden wij haar adembenemend mooi. Ze was ook de enige vrouw in ons dorp die in die tijd al make-up gebruikte. En ieder jaar ging ze, ook als enige in het dorp, in Spanje een bruin kleurtje kopen.
Het zustertje uit de kleuterklas daarentegen had niets dat echt de aandacht trok, ze was zeker niet opvallend mooi of verstandig. En, achteraf bekeken, wist ze waarschijnlijk wat theologie en filosofie betreft ook van toeten of blazen.
Maar als dat zustertje over Jezus sprak, dan wist je gewoon dat het waar was.
Dat is geloofsoverdracht: spreken vanuit je eigen doorleefde geloof.
En daarom, nu de “gewone” kanalen falen of toch minstens hun doel voorbijschieten, moeten wij als gelovige gemeenschap beroep doen op het potentieel aan geloof dat er leeft in ons midden.

Misvatting
En daarom kan het niet genoeg benadrukt worden dat zelf geloven -hoe eenvoudig ook- het enige is wat nodig is om het geloof te kunnen doorgeven.
In onze tijd leeft heel sterk de opvatting dat je zoekende mensen tot geloof kan brengen door het op een heel rationele, zeg maar geleerde manier te verwoorden. Of door het op een zeer originele manier te brengen.
En liefst ook met behulp van moderne audiovisuele middelen.
Maar ik denk dat dat een serieuze misvatting is.
Rationele argumenten, originele presentatie en ondersteunende illustraties worden heel zeker gesmaakt door mensen die al geloven en voor wie ze een verrijking kunnen betekenen, of soms ook nieuwe inzichten kunnen brengen.
Maar ze hebben, naar mijn mening, weinig nut als je het geloof wil doorgeven aan mensen die nog niet geloven.

Potentieel
Want het allerbelangrijkste bij het doorgeven van het geloof is dat de ander (het kind of de geïnteresseerde zoeker) voelt dat je zelf gelooft.
En wees er maar van overtuigd dat die ander daar heel speciale antennes voor heeft.
Ook kinderen voelen feilloos of je echt gelooft of alleen maar iets opdreunt.
Gebruik dat.
Een mama die zelf gelooft en die haar kind een gebedje aanleert, is oneindig veel belangrijker dan een theoloog die catechese geeft, maar die met de tijd meer verliefd geworden is op de geleerde verpakking van het geloof dan op de inhoud ervan.
Als wij terug willen evangeliseren moeten wij vooral beroep doen op het enorme potentieel dat leeft bij mensen in ons midden die geloven.

Moeilijke Paulus?
ma 05 juli '21

Zondag 4 juli 2021, Veertiende zondag door het jaar (jaar B)

Van Paulus is de op z’n minst eigenaardige uitspraak (eerste lezing): “Kracht (van God) wordt juist in (onze) zwakheid volkomen.”
“Dus”, zegt Paulus, “zal ik het liefst van alles roemen op mijn zwakheden. Dan zal de kracht van Christus in mij wonen. Daarom lijd ik om Christus’ wil gaarne zwakheid, smaad, nood, vervolging en benauwdheid. Want als ik zwak ben, dan ben ik sterk”.
Wat Paulus hier bedoelt, is dat God bij voorkeur ingaat op de gebeden en smekingen van mensen die, bewust van hun eigen onmacht, hun lot helemaal in zijn handen leggen.
Soms zijn mensen zo vol van zichzelf, zo overtuigd van eigen kunnen dat ze God alleen maar om een heel klein beetje “medewerking” vragen, opdat hun eigen erg belangrijk en intelligent uitgekiend project ten volle zou kunnen schitteren.
Een vraag die God waarschijnlijk -al dan niet geamuseerd- naast zich zal neerleggen. Alles wijst erop dat zijn liefdevolle hart bij voorkeur uitgaat naar mensen die in benarde situaties al hun hoop stellen op Hem. Alles van Hem alleen nog verwachten.

Nederig
Eerder zagen we hoe God op zo’n vraag altijd antwoordt. Heel vaak op een andere manier dan wij hadden verwacht, maar wel heel duidelijk.
God houdt er blijkbaar van dat de mens zich nederig en alles van Hem verwachtend opstelt.
Moest God een mens zijn met alle menselijke gebreken, dan zou je kunnen zeggen dat Hij bij zijn optredens een miserabele achtergrond nodig heeft om zelf des te meer te kunnen schitteren. Om zijn eigen optreden beter in de verf te zetten. Maar zo is God natuurlijk niet. Trouwens, God mag zich bij voorkeur tonen aan de mens die zich klein maakt.
God mag iets hebben met nederigheid. Hij is het zelf immers ook. En zelfs op de meest onvoorstelbare manier: Hij is zelf mens geworden.
Het is de grootse paradox van het christendom. God, de Schepper en Instandhouder van miljarden zonnestelsels en sterrennevels, heeft zich laten kennen in een mens, heeft de gestalte aangenomen van zijn schepsels.
“Het is”, zegt CS Lewis, “zo onvoorstelbaar, wij hadden het zelf nooit kunnen bedenken of uitvinden. Het is zo ondenkbaar, zo absurd. . . het MOET wel waar zijn.”

Ongeloof
Het moet ons dan ook niet verwonderen dat God zich niet alleen toont aan zwakke en nederige mensen maar soms ook in zwakke, nederige mensen.
Maar wij hebben het er heel, heel moeilijk mee dat het heilige, het goddelijke zich zou laten kennen in het kleine, het zwakke, het menselijke.
En vandaag vinden wij die reactie, die houding terug in het evangelie van deze zondag. Jezus komt terug in zijn vaderstad Nazareth. En dat bezoek brengt opschudding teweeg.
Dat de “menswording” heeft plaatsgevonden wil zeggen dat Jezus ook 100% mens was.
Dat Hij zich pas op volwassen leeftijd bewust geworden is van zijn zending en van wie Hij eigenlijk was. En dat Hij dus ook een gewone jeugd heeft gehad, die in weinig verschilde van die van de andere jongens van zijn leeftijd.
En nu horen de Nazareners de verhalen over Hem, over wat Hij zegt en doet en vooral over de uitspraken die Hij doet over zichzelf. En dat kan toch niet!
Zij kennen Hem toch van vroeger. Hij is familie, Hij is één van hen, Hij kan gewoon niet de Messias, de Verlosser of de Zoon van God zijn. . .

Moeilijk
En dat is zo typisch. Wij kunnen er gewoon niet bij dat God zich toont in een gewone mens, dat zijn kracht zich toont in zwakheid.
Dat God zich toont in Jezus, oké, dat is een geloofspunt. Tot daar dus!
Maar toch niet in andere, heel gewone mensen!
Heiligen moeten voor ons ook dag-en-nacht “heilig zijn”. Zij kennen de grootste tegenstand, soms zelfs pure vijandigheid in hun eigen kring. Heiligen zijn echter op de eerste plaats gewone mensen die soms iets uitzonderlijks doen.
Maar als ze op andere momenten gênant gewoon doen, dan wordt dat nogal eens gezien als een uit-hun-rol-vallen, als de ontmaskering van bedrog.
Wij hebben het er bijzonder moeilijk mee dat de Kracht van God zich bij voorkeur toont in de zwakheid van mensen.

Vertrouwen
En nochtans is dat een heerlijke, moedgevende gedachte.
Voor onszelf maar ook voor onze kerkgemeenschap.
Wij zijn zo langzamerhand op het punt gekomen dat wij durven zien dat de Kerk in Vlaanderen niet in crisis is maar gewoon aan het verdampen is.
Wij moeten ophouden met onszelf zoet te houden met projecten, studiedagen, vergaderingen, boeken en Cd’s. Met gewichtigdoenerij.
Het enige wat wij echt moeten doen is, met heel onze Kerk in alle nederigheid op de knieën gaan zitten. En vragen: “Heer, redt ons”.
Alleen dán zal de kracht van Christus onder ons komen.
Alleen dan.

Heeft smeekgebed zin?
wo 23 juni '21

De eerste lezing vandaag is genomen uit het boek Job. Het boek Job is, ook literair gezien, een van de schitterendste boeken van het Oude Testament.
Het gaat over een voortreffelijke man die een geslaagd leven leidt, heel succesvol in zaken en gelukkig met zijn gezin en zijn vele vrienden. En die ook een ethisch hoogstaand leven leidt, die ook goed is voor andere mensen.
En dan ineens gooien kwaad en lijden zich met hun vernietigende kracht op het leven van deze voorbeeldig levende man. Niets blijft hem bespaard, alles wordt hem afgenomen. Geen streepje geluk, geen sprankeltje hoop wordt hem gelaten.

Onverschillig universum
En nochtans was hij een door-goeie man, een vriend van God, een voorbeeld voor de mensen.
Het boek Job rekent hier af met de bij joden zo populaire opvatting dat lijden een straf is voor onze zonden. Het boek Job zegt dat er geen enkel oorzakelijk verband bestaat tussen die twee.
Er zijn mensen die totaal niet deugen en die toch door het leven vliegen.
Terwijl soms hele lieve mensen die een zegen zijn voor anderen, de ene vreselijke opdoffer na de andere te verwerken krijgen.
Dat komt vreselijk onrechtvaardig over. En wij willen weten waarom dat zo is. Wij zouden immers toch zo graag hebben dat heel de kosmos geregeld wordt door een soort rechtvaardigheidsprincipe.
Zelfs mensen die totaal niet in God geloven zal je soms horen zeggen: “Waar heb ik dat verdiend?” of “Waarom moet juist mij dit nu overkomen?”
Maar er komt nooit een antwoord op die vraag. We weten alleen dat de wereld en het leven zo in mekaar steken. Het universum is volmaakt onverschillig voor morele categorieën als rechtvaardigheid en mededogen. Wij weten dat het zo is, maar we kunnen er nooit achter komen waarom dat zo is.

Ontnuchterend
Dat is ook de conclusie van het boek Job: hou er mee op met naar het waarom van die toestand te zoeken, je zal er nooit achter komen, je verstand is daarvoor te klein.
De ene mens wordt geboren en lijkt door zijn afkomst, zijn genen en zijn capaciteiten geprogrammeerd om probleemloos door het leven te gaan.
Terwijl andere mensen van bij hun geboorte het met veel minder moeten doen en van in het begin al zorgbehoevend zijn.
Wij worden in het leven geworpen, ieder in zijn eigen superindividuele omstandigheden.
Het enige dat wij kunnen zeggen is dat het evangelie iedere mens oproept om in die eigen superindividuele omstandigheden zin aan zijn leven te geven en ondanks alles toch een goed mens te zijn. Erg ontnuchterend is dat.
Want het snijdt als een mes door de hedendaagse fantasie over de maakbaarheid van het leven. En het snijdt vooral ook door de tijdloze droom over God als een handig hulpje in moeilijke omstandigheden. God als een soort laatste, magische redmiddel als al het andere heeft gefaald. Zo is God duidelijk niet en wij kunnen niet anders dan ons daarbij neerleggen.

Groei
Geloof ik dan niet in wonderen? Natuurlijk geloof ik daar in.
Ik ben tenslotte katholiek. God is voor mij oneindig veel meer dan een moreel principe. Voor mij als christen is God de levende Heer, die helemaal betrokken is op het leven van mensen. Iemand die ons draagt en van ons houdt en die ons zelfs deelgenoot wil maken aan zijn eigen leven.
Maar Hij is God. Hij is niet ons knechtje dat moet optreden als wij met de vingers knippen. Hij gaat ons in en uit, en toont zich in ons leven waar, hoe en wanneer Hij dat wil. Wij hebben geen controle over Hem.
Als God duidelijk merkbaar ingrijpt in ons leven, gaande van een discreet knipoogje tot en met een spectaculaire genezing, dan zal dat in ieder geval altijd te maken hebben met het stimuleren van onze groei naar een meer liefdevol wezen.
En zelfs daar hebben wij geen klare kijk op en moeten wij ons vertrouwen stellen op de wijsheid van God.

Alles kan
Heel die situatie heeft echter, onverwacht, ook een uiterst prettige kant. Het feit namelijk dat wij gewoon alles mogen vragen aan God.
Letterlijk alles. Ook als wij vragen om het stillen van een storm (in of buiten onszelf) of zelfs gewoon om goed weer bij één of andere onderneming.
Als God oordeelt dat het inwilligen ervan bijdraagt tot onze groei in de liefde, zal Hij het ons geven. Dat geloof ik vast.
Er is nog iets. Iets heel belangrijks. God houdt niet alleen van ons, Hij wil ook dat wij Hem beminnen. En beminnen = vertrouwen. Je kan dus rustig stellen dat God al ons vragen nooit moe wordt. Integendeel. Al onze vragen en smekingen zijn voor Hem evenzovele uitingen van vertrouwen in Hem. En dus ook van liefde voor Hem.
En als je laat zien dat je van God houdt en Hem vertrouwt, kán je gewoon niet op de verkeerde tram zitten.

Vertrouwen
di 15 juni '21

Zondag 13 juni 2021, Elfde zondag door het jaar (jaar B)

Er zijn mensen die God vooral zoeken (en ook vinden) in de natuur.
Ik heb daar alle respect voor, iedere mens vindt God op een heel eigen, persoonlijke manier. Maar mijn weg is het niet.
Ik kan wel ongelooflijk genieten van de natuur. Ik kan heel nostalgisch en poëtisch worden van een zonsondergang aan zee, de late roep van een vogel, de zilveren schittering van de avondlijke nevel over een meer. Ik kan enorm ontroerd worden bij een film van National Geographic, en zelfs wenen bij het zien van de ontroostbare droefheid en wanhoop -je ziet dat werkelijk- van een olifantenmoeder van wie de baby gestorven is en die zich wanhopig moet verzetten tegen de oprukkende hyena’s die haar kindje willen verscheuren. En hoe die olifantenmoeder uiteindelijk de strijd verliest. . . en ik kan in heel die wreedaardige gang van zaken God onmogelijk herkennen.

Onaf
De natuur is niet alleen mooi. De natuur is ook ongelooflijk wreed.
De wereld is duidelijk “onaf”. En je neerleggen bij de wereld zoals hij is, is je neerleggen bij wreedaardigheid en tirannie. Is onverschillig blijven bij alles wat slecht en verkeerd is. Is zo goed als instemmen met alle onrecht, ook tussen mensen en volkeren.
De wereld is onaf. En als God werkelijk liefde is—wat wij geloven—dan wil Hij dat wij medescheppers worden, dat wij ingrijpen en die wereld mooier maken. Dat wij ingrijpen in de natuur. En dat wij op de eerste plaats de verhoudingen tussen de mensen lieflijker en vredevoller maken.
Maar als wij spreken over ingrijpen in de natuur, over de wereld veranderen, dan moeten wij er ons van bewust zijn dat we hier heel omzichtig moeten tewerk gaan. Omdat wij als mensen, in tegenstelling tot de rest van de natuur, wél over een moreel besef beschikken. En dat geeft ons een enorme verantwoordelijkheid.

Beheerders
Veel te laat hebben wij ingezien dat wij in harmonie moeten leven met de natuur, waar we zelf een deel van zijn. En dat wij als goede beheerders met de aarde moeten omgaan. Dat wij respectvol gebruik moeten maken van de hulpmiddelen die de natuur ons aanreikt. Maar dan als goede beheerders, niet als uitbuiters.
Veel te lang immers hebben wij, wild en onbezonnen, de aarde uitgebuit, de lucht verpest, de zeeën bezoedeld.
Eigenlijk kunnen wij als mensen niet genoeg beschaamd zijn voor wat wij onze aarde (voorlopig alleen nog onze aarde!) hebben aangedaan.
En dat omwille van onze tomeloze hebzucht.

Wijsheid
Maar anderzijds is het ook zo dat wij niet terug in het andere uiterste moeten vervallen.
Het joods-christelijk denken heeft indertijd een einde gemaakt aan de vergoddelijking van de natuur. Misschien wel de eerste en belangrijkste vorm van secularisatie die ooit heeft plaatsgevonden.
En dat blijft een goeie zaak. Die “ont-goddelijking” van de natuur maakte bijvoorbeeld het wetenschappelijk onderzoek mogelijk. En wie zal ontkennen dat het voorkomen van overstromingen door het aanleggen van dammen en dijken, het droogleggen van moerassen, maar ook het bestrijden van infecties, kwaadaardige bacteriën en virussen, en de geneeskunde in het algemeen een goeie zaak zijn? Ook al betekenen ze een zeer duidelijk ingrijpen in de natuur.
Het is m.a.w. belangrijk dat wij in onze omgang met de natuur, altijd met veel wijsheid tewerk gaan.

Groeikracht
En er is nog iets. . .
Naast de enorme hulpmiddelen die de natuur ons biedt en de onbeschrijfelijke schoonheid waar wij voortdurend mogen van genieten, is er nog een derde zaak die ons mateloos kan verbazen en tot sprakeloze bewondering brengen.
En dat is de ongelooflijke groeikracht die zich in heel de Schepping openbaart.
De kleinste zaadjes brengen immense bossen voort, één enkel paar dieren onoverzienbare kudden en enkele eitjes van vissen krioelend leven in het water. En dan het palet van kleuren en geuren: onbeperkt, bedwelmend, mateloos schoon.
Maar bovenal die immense groeikracht, overal aanwezig, in alles kiemend, alles stuwend, onstuitbaar doorbrekend, alles vernieuwend.
En juist die groeikracht in de natuur gebruikt Jezus in de parabel van het zaad om ze toe te passen op de komst van het Rijk: ook dat is onstuitbaar.
Ik vind dat persoonlijk een van de meest kostbare parabels en toezeggingen die Jezus ons geeft.
En ook een van de meest troostvolle.

Vertrouw
Speciaal in deze tijd waarin wij ontmoedigd dreigen te geraken bij het verdampen van het geloof bij zovele mensen en de schijnbare ondergang van de Kerk in onze streken. Je zou voor minder de moed opgeven.
Maar dan staat daar Jezus, met zijn altijd herhaalde aansporing: “Wees niet bang!”
Wij moeten alleen maar zaaien. De groeikracht komt van Hem. Wij moeten alleen maar zaaien, niet de jonge plantjes uit de grond naar omhoog willen trekken.
Alleen maar zaaien en vertrouwen. Zijn Woord is sterk genoeg.
De groeikracht zit al in het zaad.
Zij komt van Hem. Wees niet bang. Vertrouw.
Het gezaaide doet zijn werk, hoe dan ook.
Denk aan de woorden van Henriette Roland Holst.
Ik zal de halmen niet meer zien.
Noch binden ooit de volle schoven.
Maar doe mij in de oogst geloven.
Waarvoor ik dien.

Alert blijven
di 15 juni '21

Zondag 6 juni 2021, Sacramentsdag (jaar B)

Vandaag brengt het evangelie ons het relaas van een erg ongewone gebeurtenis: de familie van Jezus die onverwacht uit de schaduw treedt en zich over Hem wil ontfermen en Hem mee naar huis wil nemen. Om Hem “te beschermen tegen zichzelf”. Ze waren er immers stilaan van overtuigd geraakt dat Jezus -zo staat het er letterlijk- niet goed meer bij zijn zinnen was.
Onverwacht en ongewoon inderdaad, maar zeker niet onbegrijpelijk.
Ze hadden Jezus inderdaad al die jaren gekend als een van hen, een gewone jongen, de zoon van oom Jozef zeg maar.
En nu ineens begint Hij rond te trekken en allerlei ongewone dingen te vertellen.
En aandacht te trekken. De verkeerde aandacht, vreest zijn familie. De aandacht van de machtigen. En ze besluiten in te grijpen. Voor zijn eigen goed.
Ze zijn immers bezorgd. Ze menen oprecht dat er iets misgelopen is in Jezus’ hoofd.

Verontrustend
Ze hebben in zoverre gelijk, dat er inderdaad iets gebeurd is met Jezus.
Op het ogenblik dat Hij aan zijn openbaar optreden begint, heeft zich diep in Hem het besef uitgekristalliseerd wie Hij ten diepste is: een mens in wie God zich aan ons wil laten kennen; God zelf in de gedaante van iemand die tezelfdertijd 100% een mens is.
En Jezus mag dan al een ongelooflijk liefdevolle man zijn die al weldoende rondtrekt, die zieken geneest en bedrukten moed inspreekt, het kan niet langer worden genegeerd dat Hij ook hele opmerkelijke, zeg maar gerust “rare” dingen over zichzelf zegt.
Zolang Hij, sprekend over zichzelf, het heeft over “mensenzoon” of zelfs “zoon van God” kan je dat nog, met enige welwillendheid, plaatsen.
Binnen de Joodse cultuur worden nog wel andere mensen “zoon van God” genoemd.
Ronduit verontrustend wordt het pas als Jezus begint uitspraken te doen als: “Ik ben de alfa en de omega”; “Ik ben de Wijnstok, gij zijt de ranken, los van mij kunt ge niets”.
Allemaal verbijsterende uitspraken die culmineren in het verschroeiende: “Wie mij ziet, ziet de Vader. Ik en de Vader, wij zijn één”.

Incarnatie
En hier kan je dus echt niet meer omheen.
Iemand die dergelijke uitspraken doet, die is ofwel inderdaad wie Hij zegt te zijn, ofwel een zwaar gestoord persoon. We moeten kiezen tussen die twee. Een andere mogelijkheid heeft Jezus ons niet gelaten.
Ikzelf geloof het eerste. Het maakt de kern uit van het christendom.
Een kern die bovendien uniek is.
Je kan verschillende punten van overeenkomst ontdekken tussen ons geloof en andere godsdiensten. En dat is uiteraard goed. Maar het punt waar we het nu over hebben is absoluut uniek christelijk: het geloof namelijk dat in de mens Jezus, God zelf naar ons toekomt en met ons een relatie wil aangaan.
Voor ons is Jezus geen profeet, geen bijzonder persoon, geen grote morele leraar. . .
Voor ons is Jezus niemand minder dan God zelf. Maar dan in de gedaante van een mens, de enige mogelijkheid voor ons om te begrijpen wat God van ons wil.
En ik zou het niet anders willen. Ik zou nooit mijn hele leven kunnen toevertrouwen aan een “morele leraar”, een “wijze”, een “goeroe”. . . Jezus moet voor mij meer zijn dan alleen maar dat.
Van Plato en Aristoteles geloof ik dat het grote filosofen en zelfs leraren der mensheid waren. Maar ik kan er alleen maar over lezen, ik kan er geen relatie mee aangaan, ze zijn geen realiteit in mijn leven. Jezus wel. Jezus is de warme nabijheid van God, ook voor mensen van deze tijd.

Helaas. . .
Maar voor velen is dat besef, dat geloof, verloren gegaan in de jaren 70 en later.
Hetzelfde geldt voor het geloof in de sacramenten.
Sacramenten zijn, volgens de eeuwenoude christelijke opvatting: tekens en bewerkers van Gods nabijheid voor de mens.
Als dat geloof verdwijnt, valt alles omver en hou je gewoon niets meer over dan. . . morele richtlijnen.
Als je ophoudt met te geloven dat in de Eucharistieviering de verrezen Heer echt in ons midden komt, dat Christus daar aanwezig is, dan valt de ziel weg uit die vieringen. En dan moeten wij inderdaad van alles beginnen uit te vinden om onze missen “op te smukken”, “leuk” en “interessant” te maken.
Is het aanwezig komen van de Heer dan niet interessant genoeg?
Ik wil niemand de les spellen. Maar het is mijn diepe overtuiging dat het achteloos laten verdampen van deze 2 kernpunten van ons geloof, de voornaamste reden is van de hedendaagse geloofsafval. Wat overblijft, zijn immers alleen maar een reeks morele standpunten. Voor het diepere, het echt religieuze verlangen in de mens, blijven we op onze honger zitten.

Veranderen
Voor mij mogen een heel aantal zaken in de Kerk gerust veranderen. Ik gun de toekomstige priesters van harte dat ze gelukkig mogen zijn met vrouw en kinderen; dat vrouwen in de Kerk hetzelfde respect en dezelfde kansen krijgen als mannen, en dat er ook serieus gesleuteld wordt aan de archaïsche houding tegenover homoseksuele mensen.
Maar bij elke verandering moet je zien dat je het kind niet weggooit mét het badwater.
Het kind, dat is hier: het geloof in menswording en sacramenten. Als je dát loslaat ben je wellicht nog met heel prijzenswaardige dingen bezig. Maar niet meer met de mensnabije God van Jezus, die een echte relatie wil met elke mens.

Pagina's