Nieuws uit de parochie

Bij de mensen zijn
ma 03 augustus '20

Zondag 2 augustus 2020, Achttiende zondag door het jaar (jaar A)

Jezus is al een ganse dag, misschien zelfs al dagenlang met een grote groep mensen onderweg. Hij luistert naar hun problemen, bemoedigt hen, geneest hun kwalen en geeft hun onderricht. En de mensen hangen zodanig aan zijn lippen, dat zelfs bij het vallen van de avond van naar huis gaan geen sprake is.
En hoewel ze zonder twijfel honger beginnen te krijgen, maakt Jezus geen aanstalten om hen weg te sturen.
De apostelen echter, en dan op de eerste plaats waarschijnlijk Petrus, het heftige haantje, zijn daar veel realistischer in en willen zonder verder uitstel de evacuatie organiseren.
Maar Jezus houdt hen tegen. En dan komt het wonder van de broodvermenigvuldiging. Het is geen magische truc. En er is ook geen mecenas in het spel die sponsort en karrenvrachten brood laat aanrukken.
Er gebeurt een groter wonder, iets wat helemaal nog nooit gezien is.
Gevolg gevend aan de woorden van Jezus en vooral aan die formidabele blik van Hem, zoals ik mij dat graag voorstel, die donkere ogen, dat sterke gelaat waarvan de kracht alleen getemperd wordt door de liefde die eruit spreekt, beginnen duizenden mensen alles wat ze bij hebben met elkaar te delen.
Niet enkele goede zielen, maar allemaal halen ze zelfs het meest voorzichtig verborgen gehouden reserverantsoentje boven en delen het met hun buren.
En allen aten tot ze verzadigd waren, staat er.

Honger
En dat kan natuurlijk ook doorgetrokken worden naar onze tijd, en naar de hele wereld. Er zijn genoeg middelen voorhanden om ervoor te zorgen dat over heel de aarde niemand honger hoeft te lijden.
Maar waarom moeten er tot op vandaag dan ontelbare mensen, vooral ook kinderen, sterven aan ondervoeding?
Misschien kunnen wij daar persoonlijk niet zoveel aan verhelpen. Maar ook een druppel op een hete plaat is er één. En het zou in ieder geval getuigen van menselijkheid als wij daar minstens af en toe van wakker lagen.
Vandaag, 2 augustus, is het 20 jaar geleden dat men in het landingsstel van een Sabenatoestel uit Guinea de doodgevroren lichamen vond van twee Afrikaanse jongens. Ze hadden, in al hun naïviteit, een handgeschreven brief bij, gericht aan “de leiders van Europa” met daarin een smeekbede voor hulp aan de kinderen van Afrika.
Vandaag staan de mensen daar geen centimeter verder. De oogst in Oost-Afrika is verwoest en de honger staat opnieuw voor de deur.
Beroert ons dat nog als wij ons opmaken voor onze vakantie of jammeren omdat, wegens corona, een fuif of barbecue niet kan doorgaan?

“Moderniseren”
Het evangelie van vandaag leert ons nog iets anders.
Het feit namelijk dat Jezus mensen nooit wegstuurt; integendeel, Hij zoekt ze op.
Soms trekt Hij zich terug om alleen te zijn en te bidden maar altijd weer opnieuw zoekt Hij daarna de mensen terug op, wil Hij hun nabij zijn, iets voor hen betekenen, hen bemoedigen en bevestigen.
Hen, zo nodig, rechttrekken en genezen. Mensen nabij-zijn is een centraal begrip in het leven van een christen. Misschien moeten wij daar ook wat meer aan denken bij het organiseren van de pastoraal in onze parochies.
Zitten wij niet nog te veel gevangen in een mentaliteit uit de jaren 60 en 70, te veel bezig met het “moderniseren” van de Kerk?
Het organiseren van recepties en barbecues. Het vervangen van Missen door gebedsdiensten en van de vroegere alwetende pastoors en zich met alles moeiende onderpastoors, door even autoritaire leken.

Cyberkerk?
Eigenlijk heeft dat allemaal geen enkele toekomst zolang wij er blijven van uitgaan dat de mensen naar ons moeten komen en gelokt moeten worden door wat wij hun aanbieden “meer bij de tijd te brengen”.
Ik moet daar altijd aan denken als ik een priester zichzelf hoor prijzen omdat hij “zijn” Mis in deze coronatijd op het internet plaatst en op die manier “zijn mensen nabij blijft”. Dat is mooi. Maar als er niet méér is, vrees ik dat dat soort nabijheid dezelfde is als die die je krijgt van een goudvis in een bokaal op de kast.
De Kerk van de toekomst zal een Kerk zijn die de mensen nabij is door naar hen toe te gaan, daar waar ze werken en zich ontspannen.
Christenen zullen moeten prominent aanwezig zijn in de bedrijven en winkelcentra, in vakbonden en scholen, in ziekenhuizen en in zorgcentra, in asielcentra en jeugdverenigingen. Kortom overal waar mensen werken, genieten en afzien.
Dat vergt dan wel een serieuze reorganisatie van de Kerk.
Maar we zullen het aankunnen.
Het moet. Er is geen weg terug.

Kies verstandig, kies voor goed-zijn
di 28 juli '20

Zondag 26 juli 2020, Zeventiende zondag door het jaar (jaar A)

De laatste weken hebben we het vaak gehad over gelukkig zijn, over het vinden van levensvervulling. Maar als ik mijn eigen teksten daarover nadien opnieuw lees, dan merk ik dat de verleiding altijd groot is om die zaken eerder negatief te benaderen, om vooral te benadrukken waar geluk en levensvervulling niet te vinden zijn.
En dat leidt natuurlijk regelrecht naar mijn persoonlijke dada en nog voor ik er erg in heb, sta ik hier van jetje te geven tegen de consumptiemaatschappij en de reclame, die ons voortdurend wegen en middelen aanprijzen die ons op geen enkele manier dichter bij het beoogde geluk brengen.
Vandaag echter nodigen Jezus’ parabels ons uit om de zaken op een meer opbouwende manier te benaderen. En om het nu eens onomwonden—niet met vage begrippen—maar concreet en onomwonden te hebben over wat ons nu wél gelukkig maakt en levensvervulling geeft.
Het is duidelijk dat wij dat gelukkig-zijn en die levensvervulling pas kunnen vinden als ons leven beantwoordt aan de bedoeling ervan en als het beantwoordt aan het diepste verlangen in ons.

Rijk Gods
Voor een christen vallen de bedoeling van ons leven en het diepste verlangen in ons helemaal samen. Omdat Diegene die ons gewild heeft en die wil dat wij een zinvol leven leiden, ook dat diepe verlangen in ons heeft gelegd. Volgens het evangelie nu zijn beide, zowel de bedoeling van ons leven als het diepste verlangen in onszelf, gericht op de vestiging van het Rijk Gods. Want dát is de parel en de schat die wij in ons leven op het spoor moeten komen.
Die schat en die parel, dat Rijk Gods waarin mensen levensvervulling vinden, is ondertussen heel dichtbij, je vindt het dicht bij huis, op de markt, in de akker, m.a.w.: in het gewone dagelijkse leven.
Je moet er geen zeeën voor doorkruisen, geen ontdekkingstochten voor ondernemen, geen legendarische vorsten in magische koninkrijken opzoeken. Je vindt het vlak onder je neus, in het leven van elke dag.

Omgaan met elkaar
Want het Rijk Gods is geen plaats, maar een manier van omgaan met elkaar. Een manier van omgaan met elkaar zoals God zich dat gedroomd heeft en die helemaal samenvalt met ons diepste verlangen.
Het gaat om een manier van leven met elkaar waarin we Jezus navolgen.
En een manier van omgaan met elkaar waarbij we, en hier valt het grote woord, waarbij we zo goed als God willen zijn voor elkaar. We zullen daar uiteraard nooit volledig in slagen. Zoals er onkruid groeit tussen de tarwe, zo zal er ook altijd aarde kleven aan de schat die wij opdelven in onze akker.
Het Rijk Gods zal pas ten volle werkelijkheid worden als wij, na onze dood, helemaal zijn opgenomen in het leven van God zelf.
Maar het is belangrijk dat wij ons inzetten opdat dat Rijk al zo goed en zo vaak mogelijk oplicht in ons aardse leven. Ons eigen geluk hangt ervan af.
Het Rijk Gods is dáár, krijgt gestalte overal en telkens als mensen liefdevol omgaan met elkaar, elkaar vergevend en elkaar bevrijdend.
Het licht op, telkens wanneer mensen andere mensen bevestigen, rechttrekken, elkaars eenzaamheid doorbreken, elkaar zorgend nabij zijn.
Het licht op, waar mensen het goede in elkaar bevorderen en de haat en de woede uit elkaars hart laten wegvloeien.
Het is daar, waar mensen God toelaten om via hen andere mensen tot leven te wekken.

Wilsakte
En het Rijk Gods ligt doodeenvoudig gewoon voor het grijpen. Maar je moet het wel willen, ervoor openstaan, het zoeken. Het is niets anders dan het bewust binnenhalen van Gods liefde in onze wereld.
Het is bewust kiezen voor goedheid en daarna ervaren dat precies dat kiezen voor goedzijn tegemoetkomt aan wat God van je verlangt en tegelijk je eigen diepste verlangen vervult en je gelukkig maakt.
Je hebt natuurlijk mensen die vanuit hun natuur, hun aard en hun genen liever en vriendelijker zijn dan anderen. Maar hier gaat het om een echte keuze die je maakt. Een keuze die meer te maken heeft met verstand en wil, dan met aanleg of gevoel.
In Lubbeek op het kerkhof heb ik ooit een grafschrift gelezen dat me nu nog altijd heel erg aanspreekt: “Zij was een schrandere vrouw en daarom koos ze voor het goede”. Daar stond niet: zij was door en door goed, zij was gevoelig en beminnelijk van aard. Neen, er stond: zij was een schrandere vrouw en dus koos ze voor het goede.
Dat is het dus helemaal. Het gaat om een wilsakte. Kiezen voor het goede, doe je omdat je overtuigd bent dat dat de weg is naar levensvervulling. Omdat die weg, dat bewust kiezen voor het goede, ondanks de ongemakken en de pijn die onvermijdelijk zijn, tegemoet komt aan je eigen diepste verlangen.

Gods anders-zijn
di 21 juli '20

Zondag 19 juli 2020, Zestiende zondag door het jaar (jaar A)

In de eerste lezing botsen we vandaag op een niet-alledaagse gedachte. Sprekend over God, zegt de schrijver: “Uw macht is de grond van uw rechtvaardigheid, en omdat Gij over allen heerst, behandelt Gij allen ook met zachtheid”.
Dit is in ieder geval niet een gedachte die spontaan in ons opkomt als we het hebben over heersers en machthebbers in het algemeen.
Duizenden jaren menselijke geschiedenis hebben ons geleerd dat je van dat soort mensen niet teveel rechtvaardigheid en zeker geen zachtheid moet verwachten.
Terwijl ook Jezus over de machtigen spreekt met de milde ironie die Hem zo kenmerkte: “Gij weet”, zegt Hij, “dat zij die de volkeren met ijzeren vuist regeren, zich weldoeners laten noemen, maar zo moet gij niet doen”.
Je kan dus rustig stellen (en op goede gronden) dat te veel macht in dezelfde handen nooit goed is voor hen die er aan onderworpen zijn.

Anders
Maar waarom wordt hier in de 1ste lezing dan gezegd dat juist de absolute almacht van God de bron is van zijn rechtvaardigheid, zijn geduld, zijn zachtheid en zijn neiging tot vergeving?
De reden hiervan ligt eigenlijk voor de hand.
Ook de meest angstaanjagende menselijke tiran moet altijd beducht zijn voor het feit dat hij van de ene dag op de andere zijn macht kan verliezen.
Hij kan het zich gewoon niet permitteren van rechtvaardig, barmhartig, geduldig en vergevingsgezind te zijn omdat hij zich voortdurend met alle macht staande moet houden. Bij God ligt dat helemaal anders.
Vergeleken met God, Schepper en Instandhouder van een werkelijkheid die zo immens is dat wij ze niet eens kunnen denken, zijn al die aardse machthebbers alleen maar poppetjes, kleine nep-godjes die driftig staan te zwaaien met hun plastieken drietandjes, schertsfiguren die even het toneel op mogen om dan voorgoed weer te verdwijnen.
Vergeleken met die aardse poppenkastfiguren, is de almacht van God zo totaal en vanzelfsprekend dat Hij zich niet moet bedreigd voelen of verdedigen.
God kan zich bij wijze van spreken de luxe permitteren om barmhartig te zijn. En omdat Hij de God van Jezus Christus is, de liefdevolle Vader, kán Hij niet alleen liefdevol, barmhartig, geduldig en vergevend zijn, maar ís Hij dat ook, wil Hij dat ook zijn. Alleen op die manier kan je de schrijver van het boek Wijsheid begrijpen, als hij stelt dat juist Gods almacht de grond van zijn rechtvaardigheid en zijn welwillendheid is.

Schepper
Laten we daar nog even op verder gaan.
Heb jij dat ook als je naar zo’n wetenschappelijk programma over de kosmos kijkt, dat je dan helemaal overmand wordt door het besef dat hoe meer onze kennis toeneemt, hoe meer het blijkt dat we eigenlijk niets weten of zo goed als niets?
Dat de werkelijkheid zo onbevattelijk diep en uitgestrekt is, dat wij het 19de-eeuwse beaat geloof dat wij ooit alles zullen begrijpen moeten loslaten, want dat is niet zo. En elke nieuwe wetenschappelijke kennis verscherpt het besef dat ons oude weten maar een rommeltje was en dat alles volledig herzien moet worden. En dat dit eeuwig zo zal verdergaan.
En eigenaardig, in plaats van dat dit besef ons zou verpletteren brengt het een zekere rust teweeg. Voor gelovigen is het dan de evidentie zelf dat de Maker en Instandhouder van die immense werkelijkheid zich onmogelijk bedreigd kan voelen door een mens of door wie of wat dan ook. En dat die Schepper er geen enkele nood aan heeft om zich te gedragen als een aardse potentaat. Maar dat Hij zich verheugen kan in goedheid, schoonheid, harmonie en poëzie, waar zijn Schepping zo sterk van doortrokken is. Goedheid, schoonheid, harmonie en poëzie, en die ook leven in de mens.

Geduld
Het gevolg daarvan is dat God zich ook nooit zal laten kennen als de rusteloze verdelger van alle kwaad, als de onmiddellijke bestraffer van elke onrechtvaardigheid, als een schrikwekkende rechter die mensen scherp in het oog houdt en voortdurend vonnissen velt en uitvoert.
De 3 parabels die we vandaag te horen krijgen (en vooral dan die over het onkruid tussen de tarwe) vertellen ons over het oneindig geduld dat God met ons heeft. Kwaad wordt niet onmiddellijk gestraft. Ooit zullen wij geoordeeld worden op onze manier van leven. Maar dat zal pas helemaal aan het eind gebeuren.
Tot dan wil God blijven geloven in de groeikracht van het goede in ons. En Hij wil dat goede verleiden tot groei. Door ons altijd weer opnieuw te vergeven en nieuwe kansen te geven. Door ons te helpen om de razernij van onze wil tot bedaren te brengen en door alles wat wij aan liefdeskracht in ons hebben naar buiten te lokken. God heeft oneindig veel geduld met ons. Omdat Hij ons oneindig liefheeft. Maar ons aardse leven is natuurlijk eindig en uitstel is erg riskant, want morgen kan het gedaan zijn.
Toch denk ik soms, maar dat is natuurlijk een erg subjectieve gedachte, dat God nog het meest plezier heeft van iemand die zich pas op late leeftijd helemaal naar Hem toekeert. Ik denk dat tenminste.
Ouder wordende zondaars koesteren wel meer dergelijke fantasieën.

De pijlen richten op de roos
di 14 juli '20

Zondag 12 juli 2020, Vijftiende zondag door het jaar (jaar A)

Enkele weken geleden was ik op een vergadering van de parochieverantwoordelijken van de regio Tienen (en dat is tegenwoordig het halve bisdom. En we hadden het daar over de nood aan vorming voor iedereen die in de parochie een pastorale verantwoordelijkheid opneemt. En natuurlijk ook voor elke geïnteresseerde gelovige.

Knelpunt
Omdat ik geleerd heb uit het verleden, gooide ik meteen mijn eigen stokpaardje in de groep: de nood aan vorming op het gebied van evangeliseren: hoe geef je het geloof door aan anderen? Aan kinderen, aan jongeren, aan mensen die nog niet geloven.
Ik denk echt dat dit het allerbelangrijkste knelpunt is in onze Kerk vandaag. En ik wilde voorkomen dat het overleg weer helemaal zou ondergesneeuwd geraken met remedies die aan de kwaal voorbijgaan en door antwoorden op vragen die niet worden gesteld.
Ik wilde voorkomen dat men weer zou afkomen (en nogal wat reacties achteraf wezen daar ook op) dat men weer zou afkomen met het oprichten van bijbelgroepen, met exegese, met het uitleggen van Bijbelteksten.
Maar eerlijk: een mens van vandaag is voor geen ene moer nog geïnteresseerd in het feit dat de kruiken op de bruiloft van Kana geen 2 liter maar 100 liter inhoud hadden. En dat een talent in de tijd van Jezus over verschillende kilo’s goud ging, is misschien een interessant weetje voor mensen die al geloven, maar voor zoekende mensen hebben ze geen enkel belang.

Zoeken
En hier is een belangrijk woord gevallen: zoekende mensen.
Het strikte christelijk geloof heeft de laatste 100 jaar heel veel van zijn aanhang verloren. Maar, vergis je niet, dat geldt evenzeer voor het klassiek, dogmatisch atheïsme. De enige groep die gegroeid is, exponentieel gegroeid is, is de groep van de zoekers.
En die zoekende mensen zijn, wat godsdienst betreft, vooral geïnteresseerd in twee fundamentele vragen:
1. Bestaat God of bestaat Hij niet? En,
2. als Hij bestaat, geeft geloven dan een meerwaarde aan mijn leven.
Gelovigen antwoorden op beide vragen uiteraard met: ja.
En vorming moet hen in staat stellen om dat “ja” geloofwaardig over te brengen aan mensen die zoekende zijn.
Vorming moet gelovigen helpen om het werkzaam-zijn van God in hun eigen leven onder woorden te brengen. En om ook te wijzen op sporen van God buiten henzelf.

Moeilijkheid
Aardig meegenomen daarbij is ook dat wij in onze tijd ons niet langer hoeven bezig te houden met het weerleggen van zogenaamde argumenten uit de wetenschap. Alsof geloof en rede elkaar zouden uitsluiten.
Zoekers van vandaag hebben die 19de eeuwse ingesteldheid allang achter zich gelaten.
Bovendien is die vraag naar het al dan niet bestaan van God misschien wel minder allesbeheersend dan wij wel denken.
De meeste mensen beseffen spontaan dat wij onszelf niet gemaakt hebben. Dat ons leven en de hele schepping ons gegeven zijn.
Dat er wel “iets” moet zijn dat boven ons uitstijgt.
De moeilijkheden beginnen bij wat dat “iets” volgens het christelijk geloof van ons vraagt. Want wat dat geloof van ons vraagt gaat helemaal in tegen ons huidig levensgevoel van goed zorgen-voor-jezelf.
Ik denk dat dáár inderdaad de echte moeilijkheid ligt.
En dat het evangeliseren van onze hedendaagse maatschappij daarop moet inspelen.

De kern
Vandaag moeten wij de zoekende mensen niet meer overtuigen met wonderlijke gebeurtenissen en opzienbarende voorvallen. Die zijn er natuurlijk wel, maar meestal behoren die tot de intieme belevingswereld van de gelovige, die zich daardoor gesterkt en in God geborgen weet. Maar mensen die niet meer of nog niet geloven, die beschouwen zichzelf als veel te nuchter voor dat soort zaken.
En daarom moeten wij ons richten op het hart van onze hedendaagse maatschappij die uit alle macht iedereen probeert te verslaven aan consumptie. (De economie weet je wel!)
Wij moeten mensen aantonen dat alles naar je toehalen, het alleen maar bezig zijn met jezelf, met geld en met luxe, met reizen en met feesten, je leven uiteindelijk leeg en zinloos maakt.
En dat wat Jezus vraagt: zorg dragen voor anderen, liefde, vriendschap en genegenheid, dat dát levensvervulling en geluk geeft.
En wij kunnen dat alleen maar aantonen door zelf zo te leven en gelukkig te zijn. Want als je gelukkig bent, kan je dat niet wegstoppen. Zoals je het ook niet kan faken met een glas champagne in de hand.

Wie heeft gelijk, Jezus of de reclame?
di 07 juli '20

Zondag 5 juli 2020, Veertiende zondag door het jaar (jaar A)

Vorige week eindigden wij met Jezus’ uitspraak: “Ik ben gekomen opdat ze leven zouden hebben en wel in overvloed”. Dat klinkt erg mooi en aantrekkelijk maar het lijkt wel helemaal in tegenspraak met de harde eisen die Hij ons stelt.
Want elders zegt Jezus dat wie hem wil volgen zijn kruis moet opnemen.
Dat wie zijn leven krampachtig wil vasthouden, het zal verliezen. En, helemaal verbijsterend: “Als gij volmaakt wil zijn, verkoop dan al wat je bezit en geef het aan de armen. En kom dan terug om mij te volgen.”

Kruis
Dat van dat kruis, dat vroeg of laat op je weg komt als je wil leven naar het evangelie, daar hebben we het al over gehad. Dat kruis kan allerlei vormen aannemen. Je ik-gerichtheid intomen, je egoïsme aan banden leggen, is allesbehalve een prettige onderneming.
En het volhouden, er een levenshouding van maken, kan een harde dobber zijn.
Soms mag je dat kruis ook letterlijk nemen. Wij zijn niet overal even populair.
In het Midden-Oosten bijvoorbeeld worden dagelijks christenen vermoord, gewoon omdat ze christenen zijn. En in het westen wordt dat systematisch doodgezwegen door een allesbehalve objectieve pers.
Sterker nog, je kan je zelfs afvragen in hoeverre de compleet onverschillige houding van de westerse media geen koren op de molen is van de christenvervolgers elders in de wereld. . .

Ideologisch
Blijft dan natuurlijk nog het feit dat Jezus het er altijd maar over heeft dat wij onze gerichtheid op onszelf moeten laten varen als wij ten volle willen leven.
Maar dat is nu toch precies het tegenovergestelde van wat ons in deze tijd voortdurend op het hart gedrukt wordt en dat we, eerlijk gezegd, ook graag willen geloven.
Namelijk dat we goed moeten zorgen voor onszelf als we gelukkig willen zijn.
Kijk maar naar al die onderzoeken die gedaan worden naar het geluksgevoel bij mensen. En vooral naar de vragen die daarbij aan de mensen gesteld worden. Die vragen zijn allesbehalve objectief en helemaal doortrokken van de heersende ideologie van consumentisme.
Daardoor is het resultaat ook volkomen voorspelbaar. De gelukkigste landen zijn niet toevallig de landen met de grootste welvaart, de best betaalde jobs, een uitgebreid scholennet, goed georganiseerde gezondheidszorg, veel restaurants en veel ontspanningsmogelijkheden enz. En het ligt niet alleen aan de vragen, de ondervraagden zelf geven aan gelukkig te zijn omdat ze dat allemaal hebben. Omdat gelukkig zijn nu eenmaal geassocieerd wordt met het hebben van al die dingen.
Dat uitgerekend de “gelukkige landen” ook het hoogst aantal depressies en zelfmoorden kennen, doet blijkbaar niet ter zake. Ze zijn gelukkig en daarmee basta.
Maar is dat ook werkelijk zo? Natuurlijk niet. En ieder van ons weet dat.

Plezant
Geluk wordt hier afgemeten aan normen die alles te maken hebben met ons ideologisch systeem en dat klopt gewoon niet.
Het is aangenaam en plezant als je goed geld verdient en kan shoppen en op reis gaan en regelmatig kan uitgaan en kan eten en drinken wat je maar wil.
Dat is inderdaad aangenaam en je wordt daar ook vrolijk van. En ook het feit dat je kan beroep doen op allerlei voorzieningen en dat je je zelfs een zekere luxe kan permitteren, dat maakt je het leven zeker gemakkelijker en je kan ook echt genieten van die dingen. Maar geluk is blijkbaar toch van een andere orde.
Bovendien, dat wij tegenwoordig blijkbaar nood hebben aan altijd maar meer plezante dingen: i.p.v. 1 keer per jaar op reis, 3 of 4 keren. I.p.v. af en toe op restaurant, bijna elke week. Hetzelfde voor fuiven, barbecues enz. kan erop wijzen dat die diepe onderstroom van gelukkig-zijn er niet is.

Geschenk
Gelukkig ben je als je voor jezelf niet al te veel verlangt maar je iets kan betekenen voor anderen. Gelukkig ben je als je genegenheid, waardering en liefde krijgt van anderen en je jezelf ook durft geven om anderen gelukkig te maken.
En dus helemaal niet als je altijd maar alleen voor jezelf zit te zorgen.
En daarom is het dat Jezus gelijk heeft als Hij zegt dat ons leven pas vervulling kent als wij ons egoïsme inbinden en iets proberen te betekenen voor anderen.
Jezus heeft gelijk. En wij wéten dat gewoon. Gelukkig zijn we vooral als we iets krijgen dat we ervaren als een geschenk, iets dat we niet zelf bemachtigd of naar ons toegehaald hebben. De liefde van onze partner bijvoorbeeld of de geboorte van een kindje.
Dat maakt ons gelukkig.
En juist dan beseffen we dat gelukkig-zijn een geschenk is.
Dat we het niet naar ons toe kunnen halen, niet bemachtigen en met geen geld kunnen betalen. Dat gelukkig-zijn iets is wat we krijgen.
Vaak is het een toegift, iets wat ons in de schoot geworpen wordt als we ons inzetten om anderen gelukkig te maken.

Levensvervulling
En daarom zouden die zogenaamde gelukonderzoekers beter concluderen dat welvaart, een goeie job en allerlei voorzieningen het leven gemakkelijker en aangenamer maken. En dat dit dus moet bevorderd worden overal waar er een tekort aan is. Maar dat je daar ook geluk en levensvervulling door vind is gewoon niet waar.
Koken in een keuken van Donald Muylle is zonder twijfel aangenamer dan koken op een ineengezakte ouwe Leuvense stoof. Maar dat je er ook gelukkig van wordt is onzin.
Voor levensvervulling moet je bij Jezus zijn en bij zijn ogenschijnlijk harde eisen van sterven aan je egoïsme.
Wat Hij zegt is gewoon waar. En iedereen kan dat ondervinden.

Hoezo, leven in overvloed?
di 07 juli '20

Zondag 28 juni 2020, Dertiende zondag door het jaar (jaar A)

Het is al jaar en dag de gewoonte dat bij een huwelijk de trouwers zelf een grote inbreng hebben bij het opstellen van hun huwelijksviering. De priester bezorgt hen een heleboel voorbeelden, bespreekt met hen een aantal mogelijkheden en beperkingen, wijst hen op de essentie van zo’n viering en geeft goede raad. Maar hij nodigt de trouwers ook uit om daar creatief mee om te springen, er hun viering van te maken.
Het zijn tenslotte zij die huwen, niet de priester.
Iets gelijkaardigs gebeurt de laatste jaren steeds vaker ook bij doopsels.
Maar de moeilijkheid hierbij is dat bij een huwelijk de betrokkenen altijd zeer goed weten wat een huwelijk, ook een kerkelijk huwelijk, inhoudt.
Terwijl dat bij een doopsel veel minder het geval is. En je bent dan als priester op je qui-vive als de ouders in kwestie je zeggen “dat ze al een boekje klaar hebben”.
Soms krijg je dan, bijvoorbeeld, een geloofsbelijdenis die begint met: “Ik geloof in de zon”. Dat is heel mooi. Ik geloof ook in de zon. En ook in af en toe een beetje regen want dat is goed voor de sla en de tomaten. Maar met geloofsbelijdenis bedoelen wij toch iets anders. En een doop is méér dan een wat rare gewoonte die om een of andere reden hoort bij de babyborrel.

Water
Vandaag legt Paulus ons glashelder uit wat een doopsel precies inhoudt.
Door de doop, zegt Paulus, zijn wij één geworden met Christus.
In die doop, gaat hij verder, zijn wij met Christus gestorven opdat wij daarna met Hem zouden verrijzen en een nieuw leven zouden leiden, zoals Christus.
Vroeger, en nu nog altijd bij de evangelicals en de orthodoxe christenen, werd die gedachte gesymboliseerd door de volledige onderdompeling in water.
Ook dat water heeft tegenwoordig zijn oude symbolische betekenis verloren.
Bij de huidige doopvieringen doet men vaak heel poëtisch over water: water doet leven, water doet groeien en bloeien, water stilt onze dorst en heeft ons ook voor de geboorte beschermd in de moederschoot. . . Maar dat is niet de oorspronkelijke betekenis van water bij een doopsel.
Oorspronkelijk stond water ook, en misschien wel vooral, symbool voor de dood. Het herinnerde aan de zondvloed en de vernietiging van farao’s leger in de Rode Zee. Het stond symbool voor overstromingen en Tsunami’s, voor verdrinking en vernietiging van leven.
De volledige onderdompeling bij de doop had dan de betekenis van sterven aan het oude, sterven aan de zonde, sterven aan het ingebakken egoïsme.
Om dan op te stijgen uit het doopwater, als een nieuwe mens wiens leven helemaal op God gericht is.

Oude mens
Het feit dat vandaag dopelingen bijna altijd baby’s zijn, doet natuurlijk afbreuk aan de symboliek. Maar de betekenis van het doopsel blijft in ieder geval dezelfde.
Ook als je ouders de belofte voorlopig in jouw plaats doen en je ze later bewust zal moeten bevestigen, het gaat wezenlijk over het achterlaten van de “oude mens” om te kiezen voor Christus. Waarbij die “oude mens” niets anders is dan het giftige pakketje dat we via de evolutie hebben meegekregen: de ingebakken drang om (alleen) voor onszelf te zorgen, ons egoïsme, ons narcisme, plus de zo goed als vanzelfsprekende neiging om al wie ons daarbij in de weg loopt neer te slaan.
Die “oude mens” moeten wij in het doopsel achterlaten om Christus in ons leven binnen te laten en op die manier een nieuwe mens te worden.
Een mens die al die zelfzuchtige rommel achter zich laat en kiest voor een leven in liefde.

Consequenties
Nu is het natuurlijk wel zo dat “sterven aan jezelf” en “leven in liefde” nogal zwaarwichtig en bijgevolg ook een beetje onbereikbaar klinkt.
Maar denk daarbij gewoon aan de liefde tussen twee mensen of de liefde die ouders kunnen opbrengen voor hun kinderen.
Is liefde niet altijd loskomen van jezelf om er te zijn voor anderen? Jezelf verliezen om goed te kunnen doen voor anderen. En daarin zin en geluk te vinden voor jezelf. Want daar gaat het tenslotte om. Dat jezelf een zinvol leven leidt, dat ook je eigen leven tot volle ontplooiing komt.
Hier moet immers een rood knipperlicht gaan branden.
Dolorisme, zelfkwelling, het verachten van je eigen leven is niet alleen een serieuze afwijking, het is ook een belediging voor de Schepper die ons het leven als een geschenk gegeven heeft.
Wanneer Jezus ons zegt: wie mijn volgeling wil zijn, moet mij volgen door zijn kruis op te nemen, dan wijst Hij op de normale consequenties van onze keuze.
Als wij kiezen voor een leven in liefde dan zal dat soms zeer onaangename gevolgen hebben. Altijd maar tegen je egoïsme ingaan, kan zeer onprettig zijn. En bovendien stel je jezelf zeer kwetsbaar op tegenover het egoïsme van anderen.

Je geven
Maar je moet gewoon het grotere plaatje bekijken.
Door je hele leven altijd maar zitten te schrapen, alles naar je toe te halen en iedereen te domineren en te gebruiken, zal je altijd een zielenpoot blijven en nooit gelukkig zijn, nooit een zinvol leven leiden, ook al ben je nog zo rijk als Cresus.
Jezus zegt: Ik ben gekomen opdat de mensen leven zouden hebben en wel in overvloed. Maar dat kan alleen als er liefde is in je leven.
Dat kan alleen als je jezelf durft geven.

Strijdbaar
ma 22 juni '20

Zondag 21 juni 2020, Twaalfde zondag door het jaar (jaar A)

“Wees niet bang voor de mensen”, zegt Jezus tegen zijn volgelingen als Hij hen uitzendt om over de hele wereld zijn boodschap van hoop en vertrouwen te verspreiden.
Het zijn woorden die allereerst waarschuwen voor naïef optimisme in de trant van: “Iedere mens heeft het eigenlijk goed voor”. Dat is niet zo.
Jezus kent ons door en door. Hij weet wat er in de mens steekt, zegt het evangelie. Hij weet dat mensen het soms absoluut niet goed voorhebben. Hoe dat komt, wie of wat hen zo gemaakt heeft, is een andere zaak. Maar de leerlingen moeten niet verwachten dat ze overal met grote bijval zullen worden binnengehaald. Mensen worden nu eenmaal niet graag uit hun comfortzone gehaald. Ze zetten niet graag oude ideeën en gewoonten aan de kant om plaats te maken voor nieuwe. Ook niet als dat nieuwe gaat over liefde en vrede, ook niet als dat nieuwe alleen maar hun geluk beoogt.
En als die mensen dan ook nog met macht zijn bekleed, bekijken ze al wat nieuw is met de grootste argwaan en wordt elk rimpeltje op de vijver gezien als een gevaarlijke verstoring van de rust en van de “goede gang van zaken”.
Net als hun Meester zullen vele leerlingen pesterijen en vervolging moeten doorstaan.
Net als hun Meester zullen velen onder hen worden gemarteld en gedood.

Talisman
En hier kunnen wij meteen een tweede en zeer belangrijke vaststelling doen. Je kan voor je geloof zelfs gedood worden.
Als Jezus zegt: “Wees niet bang voor de mensen”, dan bedoelt Hij dus niet: wees maar gerust, God zal het zover niet laten komen, God zal voor u opkomen, Hij zal nooit toelaten dat één van uw haren wordt gekrenkt. Er kan u niets gebeuren. Neen, dat zegt Hij juist niet. God is geen verzekering, geen beschermende talisman.
Hij zegt wel: ieder haar op uw hoofd is door God geteld. D.w.z. Hij kent u, Hij houdt van u. Maar ook: het kwaad bestaat. God neemt dat niet zomaar weg. Wat Jezus van ons vraagt is dat wij, terwijl wij dat niet te vermijden kwaad ondergaan, toch blijven vertrouwen op God. Toch blijven vertrouwen dat Hij ons draagt en koestert.
Dat uiteindelijk Hij en niets of niemand anders het laatste woord heeft.
En dat geen enkel kwaad in staat is ons te scheiden van zijn liefde voor ons.
En hier komen we natuurlijk aan een bijzonder moeilijk punt in ons christelijk geloof: het kwaad ondergaan. Het lijkt op gebrek aan moed. Je gaat het spontaan zien als een gebrek aan ruggengraat, als een zwakheid, als lafheid zelfs.
Het doet ook onmiddellijk denken aan die andere passage, waarin Jezus ons zegt: “Als men u op de rechterwang slaat, biedt dan ook de linker aan”.

Moedig
Het is een bijzonder harde noot om kraken. Omdat het ook heel onbegrijpelijke woorden zijn, komende uit de mond van iemand als Jezus.
Jezus was immers een bijzonder moedige man, heel zijn openbaar optreden getuigt daarvan. Bovendien, en het belang daarvan kan niet genoeg onderstreept worden, Jezus was geen van die ideologisch gedrogeerde fanatiekelingen die al zingend de dood ingaan.
En wier nummertje meer te maken heeft met verdwazing dan met moed.
Jezus wist zeer goed wat Hem te wachten stond en het vervulde Hem met afkeer. Hij kende angst. In de olijfhof zweette Hij water en bloed als zijn lijden en dood Hem voor ogen kwam.
Maar Hij zette door. D.w.z. Hij ging niet op de vlucht en Hij koos ook niet voor gewelddadig verzet. Neen, ook het slotakkoord lag volledig in de lijn van zijn hele leven: zichzelf wegschenkende liefde.
En dat is moedig zijn. Mensen die totaal geen angst hebben voor lijden en afzien en die blijmoedig een vreselijke dood tegemoet gaan, die zijn ofwel gedrogeerd ofwel niet goed bij hun zinnen. Moedig zijn is niet: geen angst kennen. Moedig zijn is, ondanks al je angst, toch doorzetten.

Wapens
Blijft dan natuurlijk nog de vraag, een vraag zo groot als een huis, of je dan als christen maar alle kwaad passief moet ondergaan.
Je kan toch niet geloven dat dat Jezus’ bedoeling was.
Ik denk dat de strijd tegen het kwaad juist tot het wezen van het christendom behoort. Wij worden opgeroepen om overal en voortdurend de strijd aan te binden met het kwaad in al zijn vormen. Maar wij mogen dat nooit doen met de wapens van het kwaad. Want dan wint het kwaad sowieso.
“Het doel heiligt de middelen”, is één van de meest onchristelijke uitspraken die er zijn.
Als wij valsheid met valsheid bestrijden, verraad met verraad en geweld met geweld, dan is het kwaad hoe dan ook de grote winnaar.
Wij moeten, zegt Jezus, het kwade overwinnen door het goede. Het kwade overwinnen met liefde en vergeving, met redelijkheid en verdraagzaamheid.
En zeker ook met het bedwingen van de driften en de hardheid in onszelf.

Bondgenoot
Gemakkelijk gezegd, maar aartsmoeilijk om uit te voeren.
Maar we staan er niet alleen voor. Als we ergens in ons leven God echt kunnen ervaren, dan is het wel in ons verzet tegen het kwaad.
Waarom dat kwaad er is, weten wij niet. Maar het is er. En God wil ons nodig hebben in de strijd tegen het kwaad.
Cum Deo, contra malum.” – Samen met God, tégen het kwaad.

Geloofsoverdracht stilgevallen?
di 16 juni '20

Zondag 14 juni 2020, Elfde zondag door het jaar (jaar A)

Jezus zegt in het evangelie van vandaag: “De oogst is groot, maar arbeiders zijn er te weinig”. Als wij ervan uitgaan dat zijn woorden universeel van kracht zijn zowel in ruimte als in tijd, nemen wij aan dat ze ook voor ons vandaag bestemd zijn. Dat Hij ook tot ons vandaag zegt: trek eropuit, verkondig, win de mensen voor het geloof. Er is nood aan. Mensen wachten op u.
Nood aan? Die indruk hebben wij in ieder geval niet als we nuchter om ons heen kijken: overal onverschilligheid voor religieuze zaken, aversie tegen alles wat met te Kerk te maken heeft. Overal materialisme, overal de cultus van het geld. En terwijl in alle lagen van de bevolking en in alle leeftijdscategorieën de onwetendheid over godsdienstige zaken hand over hand toeneemt, lijkt er weinig goesting te bestaan om die leemte aan te vullen. Zelfs de interesse voor de groezelige schemerzone waarin sekten, waarzeggers en spiritisten opereren, een interesse die meestal toeneemt telkens wanneer de belangstelling voor het traditioneel geloof afneemt, ook die interesse lijkt eerder marginaal te zijn geworden.

En toch. . .
Blijkbaar is er in onze samenleving bijna alleen nog plaats voor materialisme, voor geld en voor carrière. En wie zich met andere dingen bezighoudt is, in het beste geval een softie, een leuke jongen misschien of een aardige meid. Maar ze horen er toch niet helemaal bij.
Zo lijkt het in ieder geval op het eerste gezicht. Maar ook hier is niets wat het lijkt. Een vriend van mij vertelde mij onlangs iets heel bijzonders.
Zijn zoon, een jonge gast die ook gelovig christen is, was op de wei van Rock Werchter vlak voor zijn tentje in gesprek geraakt met enkele van zijn kameraden over het geloof, over wat geloof voor hem betekent.
En, heel wonderlijk, naarmate de tijd vorderde, waren er steeds meer voorbijgangers die stopten, en zich neerzetten, vragen stelden of gewoon luisterden. Het gebeurde allemaal heel spontaan en blijkbaar voelde niemand de behoefte om op welke manier dan ook de magie van dit wonderlijk gebeuren te doorbreken.

Grote rol
Er is dus wel degelijk interesse bij jongeren en bij mensen in het algemeen, van wie wij misschien veel te vlug denken dat geloof hun kouwe kleren niet raakt. Uit bovenstaand verhaal kunnen we ook een aantal elementen opmaken die belangrijk zijn voor een goed gesprek over geloof. Het is duidelijk dat de sfeer, de omgeving, het juiste moment een grote rol spelen. Die zaken hebben wij grotendeels niet zelf in de hand. Plots zijn ze er en dan klikt het. En soms doen we ons uiterste best om de dingen goed voor te bereiden, maar het heeft blijkbaar weinig of geen effect en er gebeurt helemaal niets. Dat is dan jammer, maar je kan dan alleen maar proberen nog meer je best te doen, goed beseffend dat dát het enige is wat je kan doen. Je hebt niet alles in de hand.
Geloofwaardig
Duidelijk is ook dat diegene die het geloof wil overbrengen absoluut geloofwaardig moet zijn. Hij moet m.a.w. zelf helemaal vol zijn van wat hij vertelt.
Mensen (ook kinderen!) hebben een feilloos aanvoelen voor die dingen. Als een leerkracht godsdienst geeft maar die godsdienst zelf niet pratikeert, wéten kinderen dat, ook als niemand hen daarover inlicht.
Ook ouders die hun kinderen bijvoorbeeld naar een pensionaat sturen voor een “degelijke christelijke opvoeding” of hun kinderen verplichten naar de mis te gaan terwijl ze zelf weinig interesse tonen voor het geloof, zullen op gebied van geloofsoverdracht weinig succes boeken. Integendeel, de kinderen gaan er zich tegen afzetten.

Stilgevallen
En zo komen we bij een van de grootste problemen van de Kerk in onze huidige maatschappij: het sputteren en zelfs geheel stilvallen van de geloofsoverdracht tussen de verschillende generaties.
De traditionele kanalen die vroeger het geloof doorgaven zijn stilgevallen.
Priesters zijn er bijna niet meer. De jeugdbewegingen hebben bewust afstand genomen van het geloof omdat ze vonden dat ze moesten openstaan voor iedereen. En zo goed als alle katholieke verenigingen zijn hen daarin gevolgd.
Maar ook voor de katholieke scholen is het doorgeven van het geloof niet langer een prioriteit. En ook vele ouders voelen zich niet langer geroepen om “zich daarmee bezig te houden”, wegens te veel werk. Komt daar nog bij dat bij vele ouders die hoog opgeleid zijn de kennis van het geloof niet mee geëvolueerd is. Hun visie op God en geloof is soms even primitief en oubollig als die van veel atheïsten. En ze voelen zich gegeneerd om dat geloof door te geven aan hun kinderen.

Mobilisatie
M.a.w.: niet alleen de oogst maar ook de nood is groot. Wij moeten daarom alle gelovigen mobiliseren. Niet minder dan dat.
Het doorgeven van het geloof is vandaag meer dan ooit de taak van alle gelovigen. Als wij in West-Europa de ondergang van het christelijk geloof willen tegengaan, moeten wij resoluut kiezen voor iets dat bekend werd uit de Franse geschiedenis: de “levée en masse”, het mobiliseren van iedere gelovige.
Wij zijn geen sansculotten, wij beogen geen politieke macht.
Maar het wordt de hoogste tijd dat wij ons “hertrekken”. Wij allemaal, ieder van ons.
Er is werk aan de winkel.

Onversneden maar helder
ma 08 juni '20

Zondag 7 juni 2020, Hoogfeest van de Heilige Drievuldigheid (jaar A)

Vandaag is het de zondag van de Drie-eenheid of zoals men dat vroeger noemde = Drievuldigheidszondag.
Die drie-eenheid, die typisch christelijke opvatting van “één God in drie goddelijke personen” is altijd een moeilijk begrip geweest. Voor christenen zelf en zeker ook voor mensen die buiten ons geloof staan.
Moslims bijvoorbeeld hebben heel de geschiedenis door, en nu nog, de christenen ervan verdacht dat ze wel zeggen in één God te geloven maar dat ze heimelijk drie goden aanbidden. En we kunnen alleen maar toegeven dat dat aartsmoeilijke theologisch begrip heel gemakkelijk aanleiding geeft tot onbegrip en misverstanden.

Gesloten
En dat geldt trouwens voor vele geloofsformules (dogma’s).
De opstellers van die geloofspunten wilden waterdichte definities die geen enkele ruimte lieten voor afwijkende interpretaties. Rond die dingen was er in het verleden al te veel hommeles geweest. Het moest dus juist zijn.
En dus gingen, met de tijd, diegenen die het geloof moesten doorgeven, theologen, leraren en priesters, een taal gebruiken die zo correct en hermetisch was dat alleen ingewijden haar nog begrepen en konden smaken.
Het simpele avondgebedje dat je moeder je leerde: “Het kwaadje dat ik heb gedaan, rekent Jezus mij niet aan” werd als je groter werd vervangen door het “Akte van berouw”. En bij dat akte van berouw had je twee mogelijkheden.
Ofwel kromp je bijna ineen onder de zwaarte van de woorden, ofwel rammelde je het af, zonder er verder veel bij na te denken. De meesten onder ons kozen voor deze laatste mogelijkheid.

Helder
Waarom vertel ik dat nu allemaal?
Ik heb in ieder geval geen enkele behoefte om af te rekenen met de oude Kerk of de theologie van weleer. Die passie is mij volkomen vreemd. Iedere tijd heeft recht op zijn eigenaardigheden.
Maar ik weet ook dat die ouwe en ingewikkelde formuleringen heel vreemd klinken in de oren van mensen van vandaag. Mensen van nu hebben dat byzantijns gespin achter zich gelaten en verlangen klare, onmiddellijk begrijpelijke formuleringen.
Als wij dus ons geloof willen doorgeven aan mensen van vandaag, dan zal dat alleen maar lukken als wij dat doen in een heldere en klare taal.
En dat kan heel gemakkelijk. Wij hebben tenslotte niets te verbergen en kunnen er alleen maar bij winnen als buitenstaanders onze woorden onmiddellijk begrijpen.

Nicea
Wij moeten ons geloof dus niet “aanpassen”, het niet afzwakken, het niet “aanlengen” met water. Wij hebben een prachtig geloof, dat nu al 2000 jaar alle aanvallen overleeft.
Wij moeten niet, zoals bij minderwaardige olijfolie, afkomen met een tweede of een derde persing om het “aannemelijker” te maken. Wij moeten het echte christelijk geloof blijven aanbieden.
Maar de taal waarin dat gebeurt, moet wel aangepast zijn aan de tijd.
Neem nu het begrip van de Drie-eenheid en wat de geloofsbelijdenis van het Concilie van Nicea (4de eeuw) daarover heeft bepaald. Christus wordt daarin genoemd: “God uit God, licht uit licht, ware God uit de ware God, geboren, niet geschapen.”
Terwijl de Geest dan weer “voortkomt uit de Vader en de Zoon”. Niet uit de Vader alleen, want op dat punt zijn de katholieke en de orthodoxe kerk uiteindelijk uit elkaar gegaan. En terwijl je luistert naar al die plechtige en zwaarwichtige woorden uit Nicea, hoor je het toch ook altijd een beetje donderen in Keulen. Wat moet je vandaag in godsnaam met zo’n taal, die alleen nog door een select clubje ingewijden wordt begrepen?

Anders gezegd
Zou dat nu echt ketters zijn, als je bijvoorbeeld zegt dat God (de Vader) diegene is die aan de oorsprong ligt van alles wat bestaat en die dat bestaande ook doordringt en in stand houdt. Omdat die God ons begrip volkomen te boven gaat, heeft Hij zich aan ons laten kennen in een mens: Jezus (de Zoon). Van Hem weten wij dat God Liefde is en dat Hij ons wil opnemen in zijn eigen leven.
God laat zich niet alleen kennen via Jezus, maar Hij spreekt ook in ons eigen hart. En dat spreken van God in ons diepste binnenste noemen wij de H. Geest.
Als je het zo zegt, zal iedere mens van vandaag je begrijpen.
En toch verkoop je geen derde spoeling. Je zegt bijvoorbeeld niet dat “Jezus een groot leraar was, een bijzondere mens”. Want dan ben ik weg: “bijzondere mensen” hebben we al genoeg gehad in de geschiedenis. Daar loop ik niet achter aan. Vader, Zoon en H. Geest zijn gewoon drie verschijningsvormen van dezelfde God.
Ik hou van onversneden Christendom.
Maar het moet wel gebracht worden in een taal van vandaag.

Bidden
wo 03 juni '20

Zondag 31 mei 2020, Pinksteren (jaar A)

Omdat ik, 70 jaar geleden, in Vlaanderen geboren ben en niet in Cambodja of in Kameroen, lag het een beetje voor de hand dat ik katholiek zou worden opgevoed. Tegenwoordig is dat anders.
Een kind dat vandaag in Vlaanderen geboren wordt, maakt een redelijke kans om het levenslicht te zien in een gezin en een milieu dat het “seculier geloof” aankleeft, een geloof-zonder-God. Vaak zelfs uitgesproken anti God. In ieder geval echter word je ergens ingeworpen waar je zelf niet voor gekozen hebt. En toch is er in ieders leven ook altijd een moment dat je de keuze van je ouders en je omgeving ofwel beaamt ofwel verwerpt. Dat kan een langzaam groeiend proces zijn, of juist een heel overweldigend en plots gebeuren. Het kan ook zijn dat je je heel goed voelt in de biotoop waarin je geboren bent en daar ook wil blijven. Maar je zal in ieder geval je positie moeten bepalen. Ook als het gaat om een langzaam groeiend en steeds sterker wordend beamen van de overtuiging van je omgeving, dan nog zal je dat bewust moeten doen. Dat is belangrijk wil je levensproject, dat alle andere keuzes zal beïnvloeden, je eigen levensproject zijn.

Vergeving
Voor een christen zou die keuze voor het geloof nooit mogen bepaald worden door private gevoeligheden of door bijna folkloristische bijkomstigheden, maar wel door de fundamentele opvattingen van het evangelie.
De gedachte namelijk dat wij ons leven in ieder geval niet aan onszelf te danken hebben. Dat Iemand ons gewild heeft. En dat die Iemand, God, pure liefde is.
En dat die God, wat ons in het leven ook overkomt, oneindig veel van ons houdt.
Dat die God in Jezus mens geworden is om ons vrij te maken. En hoe maakt Hij ons vrij? Jezus brengt ons een geschenk, een uniek en alles overhoophalend geschenk, het meest creatieve en verlossende geschenk dat denkbaar is: de geest van vergeving (Thomas Halik). “Vader vergeef het hun want ze weten niet wat ze doen.”
Vergeving krijgen en schenken is inderdaad de meest uniek christelijke en ook de meest verlossende act die denkbaar is. Zowel voor diegene die vergeving schenkt, als voor diegene die vergeving krijgt.
En ook al laten wij ons bij veel van onze handelingen leiden door soms meedogenloos egoïsme, wij weten dat God ons altijd vergeeft als wij erom vragen.
Geen enkele mens is bij machte ons zo volledig te aanvaarden, zoals Hij ons aanvaardt. En aanvaarden = verlossen.

Verdiepen
Die God bevindt zich niet alleen buiten ons maar is ook in ons diepste binnenste aanwezig. En wij weten dat. Als wij eerlijk in het diepste van onze ziel kijken, als wij alles wegdoen wat ons egoïsme er als een woekerende doornstruik omheen geweven heeft, dan ontdekken wij diep in onze ziel een zuiver verlangen naar liefde.
En dat is ook de reden -en je moet daar geen theoloog voor zijn, ieder van ons kan dat nagaan- dat is ook de reden waarom je alleen maar gelukkig wordt als je de liefde “loslaat” in je leven en je door haar laat bezielen. Omgekeerd is er nog nooit één mens gelukkig geworden door het altijd maar involgen van zijn zelfzuchtige neigingen.
Voor mij is dat zowat het christendom in een notendop.
Maar uiteindelijk is alles wat ik hierboven genoemd heb niets anders dan een aantal opvattingen, stellingen, meningen. En als je daar niets mee doet, blijven het even steriele en levenloze beweringen als elke andere vorm van kennis waar je akte van neemt of die je uit het hoofd leert zonder ze echt in je op te nemen, je erin te verdiepen, de waarheid ervan zelf op het spoor te komen.
En dat is nu precies wat van een christen wordt verwacht: dat hij de waarheid van al die beweringen in zijn eigen leven ervaart. Je moet er dus iets voor doen.

Vrede, vreugde
Soms kan zo’n ervaring je in de schoot geworpen worden. Maar zelfs dan moet je er ook voor openstaan. Zolang je aan de oppervlakte van het leven blijft, zolang het christendom een soort hobby van je is, zoals grasduinen in geschiedenis dat kan zijn of muziek beluisteren of tv kijken, zolang het een soort religieuze liefhebberij is, zal je nooit de diepe waarheid ervan ervaren.
Pas als je, stap voor stap, werkt aan je innerlijk leven en een mens wordt die tijd maakt voor bezinning en gebed, zal de waarheid van alles wat Jezus zegt zich in je binnenste ontvouwen. Dan gaat het niet langer alleen om een verstandelijk en gevoelsmatig instemmen maar om een -en nu komt er een verschrikkelijk stadhuiswoord- om een existentieel weten: het met al de vezels in je lijf weten dat het zo is. Dat God echt van je houdt en je heel dicht nabij is, wat je ook overkomt in je leven.
En dat gaat een diepe vreugde in je leven brengen. Een rustig kabbelende onderstroom van blijheid, dwars door alle tegenslagen heen. Een vrede en een geluk, die niets anders je ooit kan geven.

Ervan getuigen
Maar dat kan niemand je aanpraten, dat moet je zelf ondervinden.
En dat kan dus alleen maar als je echt een biddend mens wordt, die het nabij-zijn van God in zijn leven ook echt ervaart.
Alleen dan kunnen wij terug andere mensen boeien. Omdat wij dan het moraliserend discours achter ons kunnen laten. En met ons eigen leven, onze manier van zijn, getuigen dat geloof je gelukkig maakt en je leven vervult.
Alleen zo kunnen wij terug evangeliseren, kunnen wij terug mensen winnen voor ons geloof.
Niet eerder.

Pagina's