Nieuws uit de parochie

Vergevende liefde
zo 30 juli '23

Zondag 27 maart 2022, 4de zondag van de Veertigdagentijd (jaar C)

Vandaag lezen we de parabel van de verloren zoon of, zoals die tegenwoordig vaker genoemd wordt: de parabel van de barmhartige, de liefdevolle, vergevende Vader. Van alle vertellingen van Jezus is dit ongetwijfeld de meest kenmerkende parabel. Hoewel die van de Barmhartige Samaritaan wellicht de meest bekende is.
Wellicht heeft dat te maken met de hedendaagse verschuiving, ook bij gelovigen, van godsverbondenheid naar naastenliefde.
Als je bijvoorbeeld aan mensen vraagt wat nu het meest typisch christelijke is, dan zullen ze praktisch unaniem antwoorden: de liefde. De liefde van God en de liefde tussen de mensen. En dat is niet zo. Want de liefde van God en de liefde tot de naaste komen ook in veel andere godsdiensten, minstens gedeeltelijk, aan bod. Ik kan mij moeilijk inbeelden dat mensen uit andere godsdiensten en culturen ernstig kunnen bezig zijn met de godsvraag en niet die liefde van God op het spoor zouden komen.

CENTRAAL
Maar in geen enkele andere cultuur of godsdienst staat de vergevende liefde van God zo centraal als in het christendom. Mét daarbij de absolute plicht voor de gelovigen om ook zelf altijd te vergeven. Tot 70 keer 7 maal toe.
Dat is nergens anders zo dominant aanwezig.
Zelfs in onze rechtstaat, waar we terecht fier op zijn, loopt men niet zo hoog op met vergeving. Onze rechtspraak, die helemaal teruggaat op de Verlichting en de Code Napoleon, gaat over wetten die een rechtvaardige orde moeten in stand houden. En de overtreders ervan worden gestraft. Punt. Van vergeving is hier geen sprake.
Ik meen zelfs dat ook de meeste godsdiensten rechtvaardigheid en bestraffen van fouten (boetedoening) hoger inschatten dan vergeving.
Ik denk dat geen enkel systeem, burgerlijk of religieus, het begrip vergeving zo hoog in het vaandel voert als het christendom.

BELANG
En dat is nochtans, ook maatschappelijk, van groot belang. Je kan immers als volk, als groep, als familie, als gezin, als koppel niet verder als er, na een rechtvaardige en eerlijke regeling, niet ook vergeving en verzoening is.
Zelfs een staat kan na onrecht of ontrouw op grote schaal uiteindelijk niet verder zonder een soort van “algemene pardon”.
Tot nu toe hebben we het al de hele tijd over de christelijke plicht om anderen die in de fout gingen te vergeven. We hebben het dan over echte fouten, misdaden zelfs. En ook over echt vergeven.
En met echt vergeven, bedoelen we ook echt vergeven.
Niet zoals bij een voetbalmatch waarbij de scheidsrechter zegt: “Komaan jongens, geef elkaar een hand en dan verder spelen”.
Dat is geen vergeven, dat is gewoon een praktische regeling.

ERVARING
In het geloof gaat het om echt en van harte vergeven.
Welnu, dat kan je alleen maar als je zelf ooit het onvoorstelbaar weldadig gevoel hebt gehad dat iemand die je totaal verkeerd en slecht behandeld hebt, je helemaal vergeven heeft. En nu zelfs nog meer van je houdt dan vroeger.
Om zelf echt te kunnen vergeven moet je van binnenuit weten wat het betekent om vergeven te zijn en een nieuwe kans te krijgen.
Als je een gevoelloze opvoeding hebt gehad waarin je nooit iets werd vergeven, zal je later ook niets kunnen vergeven.
Zoals iemand die als kind nooit liefde gekend heeft, later de grootste moeite zal hebben om iemand echt te beminnen.
Als gelovige weet je echter: God vergeeft me als ik erom vraag. Altijd. Ook als niemand anders nog contact met me wil.
Het grote probleem hierbij is natuurlijk dat de meesten onder ons zich – terecht – afvragen: waar moet ik dan wel vergiffenis voor krijgen? Vergiffenis krijgen klinkt zo dramatisch. Wij denken dan, ik doe natuurlijk al wel eens foute dingen, maar meestal kan ik die later zelf rechtzetten. En echt groot onheil richt ik toch niet aan.
Ik zou daar toch niet té gerust in zijn.

BEVRIJDEND
De aloude gewoonte om aan het eind van de dag je geweten te onderzoeken kan daarbij helpen. Zeker als we daarbij Gods hulp vragen: Hij die, zoals we eerder al zagen, beter weet wat er leeft in ons hart dan wij dat zelf kunnen weten.
Het is goed om te zien dat het hier niet gaat om ons schuldgevoelens aan te praten. Het gaat hier integendeel juist om een bevrijdingsproces.
Wij moeten ons bewust zijn van de kwalijke krachten die, naast al het goede, óók in ons binnenste leven. Als we dat besef wegduwen, gaat ons innerlijk leven verzieken. We moeten dat durven onder ogen zien.
Maar echt gezond wordt het pas als wij ook helder beseffen dat de diepste Grond van het bestaan ons altijd vergeeft als wij daarom vragen.
Dat God een bodem van ontferming is. Een liefdevolle Vader is, die altijd uitkijkt naar onze thuiskomst. Om ons in zijn armen te sluiten en ons te zeggen: “Welkom thuis mijn kind”. Het is zelfs de meest bevrijdende gedachte die ik ken.

God is niet ons knechtje
zo 30 juli '23

Zondag 20 maart 2022, 3de zondag van de Veertigdagentijd (jaar C)

Het thema en de lezingen van deze week sluiten naadloos aan bij datgene wat we vorige week besproken hebben over geloof en vertrouwen.
Over geloof = vertrouwen.
De eerste lezing heeft het over Mozes en over hoe deze geroepen wordt om zijn volk te bevrijden uit de slavernij in Egypte.
God wil mensen bevrijden, hen tot leven brengen en Hij wil daarvoor andere mensen nodig hebben. Maar om die vraag, die roeping aan te kunnen, is het nodig dat ze God vertrouwen. Dat ze vertrouwen dat God hen daarin zal bijstaan.
God neemt, zoals we vorige week al zagen, de moeilijkheden niet weg. Hij “vergemakkelijkt” onze taak niet. Maar Hij zal ons helpen.
En hier horen we ook voor het eerst zijn naam: “Ik zal er zijn”.
Merk dat het hier om een echt verbond gaat tussen 2 partijen.
God belooft hulp.
En vertrouwen op die belofte is de “tegenprestatie” van de mens.

Angstaanjagend stil
Ondertussen moeten we wel leren leven met de gedachte dat God niet altijd ingrijpt op het moment en op de manier die ons het beste schikt.
Soms komen wij in situaties, zodat we denken: “Als Hij mij echt wil helpen, als Hij werkelijk wil tussenkomen, dan moet het nu gebeuren. Ik ben aan het verzuipen, ik zink, ik ben helemaal omsingeld.
Maar er gebeurt niets. Het blijft angstaanjagend stil.
Soms is het zwijgen van God ondraaglijk. Het kan ons wanhopig maken.
Soms voelen we ons heel dicht bij de verscheurende hartkreet van Jezus op het kruis: “God mijn God, waarom heb je mij verlaten?” Maar God blijft soeverein. Hij alleen beslist over het hoe en het wanneer.

Niet wij.
Ondertussen weten wij wel dat op het sterven van Jezus zijn Verrijzenis volgde.
Maar goddank moeten wij niet wachten op onze dood om te ervaren dat God zijn naam eer aan doet.
Meestal maken wij, als wij er aandacht voor hebben, meermaals in ons leven mee dat zijn “Ik-zal-er-zijn” geen loze belofte is.
God gooit deuren voor ons open, haalt muren omver en schept altijd weer nieuwe toekomst voor wie er in vertrouwen om vraagt.
Dat geldt trouwens ook voor onverwachte inzichten die bevrijdend voor je zijn.
De beste krijg je altijd tijdens het gebed.

Kleverige substantie
En dan is er de wat verwaarloosde evangelietekst uit Lucas 13 over opstandige Galileeërs wier lijken op een voor joden afschuwelijke manier werden onteerd. En over 18 mensen die omkwamen toen een toren instortte en hen bedolf.
Een wat verwaarloosde tekst omdat vele mensen die bijna alle parabels kennen en zo goed als alles weten over het leven van Jezus, deze uitspraken van Jezus vaak niet kennen. Terwijl ze nochtans uiterst belangrijk zijn. Het zijn uitspraken die op een niet mis te verstane manier afrekenen met de gedachte dat ziekte, een ongeluk hebben, onderdrukt worden, of arm zijn, een straf is van God. Het is een verschrikkelijke misvatting, die zich al sinds onheuglijke tijden als een kleverige substantie vast ent op het godsdienstig denken van de mensheid.
Jezus breekt daar radicaal mee: ongelukken, ziekten of alles wat wij “het noodlot” noemen heeft niets te maken met zonde. Het is geen “straf van God”.
Die dingen horen nu eenmaal bij het leven. En de een heeft daar duidelijk meer geluk in dan de ander. Ieders leven is anders. Ieder van ons heeft andere capaciteiten en gebreken, ieder van ons leeft in andere omstandigheden.
Van belang is wat wij doen, hoe wij reageren op onze individuele omstandigheden, wat wij doen met wat ons overkomt.

Vruchtbaar
Bijzonder weinig mensen zijn door-en-door slecht.
Maar wij zijn wel allemaal zondaars. D.w.z. wij wijken voortdurend af van onze roeping om met God verbonden te leven en dus als liefdevolle mensen in het leven te staan. Om op die manier deel te nemen aan het leven van God zelf.
God straft ons daar niet voor door ons ziekten en ongevallen te sturen.
Maar Hij roept ons wel voortdurend op tot bekering. Om de heilloze weg van het egoïsme te verlaten en vruchtbaar te worden voor zijn Rijk.
Vandaar dan die parabel van de onvruchtbare vijgenboom. Ooit wordt de balans opgemaakt van ons leven. En dat beslissende moment kan totaal onverwacht komen en veel vroeger dan we hadden gedacht.
En dat is dan wel onrustwekkend. Ook al straft God ons tijdens ons leven niet met ziekten en ongelukken, Hij nodigt ons wel uit, bij alles wat ons overkomt, om een keuze te maken voor Hem en voor zijn Koninkrijk van de Liefde.
Er komt een moment dat wij vóór Hem zullen staan, en als dan blijkt dat wij tijdens ons leven tenminste geprobeerd hebben om die keuze te maken (wat Jezus bedoelt met bekeren), dan zal God onze keuze bevestigen voor altijd.

Zijn Naam = Ik zal er zijn
zo 30 juli '23

Zondag 13 maart 2022, 2de zondag van de Veertigdagentijd (jaar C)

Het centrale thema van de viering vandaag is “vertrouwen”.
Allebei de lezingen gaan erover dat christelijk geloven wezenlijk vertrouwen is op God.
God, wiens Naam is: Ik-zal-er-zijn. Dáárop vertrouwen.
Geloven dat God het verbond dat Hij heeft met de mensen, en met iedere mens afzonderlijk, dat Hij dat verbond naleeft.
Ook al is de schijn soms tegen. Ook al is er van de kant van de mens vaak twijfel, angst en ongeloof. Blijven geloven is de boodschap.

Abraham
Blijven vertrouwen, zoals Abraham deed, ook al was dat voor buitenstaanders (en waarschijnlijk ook voor zijn eigen aanvoelen) vaak roekeloos en zonder grond.
Abraham, die de vader van alle gelovigen wordt genoemd, was halsoverkop en zonder voorbehoud ingegaan op de roepstem van God. Van “een” God, een nieuwe God waar nog niemand ooit van gehoord had. Een God die totaal niet gekend was in Chaldea, waar Abraham vandaan kwam.
En die God roept hem op om alles achter te laten: zijn land, zijn werk, zijn familie, zijn cultuur en zijn bezigheden, om te trekken naar een onbekende bestemming, een vreemd land. Onder de belofte dat God dat land zal geven aan zijn nakomelingen die, zo belooft Hij, talrijk zullen zijn als de sterren aan de hemel.
Abraham heeft op dat ogenblik al de leeftijd van 75 bereikt en zijn vrouw Sarah is onvruchtbaar. Bovendien had hij, zoals dat bij elke godservaring het geval is, geen enkel bewijs dat hij het zich niet allemaal had ingebeeld. Maar hij vertrouwde erop en ging op weg.

Godsvertrouwen
En dát, dat geloof, dat vertrouwen op God, werd hem, zo staat er wat verder, als gerechtigheid aangerekend.
M.a.w. bij God staat vertrouwen op Hem even hoog aangeschreven als het “doen van gerechtigheid”, het hoogste wat de mens kan doen in Gods ogen.
Kleine opmerking hierbij: het Bijbelse woord gerechtigheid verwijst naar meer dan rechtvaardigheid alleen. Het is rechtvaardigheid + het opkomen voor mensen die moeten geholpen worden.
Abraham slaagt dus in Gods ogen, doordat hij blindelings vertrouwt op diens belofte. Niet dat hij van dan af een leuk leventje heeft en dat alles hem voor de wind gaat. Integendeel. Hij zal nog enorme tegenslagen en tegenkantingen moeten overwinnen en nog heel duistere periodes meemaken.

Bevestigen
Maar telkens als de nood het hoogst is, doet God zijn naam gestand: je zal zien dat Ik er ben. Je hebt mij niet vergeefs vertrouwd.
En dan komt de evangelielezing over de verheerlijking op de Taborberg.
En ook hier gaat het over vertrouwen op God.
Het Taborgebeuren is er om de apostelen te sterken.
Het vindt plaats net voordat Jezus afreist naar Jeruzalem, waar hij zal vernederd, gegeseld en gekruisigd worden.
Het hele Taborgebeuren heeft tot doel de apostelen ervan te overtuigen dat ze zich niet in Jezus hebben vergist. Dat, wat er op korte termijn ook met Hem mag gebeuren, Hij wel degelijk de beloofde Verlosser is, de Zoon van God.
Het moet hen bevestigen in hun geloof.
Welke afschuwelijke dingen Jezus in Jeruzalem ook te wachten staan, God zal Hem niet laten vallen.
En dat hééft God ook niet gedaan. Pasen, de Verrijzenis is daarvan het bewijs.
God heeft Jezus het kwaad en de pijn niet bespaard, maar Hem wel door de dood heen gehaald.

Hij is er
Misschien houden wij vooral met die laatste gedachte te weinig rekening.
God neemt het kwaad niet weg uit de wereld. Maar Hij heeft wel het laatste woord. Altijd. Ook als we doodgaan.
En dát weten, daarop kunnen vertrouwen geeft je een enorme boost.
Het helpt je over moeilijkheden heen. Het brengt rust en sereniteit in je bestaan. En hoe erg het ook stormt, je gaat tegenkantingen en tegenslag met groter gemak relativeren.
En zelfs als de duistere demonen van wanhoop en opgeven je bekoren, kan je zomaar ineens de kracht krijgen om toch door te zetten.
Is dat geen inbeelden? Want wij weten dat inbeelding en suggestie ook hele sterke krachten zijn. Maar dit is anders.
God heet niet alleen, “Ik zal er zijn”. Voor wie aandachtig kijkt, is Hij er ook werkelijk. God neemt het kwaad niet weg uit ons leven, toch niet automatisch. Het leven, met zijn goed en zijn kwaad, overkomt ons. Wij worden bij onze geboorte nu eenmaal brutaal geworpen in een wereld waarin goed en kwaad naast elkaar bestaan.
Maar als je bewust kiest voor het goede zal je merken dat er dingen gebeuren in de wereld om je heen, of in je eigen ziel, waarvan je heel zeker weet: dit is geen toeval meer. Hij is er werkelijk.
En dat weten maakt je diep gelukkig.

Waarom vasten?
zo 30 juli '23

Zondag 6 maart 2022, 1ste zondag van de Veertigdagentijd (jaar C)

Onmiddellijk, van bij het begin, is het duidelijk wie de hoofdpersonen zijn in dit verhaal. Het gaat over Jezus, de Geest van God en de duivel.
Of beter: over Jezus en over de 2 immense krachten die in zijn binnenste strijden voor de overmacht. En het is eveneens duidelijk dat tussen deze twee geen compromis mogelijk is. Ze sluiten elkaar uit.
Het is niet onbelangrijk om dat in volle duidelijkheid te zien.
Ingaan op wat de Geest van ons wil, maakt van ons open, zorgdragende, liefdevolle mensen. Ingaan op de duisternis in ons, die er ook is (in ieder van ons), bereikt het tegenovergestelde: het maakt ons gesloten, helemaal op onszelf gerichte hebzuchtige en machtswellustige wezens, wars van elk gevoel van medemenselijkheid.
Het is goed, te zien dat die 2 krachten werkelijk tegengesteld zijn.
Natuurlijk is in de praktijk waarschijnlijk geen enkele mens alleen maar goed en ook geen enkele mens alleen maar duivels. En onze spontane neiging is er een van zoeken naar een compromis. “Iets mag het hebben”.

TEGENPOLEN
Maar de 2 genoemde krachten zelf, de Geest van God en het duistere in ons, streven naar geen enkel compromis, zijn mekaars volmaakte tegenpolen.
En het is goed te weten op voorhand dat “een beetje van dit en een beetje van dat”, uiteindelijk dus wel moet mislukken.
Jezus weet dat en daarom is zijn houding categoriek; over die dingen valt er met Hem niet te praten, niet te onderhandelen: het is het één of het ander.
Hem parafraserend zou je kunnen zeggen: je kan niet tegelijk God dienen en de duivel.
Je kan wel zoals sommige figuren in de romans van Dostojevski uiterst losbandig leven en dan bij momenten even oprecht berouw tonen en hartstochtelijk boete doen. Hoe extravagant zo’n leven dan ook is, toch kan ik mij daar nog iets bij voorstellen. Maar heel bewust en geraffineerd je leven zo inrichten dat je van “beide walletjes” kan eten, dat kan gewoon niet.
Je gaat God nooit kunnen verzoenen met het kwaad. Maar je kan je bestaan natuurlijk wel inrichten met de fantasie dat je tegelijk van allebei kan genieten.
Soms hoor je wel eens: ik doe al genoeg voor de mensen, ik mag toch ook mezelf wat verwennen. Als dat gaat om het genieten van een stukje taart terwijl je jezelf vanwege de dokter moet matigen, kan dat natuurlijk geen kwaad.
Maar het is een gevaarlijke redenering als het gaat om ernstiger zaken.

BEKORING
Laten we nu eens kijken naar bekoringen, die Jezus moest overwinnen.
En waar trouwens ieder van ons mee te maken krijgt.
“De duivel” is een metafoor voor het duistere verlangen dat in ons opwelt telkens als wij in ons leven willen kiezen voor het goede, het juiste, voor de rechtvaardigheid en de liefde, kiezen voor God. Die keuze voor God lijkt vaak moeilijk waar te maken terwijl het duistere alternatief altijd bijzonder aanlokkelijk is, tintelend en fris. Jezus is daar zeer kordaat in en Hij verlangt van ons precies hetzelfde.
Wat nu die bekoringen betreft: laten we ons beperken tot de eerste, stenen in brood veranderen. De andere 2 die appel doen op onze eerzucht en onze hang naar macht zijn heel duidelijk herkenbaar en hoeven weinig uitleg.
De eerste echter heeft te maken met onze neiging tot materialisme.

VASTEN
De mening dat geluk ligt in eten en drinken, in feesten en seks.
Jezus vast, heeft honger en weerstaat de bekoring. Hoe meer je daarover nadenkt, hoe meer je beseft dat hier iets heel essentieels gezegd wordt.
Namelijk dat vasten, je van een bepaald genot onthouden, voor een christen altijd gebeurt om een groter goed te verkrijgen. M.a.w. als christen ben je geen masochist. Jezelf van alles ontzeggen heeft (tenzij om medische redenen) geen enkele waarde op zich. Het is duidelijk dat Jezus de woestijn introk om in dieper contact met God te komen.
En het is nu eenmaal een gekend gegeven (iets wat iedere religie weet) dat veel lawaai en een volle maag niet bevorderlijk zijn voor meditatie en gebed. Wanneer Jezus de bekoring weerstaat, dan is dat niet om een nummertje in zelfkastijding op te voeren maar om een veel hoger doel te bereiken: het verzadigd zijn van voedsel uit te stellen om des te beter te kunnen genieten van Gods aanwezigheid.
Van ons wordt precies hetzelfde verwacht met onze 40-daagse vasten.
D.w.z. dat wij tijdelijk en beperkt afzien van bepaalde genietingen, niet als een doel op zich, en ook niet als een prestatie, zoals wij dat als kinderen deden.
Maar om de kans te vergroten op een veel kostbaarder genieten: het diepe aanvoelen van een God, die intens veel van je houdt.

Verrijzenisgeloof
ma 14 februari '22

Zondag 13 februari 2022, 6de zondag door het jaar (jaar C)

Vandaag lezen we uit de zogenaamde “vlakterede” van Lucas, die sterke gelijkenis vertoont met de “Bergrede” bij Mattheus, waaruit je kan opmaken dat beide evangelisten uit dezelfde oerbron geput hebben.
We zouden nu, bij het bespreken van dit evangelie, de ondertussen klassiek geworden toer kunnen opgaan. We zouden dus ferm kunnen stellen dat mensen die arm, hongerig en verdrietig zijn en uitgesloten worden, helemaal niet zalig zijn. Maar dat hun lamentabele toestand juist een appel voor ons is om hen te helpen zalig te worden.
En bij de wee-roepen zouden wij zalvend kunnen zeggen dat ze niet voor ons bedoeld zijn, maar voor de superrijken, die dan—per definitie—hardvochtig zijn. Maar toch niet voor ons, die dus rustig mogen genieten van onze welverdiende welstand. Voor een stuk is dat natuurlijk ook zo.

Onbespreekbaar?
Maar we hebben dat al zo vaak gehoord. Ik hou persoonlijk ook niet zo van Savonarola, en andere boete- en armoedepredikers. Maar is er echt niets anders op te maken uit deze tekst? Laten we eens op zoek gaan naar wat niet voor de hand ligt, iets waar we het moeilijk mee hebben, en waar dus ook zelden over gesproken wordt als we het over dit evangelie hebben.
En dat moeilijke, bijna onbespreekbaar geworden zinnetje is: “Gelukkig zijn zij, want groot is hun loon in de hemel.”
Dat “loon in de hemel”, heeft ons vooral in de vorige eeuw en vooral de wat linksere jongens onder ons, behoorlijk dwars gezeten.
Het loon in de hemel werd gezien als een zoethoudertje, dat mensen die in armoede en miserie zaten content moest houden.

Zoethouder
“Godsdienst is opium van het volk”, zei Marx en alleen de revolutie van de onderdrukte massa kon bevrijding brengen. Velen hebben hem geloofd en zelfs binnen de Kerk begonnen we aan zelfcensuur te doen en het spreken over de hemel tot een minimum te beperken.
Totdat we, geleerd door de praktijk, beseften dat gewelddadige revoluties meestal alleen maar nog ergere onderdrukkers aan de macht brengen.
Zoals dat ontdekt is door Simone Weil, een joodse filosofe die later christen en zelf een heilige geworden is, maar aanvankelijk een vurige communiste was die in Spanje nog tegen Franco ging vechten. Later zag ze in dat niet godsdienst, maar de revolutie de opium van het volk is. Een bedwelmende drug waardoor ontelbare kleine mensen hun leven offeren om daarna nieuwe tirannen, erger dan de vorige, aan de macht te zien komen.

Centraal
Wordt het niet stilaan tijd dat wij ook in de Kerk terug meer gaan spreken over verrijzenis en over het leven na de dood?
Wij zijn al tientallen jaren bezig met het verengen van het geloof tot een vorm van moraal.
Maar in het centrum van ons geloof staat niet een ethisch systeem, maar de verrijzenis van Christus.
Als christenen na de dood van Jezus begonnen te spreken over de “Blijde Boodschap”, dan bedoelden ze daarmee dat ze getuige waren van de Verrijzenis.
En die “Blijde Boodschap”, of dat “Goede Nieuws”, zoals we nu zeggen, was dat dóór die verrijzenis van Christus al het andere zin kreeg.
Dostojewski zei: “Als je niet gelooft dat er een God bestaat en eeuwig leven na de dood, dan zou het eigenlijk dom zijn als je niet compleet je eigen goesting deed”.
Ik zal hem dat niet nazeggen, omdat die uitspraak tot heel verkeerde conclusies kan leiden. Ze houdt geen rekening met het feit dat nogal wat mensen die zich gelovig noemen, heel egocentrisch en weinig menslievend leven.
Terwijl er ook nogal wat niet-gelovigen zijn die een ethisch hoogstaand en zichzelf wegschenkend leven leiden.

Zingeving
Maar ik kan Dostojewski wel volgen als hij bedoelt dat het voor iemand die gelooft in God en in het eeuwig leven, logischer en ook gemakkelijker is om zijn ego in bedwang te houden en een “gegeven” mens te zijn. Of te worden.
Omdat dan het groeien in menselijkheid het vanzelfsprekende doel van het leven wordt. En er meteen ook de zin en betekenis aan geeft.
Het is dus belangrijk dat wij daar terug meer over spreken.
Het valt op dat heel veel mensen die niet geloven, uitdrukkelijk zeggen dat ze achter de christelijke waarden staan. En, door de eeuwenlange wereldheerschappij van het Westen zijn vele christelijke waarden ook bekend en aanvaard in landen waar het christelijk geloof voor de rest weinig betekent.
De moraal is dus niet echt een probleem.
In een tijd echter waarin ontelbaar vele mensen, bijna wanhopig, op zoek zijn naar de zin van het leven, mogen wij onze voornaamste zingevingstroef niet langer wegmoffelen: het geloof dat ons leven zijn volle zin en betekenis krijgt in het licht van de eeuwigheid.

Mensen als doorgeefluik
ma 14 februari '22

Zondag 6 februari 2022, 5de zondag door het jaar (jaar C)

Vandaag lezen we het roepingsverhaal van enkele apostelen, speciaal dan de roeping van Petrus. En dat verhaal eindigt met de wat eigenaardig klinkende woorden van Jezus: “Voortaan zult ge mensen vangen”.
Een betere vertaling lijkt dan: “Voortaan zult ge vissers van mensen zijn”. Maar ook die uitdrukking behoudt een zekere bijklank van “vangen”, van “in de val lokken”.
Immers een visser gebruikt lokaas om de vissen te lokken. En als hij succes heeft, is de vis in ieder geval de klos.
Een ander ongemak bij het lezen van deze tekst komt voort uit het feit dat water met de tijd een andere betekenis gekregen heeft voor ons. Voor de Bijbelse mens, die nochtans leefde in de nabijheid van de Middellandse Zee (voor ons het paradijs), was de zee iets afschrikwekkends en stond ze symbool voor duisternis en dood.
“Mensen vissen”, de opdracht voor iedere christen, wil dus zeggen: mensen redden, ze hoeden voor alles wat donker is. Mensen die de duisternis ingezogen zijn, omhoog halen en op het droge trekken. Hen terug tot leven brengen.

Voortschrijdend inzicht
Dat is wat Jezus deed en dat is dus ook wat ons te doen staat.
Toen Jezus Petrus uitdrukkelijk riep, mogen wij aannemen dat ze voor elkaar geen onbekenden meer waren. Petrus was, zoals later meermaals blijkt, een nuchtere visser. En die geeft zijn boot zomaar niet af aan de eerste de beste voorbijganger die een spreekgestoelte nodig heeft.
Hij kende Jezus, Hij wist dat Jezus’ liefdevol optreden alles te maken had met de goedheid van God zelf. Dat er een heel sterke binding was tussen Hem en God. Dat God in Hem zichtbaar werd.
En nu, bij die wonderbaarlijke visvangst, wordt dit voor Petrus duidelijker dan ooit tevoren. En hij valt op zijn knieën.
“Ga weg van mij, want ik ben een zondig mens”. Het is goed hierbij te zien dat Petrus niet door de knieën gaat vanwege schuldgevoelens. Maar hij is helemaal overdonderd door het besef van Gods goedheid, zichtbaar in Jezus.
Het besef dat God ook liefdevol op zoek gaat naar de minder heiligen onder ons. Niet alleen om ze vergeving te schenken, maar zelfs om hen in dienst te nemen.

Liefde doorgeven
Dit is een prima evangelieverhaal voor roepingszondag, maar eigenlijk is het geweldig nieuws voor elke dag. God die op een bijzonder moment, meestal onverwacht mensen, heel gewone mensen, helemaal overmant met gevoelens van warme genegenheid en geborgenheid. En hen in dienst wil nemen opdat ze “een beetje God voor andere mensen zouden zijn”.
Dat is de kern van elke christelijke roeping. Ervaren dat God je wil nodig hebben om zijn liefde door te geven aan andere mensen.
Het is natuurlijk belangrijk dat je daarbij allereerst overtuigd geraakt, door eigen ervaring, of door het getuigenis van anderen, dat God je onvoorwaardelijk liefheeft. Om dan, vanuit dat besef, het verlangen te voelen om dat met anderen te delen.
Het is goed daarbij te weten dat we ons geloof doorgeven. D.w.z. niet zozeer een ideologie of een reeks dogma’s, te nemen of te laten, maar op de eerste plaats een manier van leven: vanuit het ons geborgen weten in God, zelf liefdevol in het leven staan.

Kern
Maar natuurlijk gaat het niet alléén om een praxis.
Niet iedereen die vriendelijk en behulpzaam in het leven staat, is een christen.
En daarom is het goed dat Paulus ons vandaag nog eens herinnert aan de kern van ons geloof: de verrijzenis van Christus.
Christus, gestorven en begraven, Christus, verrezen en verschenen aan tallozen die toen nog in leven waren.
En de eeuwen daarna, door miljoenen mensen ervaren als de Levende Heer.
Nu wij leven in een tijd dat het christelijke aanvoelen over goed en kwaad in grote lijnen niet zo heel veel meer verschilt van wat de rest van de wereld daarover denkt, ook andersgelovigen en atheïsten, moeten wij oppassen dat wij onszelf niet laten opslorpen door de hedendaagse seculiere levenssfeer.
Als ook wij alleen nog praten over goed zijn voor elkaar en opkomen voor de “kleinen”, dan is onze eigenheid geruisloos verdampt.

Tegengif
Want het bestaan van God en het uitzicht op verrijzenis en eeuwig leven is voor christenen niet een optioneel toetje, een soort kers op de taart van het morele leven.
Neen. Het geloof in verrijzenis en eeuwig leven staat centraal in ons geloof. En het is, zeker in onze tijd, een schitterend tegengif tegen de alsmaar verder oprukkende gevoelens van onmacht, ontmoediging en zinloosheid.
Het geloof in het volle leven na de dood geeft immers ook leven aan het leven vóór de dood.

Wat bij tegenkanting?
ma 31 januari '22

Zondag 30 januari 2022, 4de zondag door het jaar (jaar C)

Vandaag zijn we getuige van Jezus’ verwerping in zijn eigen vaderstad Nazareth. Echt verwonderen doet ons dat niet. Wij kennen dat verschijnsel.
“Geen sant in eigen land”, geldt ook voor Jezus.
Jezus was op korte tijd heel bekend geworden en waar Hij kwam hingen de mensen aan zijn lippen.
Aanvankelijk zal dat de Nazareners wel met een zekere trots vervuld hebben.
Een jongen van bij ons, weet je wel. Ik heb zijn vader nog gekend.
Zijn moeder is zelfs nog een beetje familie. . .
Maar het duurt niet lang want, juist omdat Hij “iemand van bij ons” is, begint de jaloezie te steken. Vertolkt in vernederende gedachten als: wat heeft hij dat ik niet heb? En: ik ben toch niet minder dan hij?

Irritatie
Zoals altijd echter wil dit evangelie ons niet alleen iets vertellen over Jezus, maar ook, en misschien zelfs vooral, over ons, over wat God van ons verwacht en wat de wereld van ons verwacht. En, vooral, wat ons in die wereld te wachten staat als wij Jezus willen volgen, als wij leven, Hem achterna.
Christenen die oprecht proberen te leven naar hun geloof, zijn niet meteen de populairste jongens in de buurt.
Ook niet als dat een voorbeeldig leven is. Zeker niet als dat een voorbeeldig leven is. Mensen houden niet zo van voorbeeldig levende anderen.
Die irriteren alleen maar.
Ook als ze hun mond houden en niemand willen overpreken. Dan nog wordt hun andere manier van in het leven staan ervaren als een verdoken aanklacht.
Zo’n mensen die eerlijk proberen hun geloof serieus te nemen en ook oprecht proberen ernaar te leven, wekken aanvankelijk alleen maar milde spotlust op bij de meer wereldwijze medemensen.
Na een tijdje echter werken ze hen alleen nog op de zenuwen. En nog wat later merk je zelfs groeiende vijandigheid.
Maar wat had je anders verwacht van een maatschappij waarin gelovigen die gewoon op zondag naar de mis gaan, door sommigen fanatici genoemd worden?

Geen schapen
Maar goed, wij moeten ons daar ook niet te druk over maken. De wereld steekt nu eenmaal zo in mekaar. En Jezus heeft er ons niet alleen voor gewaarschuwd, Hij heeft het zelf ook moeten ondergaan. Het hele gamma.
Van milde spot tot pure vijandigheid. Wie zijn wij dan om daar helemaal van gespaard te blijven?
Mogen wij ons daar tegen verzetten? Natuurlijk. Wij moeten ons daar tegen verzetten. Maar dan wel met geëigende middelen. Met de rede, niet met vijandigheid en geweld.
Met een overredingskracht, die wij halen uit ons geloof en met behulp van kennis van zaken en van het verstand dat God ons gegeven heeft.
Er bestaat een wijdverspreid misverstand dat zegt dat christenen mak als schapen moeten staan voor hun vervolgers. Een paar niet helemaal goed begrepen uitspraken van Jezus zouden dat verantwoorden.
Niets is echter minder waar. Wij moeten met hart en ziel en met fierheid opkomen voor ons geloof. Ik moet in dat verband altijd denken aan de grote protestantse theoloog Dietrich Bonhoeffer. Toen zijn nazibeulen hem naar de executieplaats brachten, keek hij hen recht in de ogen en hij zei: “Jullie kunnen gewoon niet winnen”. En daarmee doelde hij niet op de oprukkende Amerikaanse legers. Hij bedoelde: uiteindelijk kan uw mensonterende ideologie het nooit halen van het christelijk geloof.
Ook niet in Duitsland.

Soorten liefdes
Als Jezus zegt: “Als iemand je in je gezicht slaat, biedt hem dan ook de andere wang aan”, dan wil Hij daarmee geen slappe of laffe houding promoten. Wel dat je, omwille van een meningsverschil, een ruzie of zelfs een handgemeen, nooit iemand voor altijd mag afschrijven. Dat je altijd opnieuw moet zoeken naar mogelijkheden tot verzoening.
Als iemand mij pijn doet en regelmatig tegen de schenen stampt, dan kan ik mij niet inbeelden dat Jezus van mij vraagt dat ik zo iemand zou waarderen of zou beminnen in de gewone betekenis van het woord. Maar wel dat ik geen wraak zou nemen en dat ik niet al het mogelijke zou doen om die mens te beletten ooit nog gelukkig te zijn.

Doetjes
Het christendom is helemaal doordrongen van de wet van de liefde.
Ons geloof is geen ideologie die met alle mogelijke middelen gepropageerd en verdedigd moet worden.
Boven alles uit is er de verplichting om lief te hebben.
Wij moeten natuurlijk wel evangeliseren, wij moeten opkomen voor ons geloof, verantwoording afleggen als dat geloof weersproken of aangevallen wordt.
Maar dat mag nooit ten koste gaan van de dwingende eis om lief te hebben.
Het is dus inderdaad een serieus misverstand van te denken dat je als christen een doetje moet zijn.
Want als je, bij alles wat je overkomt, liefde en vrede en verzoening uiteindelijk laat primeren, dan moet je juist een heel sterke persoonlijkheid hebben.
Wij zijn geen watjes. Maar we zijn ook geen bullies.

Het lichaam van Christus
do 27 januari '22

Zondag 23 januari 2022, 3de zondag door het jaar (jaar C)

Het evangelie van vandaag brengt ons het relaas van het optreden van Jezus in de synagoge van Nazareth aan het begin van zijn openbaar leven.
Het was een indrukwekkend optreden, een robuuste programmaverklaring.
Nu was er daar in de synagoge van Nazareth zeker geen gebrek aan kritische en zelfs negatief ingestelde toehoorders. We lezen immers dat Jezus toen al bekend was, men sprak over Hem in heel de streek en Hij werd algemeen geprezen.
En nu komt Hij dus aan in zijn eigen dorp, waar ze Hem nog gekend hebben als een gewone jongen. Het is een bekend verschijnsel dat mensen die naam gemaakt hebben en algemeen gewaardeerd worden het meest te duchten hebben van vroegere dorpsgenoten, “vrienden”.

Kritisch
In Nazareth zal dat niet anders geweest zijn. En daarom staat er dat, toen Hij uit de boekrol had voorgelezen, “Alle ogen gespannen op Hem gericht waren”.
Wachtend op Jezus’ verklaring van de tekst om dan de nodige kritische, misschien zelfs ironische vragen en opmerkingen op Hem af te vuren.
Maar Jezus blaast hen gewoon van hun sokken door totaal onverwacht uit de hoek te komen.
In plaats van de woorden, de profetie van Jesaja uit te leggen, aan bijbeluitleg te doen zou je kunnen zeggen, voegt Jezus er gewoon aan toe, tot verbijstering van zijn toehoorders: “Het Schriftwoord dat gij zojuist gehoord hebt is thans in vervulling gegaan”. En Hij bedoelt: in mij, in mijn persoon, in mijn optreden gaat het in vervulling.


Als Jezus het boek dichtrolt en teruggeeft aan de dienaar in het gebedshuis, is dat al een symbolische daad op zich. Hij zegt hier: “De tijd van alleen maar de voorspellingen van de profeten beluisteren en te dromen over een tijd dat aan de armen de Blijde Boodschap zal verkondigd worden, dat gevangenen zullen verlost worden, de blinden zullen zien en de verdrukten worden bevrijd, die tijd van uitzien is voorbij. Wat Jesaja voorspelt en waar de mensen van dromen, gebeurt hier en nu. In mijn persoon. De tijd van het Koninkrijk Gods vangt nu aan. Niet ooit, niet later, neen nu. Ik bén het Koninkrijk.
In mij, en meteen ook in allen die mij volgen, realiseert zich het Koninkrijk, niet ooit, maar nu. Gedaan met vrome beschouwingen en grote verwachtingen naar wat God gaat doen. God is hier en nu aanwezig in Jezus zelf en in christenen die het Koninkrijk in hun manier van leven gestalte geven.

Hoofd en lichaam
Vanaf de dood en de verrijzenis van Christus zijn zijn volgelingen, is de Kerk zijn lichaam op aarde. En moet zij dus ook niets anders doen dan zijn verlossingswerk onder de mensen verderzetten. Is het haar taak om de Blijde Boodschap te verkondigen, om blinden de ogen te openen, om armen te helpen en om gevangenen en verdrukten te verlossen.
M.a.w. de Kerk heeft geen andere reden van bestaan dan, onder leiding van de levende Heer, het verlossingswerk van Jezus verder te zetten. Om, met al de kracht die in haar is, die in ons is, ervoor te zorgen dat mensen meer tot leven komen.
De tijd om alleen maar uit te zien naar de komst van het Koninkrijk ooit, is voorbij. Het gebeurt nú, benadrukt Jezus, het gebeurt daar waar wij zijn woorden in praktijk brengen. Maar belangrijk is daarbij dat we het doen onder zijn leiding.
Denk aan wat we vorige week zegden over de “synodale weg”. Als wij ons inzetten voor het Koninkrijk, een rijk waar mensen die hulp nodig hebben, recht geholpen worden en waar ook andere mensen tot hun recht komen, dan is het uiterst belangrijk dat wij in onze werking trachten te weten te komen wat Gods bedoeling is. Anders zou wel eens kunnen blijken dat wij eigenlijk aan ons eigen koninkrijk aan het timmeren zijn.

Individuen
In dit verband is het goed ook even terug te keren naar de eerste lezing, waarin Paulus het uitgebreid heeft over dat “Lichaam van Christus” dat wij als Kerk moeten zijn. Dat lichaam van Christus is, zoals een gewoon lichaam, een organisch geheel.
D.w.z. dat alle delen ervan samen werken, dat het ene deel niet zonder het andere kan. Dat als één deel wegvalt, het hele lichaam daaronder lijdt. Maar ook dat alle delen anders zijn.
Het lichaam van Christus is dus niet een soort collectiviteit van allemaal dezelfde, identieke wezens, klonen en kopieën van elkaar.
Neen, het zijn allemaal individuele mensen. Nogal wat kunstkenners beweren zelfs dat pas met het christendom het individu verscheen in de kunst.
Maar die christelijke individuen zijn wars van elk individualisme. Ze zijn heerlijk ongelijk, ieder met z’n eigen gaven en talenten, maar ze zijn helemaal ingesteld op elkaar. Zij werken resoluut samen met slechts 1 doel: het vestigen van Gods koninkrijk op aarde: een koninkrijk van recht en zorg en barmhartigheid voor elke mens.
Of dit in de praktijk ook altijd het geval is valt te betwijfelen.
Maar wij moeten er constant aan werken.
Uiteraard en op de eerste plaats: werken aan onszelf.
Zodat elk van ons een gunstige bijdrage kan leveren tot de werking van het geheel: het lichaam van Christus op aarde.

Bruiloft te Kana
do 27 januari '22

Zondag 16 januari 2022, 2de zondag door het jaar (jaar C)

De bruiloft is het Bijbelse oerbeeld voor de relatie tussen God en zijn mensen.
Oerbeeld, omdat het in het Oude Testament al van in het begin overvloedig wordt gebruikt. En in het Nieuwe Testament wordt dat beeld probleemloos overgeplant op Jezus en zijn Kerk. Jezus is de bruidegom. Wij zijn bruid.
Het wonder in Kana is een “teken” dat in Jezus de bedoelingen die God heeft met zijn volk tot vervulling komen.
Anders dan in de heidense godsdiensten, waar de goden de mensen soms heel cynisch behandelen, wil de God van Jezus van ons, zijn mensen, houden zoals een bruidegom van zijn bruid. Zoals Oosterhuis het uitdrukt: “Hij gaat ons in en uit, wil met ons spelen, maakt ons tot zijn bruid. En wat we zijn, Hij heeft het ons gegeven”.
M.a.w. God wil ons geluk, Hij houdt van ons, Hij wil dat wij ten volle leven en gelukkig zijn. En dat wordt dan gesymboliseerd met het bruiloftsfeest, waar Jezus zorgt voor wijn in overvloed. Iedereen happy dus.
Twee bedenkingen daarbij.

Geluk
Eén: het bruiloftsmaal blijft een metafoor. Eten en drinken is een basisbehoefte en eraan voldoen is aangenaam en plezant, maar je wordt er niet speciaal gelukkig van.
Om echt gelukkig te zijn is er meer nodig, heeft de mens nood aan vriendschap, liefde en geborgenheid in zijn leven. Die zaken gaan wij eerder vinden door dichter bij Jezus te komen dan door altijd maar uitgebreider en rijkelijker te consumeren. En eigenlijk zien en weten wij dat wel. Want mét de toename van onze welstand en ons “feestgedrag” stijgt ook het gevoel van leegte, het geweld op straat en het buitensporig gebruik van drugs en medicatie.

Gods Hulp
En twee: Ieder van ons is anders.
Ieder van ons wordt geboren met andere vaardigheden, mogelijkheden en kansen.
Ieder van ons heeft als taak met zijn eigen mogelijkheden en in zijn eigen allerindividueelste omstandigheden een zinvol leven uit te bouwen.
En het is juist op dat vlak dat Gods liefde ons werkzaam nabijkomt.
God gaat ons niet per se helpen bij het door de maatschappij opgelegde streven naar materieel comfort. Maar wel op het vlak van de uitbouw van een als zinvol ervaren leven. En juist dát maakt mensen gelukkig.
Terwijl het mateloos streven naar bezit en materieel comfort vaak alleen maar compensatie is voor een leven dat als niet-zinvol ervaren is.
En dat inzicht zit ons niet zo lekker, omdat wij na eeuwen schaarste en armoede nu eindelijk de kans hebben op comfort en rijkelijk leven.
Maar God is een zachte heelmeester. En heel vaak bestaat zijn hulp juist hierin dat Hij ons niet een bepaalde visie oplegt of dicteert, maar dat Hij ons laat inzien dat houden van je partner en je kinderen, goede vrienden hebben, gewoon je tuin onderhouden en huiselijke werkjes opknappen veel meer zin geven aan je leven dan veel van de aangeprezen materiële middelen.
En dat inzien maakt ook gelukkig.

Theoloog
Tot slot is er nog een opmerkelijke passage in dit van symboliek zwangere verhaal, dat om verduidelijking vraagt. En dat is het moment waarop Maria, zijn moeder, beroep doet op Jezus’ tussenkomst. En Jezus antwoordt met: “Vrouw is dat uw zaak? Nog is mijn uur niet gekomen”. Wat eigenlijk neerkomt op een nogal boude afwijzing.
De reden hiervan is, lees ik bij een theoloog, dat Jezus op een besliste manier wil duidelijk maken dat de verlossing die Hij brengt niet gebeurt op vraag van de mens, maar gebeurt in opdracht van zijn Vader. Al wat Jezus zegt en doet is een uiting van Gods liefde voor zijn mensen.

Maria
Françoise Dolto, de grote Franse psychoanalytica, ziet dat anders.
Voor haar is de rol van Maria veel groter. In plaats van de nederige moeder die zich, na de afwijzing, stilletjes terugtrekt, zet ze door.
“Doe maar wat Hij u zeggen zal”, zegt ze tegen de dienaars. Maar eigenlijk is het zij die de zaak in handen neemt.
Voor Maria, zegt Dolto, is de tijd gekomen dat Jezus de grote stap zet en zich laat kennen als wie Hij werkelijk is: Gods zoon, God zelf in de gestalte van een mens.
Maar Jezus aarzelt: “Mijn uur is nog niet gekomen”. Hij twijfelt of Hij er al klaar voor is. En Maria lokt het dan uit. . .
Te Kana, zegt Dolto, is Maria Moeder van God geworden.
En dat spreekt mij enorm aan omdat het zo mooi is.
In ieder geval veel mooier dan: “Op het concilie van Nicea hebben de bisschoppen dat beslist”.

Openstaan voor God
do 27 januari '22

Zondag 9 januari 2022, Doop van de Heer (jaar C)

Toen God zich uiteindelijk ten volle liet kennen, gebeurde dat op een voor ons extreem buitenissige, niet zelf uit te denken manier: in een weerloos kind, geboren in een stal.
In plaats van de verpletterende majesteit van Jahweh van de Joden of de cynische brutaliteit van de heidense goden, de volstrekte weerloosheid van een kind, dat van in het prille begin heeft willen doormaken wat voor de meest kwetsbaren onder ons is weggelegd.
Een God die in de meest volstrekte zin van het woord afdaalde in ons mensenbestaan en alles wilde doormaken wat wij ooit moeten doormaken: onze vreugde en ons enthousiasme. Maar ook onze angst, onze pijn, onze eenzaamheid, alles wat de natuur en de mensen ons kunnen aandoen.
Het minste wat je kan zeggen, is dat de menswording van God in Jezus een ontzagwekkende daad van solidariteit was van God met de mens.
De mens die door God werd geplaatst in een niet altijd even vriendelijke wereld, omdat God hem vrij wilde. En vrij zijn wil zeggen dat je moet kunnen kiezen, dat naast het goede ook het kwaad aanwezig is.

Nederigheid
Wat je nog meer kan zeggen over de menswording, is dat het in ieder geval een ontzagwekkende daad van nederigheid was.
God die, zoals we met Kerstmis zagen, zijn staatsiekledij aflegde en naast de mens kwam staan om ook van binnenuit te “voelen” wat wij meemaken.
Over die nederigheid willen we het vandaag hebben.
Want het doopsel van Jezus, het feit dat Hij zich liet dopen door Johannes was inderdaad een verbijsterende daad van nederigheid.
Johannes preekte wat hij noemde een doopsel van bekering, speciaal bedoeld voor zondaars, opdat ze tot inkeer zouden komen.
Maar als je nu van iemand kan aannemen dat Hij zonder zonden was, dan is dat toch Jezus. Als die Jezus dan gewoon in de rij gaat staan van al die mensen die staan aan te schuiven om vergeving van hun zonden te verkrijgen, dan kan dat maar op 1 manier geïnterpreteerd worden: Hij wilde daarmee het enorme belang van de nederigheid onderstrepen.

Openstaan
Dat is trouwens iets wat alle religieuze en spirituele meesters uit alle tijden en culturen onderstrepen, het belang van je te oefenen in nederigheid.
En inderdaad, je kan alleen maar geestelijke vooruitgang boeken als je openstaat voor inzichten die je geschonken worden. Door God, door wijze mensen, door het leven zelf. Alleszins inzichten van buiten jezelf.
De moeilijkheid is dat een mens soms lijkt op een ei: te vol van zichzelf om nog iets anders te bevatten, nog voor iets anders open te staan.
Maar dat luisteren, dat openstaan voor wat van God kan komen is, meer nog dan gewoon bidden, het centrum van het godsdienstig leven.
In het joodse geloof begint elk profetisch woord en ook elke lezing in de synagoge met “Shema Israël”, “Hoor Israël”.
En ook bij de christelijke monniken, de benedictijnen vooral, is “luisteren”, openstaan voor wat God ons wil zeggen, het centrale woord.
Maar je kan alleen maar openstaan voor wat God je wil toevertrouwen als je jezelf eerst oefent in nederigheid. Nederigheid dan niet in de betekenis van onderdanig zijn t.a.v. andere mensen. Maar nederigheid in het relativeren van je eigen opvattingen, je eigen meningen laten bevragen door gedachten die van buitenaf worden aangereikt. Zeker als je kan vermoeden dat de geschonken inzichten van God zelf zouden kunnen komen.

Synodaal proces
En zo zijn we geruisloos aanbeland bij een begrip dat tegenwoordig erg in de belangstelling staat: het door paus Franciscus gepropageerde “synodaal proces”. Het valt op dat dat kostbare begrip links en rechts nogal vlug vertaald en begrepen wordt als: meer democratie in de Kerk. Dat is ook mooi natuurlijk, maar het gaat wezenlijk over iets anders. Wat God van ons wil, kan nooit het resultaat zijn van een stemming waarbij de helft + 1 het haalt.
Het synodaal proces houdt in dat we samen, hiërarchie en gewone gelovigen oprecht zoeken: wat wil God van ons, in verband met dit bepaald probleem of in deze situatie.
En dan kan het heel goed zijn dat een eenvoudige gelovige die het moeilijk kan uitleggen, beter begrijpt wat God van ons wil dan bijvoorbeeld de aartsbisschop.
En dát dan erkennen en op die manier ook beslissingen nemen, daarover gaat het.
Het synodaal proces wil dus zeggen: allen samen, hiërarchie en gewone gelovigen, op zoek gaan naar Gods wil.
En dan samen beslissingen nemen. En dat kan alleen maar vanuit een fundamenteel nederig openstaan voor wat de Geest ons wil zeggen.
Niet: wat wil ik, hoe zie ik het, wat zijn mijn inzichten?
Maar: wat wil God van ons?

Pagina's