Nieuws uit de parochie

Driekoningen
do 27 januari '22

Zondag 2 januari 2022, Openbaring van de Heer – Driekoningen (jaar C)

Het verhaal van de 3 wijzen is een mooi verhaal, een verhaal dat doet wegdromen. En het feit dat de volksverbeelding van de 3 wijzen, 3 koningen gemaakt heeft, verhoogt nog de romantiek en het aantrekkelijke van het verhaal.
Sinds René Descartes zijn wij echter zo rationeel ingesteld dat er heel veel rijkdom en schoonheid van het leven aan ons voorbijgaat.
En dat we zelfs niet eens nog de moeite doen om na te gaan wat zo’n verhaal ons wil vertellen: “Het is immers toch niet echt gebeurd”, zeggen we dan.
Laten we dus voor één keer dan toch maar eens nagaan: wat wordt hier eigenlijk verteld, wat wil men ons duidelijk maken?

Zoekers
Wie zijn om te beginnen de 3 wijzen? Volgens het verhaal komen ze uit het Oosten. En dan denk je dus in dat deel van de wereld en in die tijd al onmiddellijk aan Babylon, aan de Ziggoerats, de sterrenkijkers, de astronomen.
Maar in plaats van de sterren te bestuderen laten ze hun rationele bezigheden (je zou ook kunnen zeggen: hun cartesiaanse beperking) varen en ze gaan achter een ster aan. Ze laten hun berekeningen voor wat ze zijn om zich te laten leiden door een droom, een visioen, een “ster die voor hen uit gaat”.
Naar wat zijn ze dan op zoek? Ze zijn op zoek naar datgene waar elke mens in elke tijd naar op zoek is. Naar de zin van het leven, naar levensvervulling, naar geluk, naar vrede, naar schoonheid en gerechtigheid.
Waar vind je dat? Hoe bereik je dat? Wie schenkt je dat?
Daar zijn ze naar op zoek.
En het mooie is dat de drie wijzen, de drie zoekers hun doel bereiken: ze vinden wat ze zoeken. Niet in boeken, niet in geleerde beschouwingen en ook niet in astronomische berekeningen, maar in een kind, geboren in een stal.
En ze verzetten zich niet, ze geven er zich aan over.
Niet schoorvoetend of gelaten, maar enthousiast en vol vreugde.
Omdat ze, “in the middle of nowhere”, en op een totaal onvoorziene wijze gevonden hebben waar ze heel hun leven vruchteloos naar gezocht hebben: hun hart verzadigd, hun geest tot rust gekomen, het antwoord gevonden.

Herodes
Heel even in het verhaal laat de vinger van de oude wereld met zijn versleten antwoorden zich nog even zien.
Een wereld die alle heil verwacht van regels en voorschriften, van belangengroepen, berekeningen en vooroordelen, de wereld van Herodes, de wereld van de wetgeleerden, van de gevestigde macht.
En die wereld is heel verontrust. Hier gebeurt immers iets dat aan hun controle ontsnapt. Ze hebben er geen weet van, ze weten niet eens waar ze het moeten zoeken. En ze proberen de wijzen, met sluikse bedoelingen, voor hun kar te spannen. Maar de wijzen, juist omdat het wijzen zijn, laten zich niet van de wijs brengen en ze “keren langs een andere weg naar huis terug”.
Hiermee de boze plannen verijdelend van Herodes en van allen die hij vertegenwoordigt. En zodoende de kansen veilig stellend van ontelbare zoekers die in de komende eeuwen geluk en levensvervulling zouden vinden in de man die te Bethlehem in een stal geboren werd.

Avontuur
Wij zijn die zoekers. D.w.z. wij vertrekken niet vanuit een onaantastbare wetenschappelijke zekerheid. Iets wat trouwens, zoals we ondertussen weten, niet bestaat.
Wij vertrekken vanuit een geloof dat ons door de traditie wordt aangereikt.
Een geloof dat wij op onze levensweg voortdurend toetsen, bevragen en uitdiepen. Een geloof dat we ook confronteren met andere overtuigingen, en dat we, onderweg, ook verrijken met inzichten die ons vanuit andere tradities en disciplines worden aangereikt.
Ook de wetenschap levert waardevolle elementen om onze inzichten te verrijken en te verfijnen. Maar ons zoeken mag nooit uitlopen op starre formules en muurvaste zekerheden. Wij blijven avonturiers, volgers van een ster, zoekers naar antwoorden op onze diepste levensvragen.
En gaande de weg mogen we ontdekken dat Jezus inderdaad het antwoord is op de vraag naar de zin en de betekenis van de schepping, van onze wereld, maar vooral ook van het doel, de zin en de betekenis van ons eigen leven.
Het antwoord op ons diepste verlangen naar zin, naar volheid van leven en diep gelukkig zijn.

Ons diepste verlangen
do 27 januari '22

Vrijdag 24/zaterdag 25 december 2021, Kerstmis (jaar C)

De geboorte van Jezus Christus is de allerbelangrijkste gebeurtenis in de geschiedenis van de mens. Ik zeg dat natuurlijk als christen, goed beseffend dat een gelovige moslim of een toegewijde communist daar allicht een andere mening over heeft. Maar hoeveel respect ik ook heb voor andere meningen, de overtuiging blijft dat wat Jezus ons leerde over de liefde als zingeving, doel en betekenis in ons leven, een altijd blijvende geldigheid bezit voor het leven van elke mens, welke ook zijn overtuiging is.
“God = Liefde”, zei Jezus. En daarmee haalde Hij de liefde weg uit de sfeer van alleen maar prettig en aangenaam en nuttig en verstandig en maakte Hij haar tot de belangrijkste kracht in ons bestaan, de kracht die zin geeft aan ons leven.

Menswording
Wij geloven dat Jezus geen filosoof of profeet was, geen verkondiger van een leer of van een moraal, maar God zelf in de gestalte en dus ook met de beperktheden van een mens.
Jezus was dus geen mens die voor God speelde, zoals de koningen en de keizers dat deden. Jezus was echt God, die zich zichtbaar en kenbaar maakte in een kwetsbare mens. Hij was dus ook geen God die voor mens speelde. Hij was voor 100% een echte mens, die water en bloed heeft gezweet van angst en die aan het kruis een afschuwelijke dood is gestorven.
In Jezus gebeurde echter ook het tegenovergestelde. En dat is waarschijnlijk altijd wat onderbelicht gebleven. In Jezus werd God niet alleen zichtbaar in de gestalte van een kwetsbare mens, maar nam God ook de mens en het menselijke op in zijn eigen wezen. Sinds Jezus weet God van binnenuit wat menszijn betekent. Niet alleen dus omdat Hij de Schepper is, maar van binnenuit weet Hij wat wij doormaken aan angst en pijn, aan afwijzing en eenzaamheid. In Jezus heeft God zijn staatsiekledij afgelegd en is Hij naast ons komen staan en mag Hij ons dus ook troosten. Het is geen aanstellerij, geen nummertje dat opgevoerd wordt. Hij heeft echt zelf alles doorgemaakt wat wij ooit kunnen doormaken. Hij weet ervan van binnenuit.

Onwezenlijk
Dit alles is echter binnen, laat ons zeggen, het normale godsdienstige denken, zo extreem buitenissig dat men het bij de verkondiging wel moest doorspekken met allerlei mythische elementen, wilde men het enigszins aanvaardbaar maken.
Vandaar de maagdelijke geboorte, engelen die zingen, een ster die de weg wijst en koningen die rijkelijke geschenken brengen.
Want God, die geboren wordt in een stal, met alleen maar wat armoezaaiers eromheen, het is niet direct iets om wild van te worden voor mensen die vertrouwd waren met de verpletterende majesteit van “Jahweh van de hemelse machten” of van Mars, Apollo en Jupiter.
Voor hen was het naakte geboorteverhaal zonder mythische tierlantijnen zo banaal en onwezenlijk dat het gewoon niet waar kón zijn. Vandaar. . .

Anders
Er is echter nog een tweede en nog veel belangrijkere reden waarom Jezus hoegenaamd niet voldeed aan de ideeën en verwachtingen van de toenmalige gelovigen.
De God die Hij leerde kennen, leek in niets op de goden waarmee de mensen vertrouwd waren.
Hij is geen God van wetten en regels, die zondaars veracht en die verlangt dat wij voor Hem reusachtige gebouwen oprichten en volkeren onderwerpen. Wij hebben dat allemaal wel gedaan, maar als we dat deden, waren wij andere goden aan het volgen, niet de God van Jezus.

Liefde
De God van Jezus, voor ons de enige echte God, is de God van de liefde. Van elke liefde. Van elke vorm van liefde. De zelfgave, het jezelf helemaal geven is zeker de liefde die het dichtst die van Jezus en dus ook die van God benadert.
Maar ook alle andere liefdes: caritas, het helpen van mensen in nood, de erotische liefde, en ook vriendschap en genegenheid, het zijn allemaal liefdes die thuishoren in de krans van licht en warmte, die God omgeeft.
En het mooie nu, is dat ook het diepste verlangen in de mens het verlangen naar liefde is: het verlangen naar liefde krijgen en liefde geven.
Het bevredigen van onze behoeften aan eten en drinken, aan seks en comfort, geeft ons een goed en aangenaam gevoel. Maar alleen het tegemoetkomen aan ons diepste verlangen, de liefde, maakt ons echt gelukkig.

Evolutie
Wij, mensen, zijn na miljarden jaren geëvolueerd van het eerste oer-slijm tot wie wij nu zijn. Soms hoor je wel eens fantaseren over wat nu de volgende stap in de evolutie zal zijn.
Grotere herseninhoud, een sterkere weerstand tegen ziektes, langer leven, sterk toegenomen fysische en psychische kracht enz.
Maar eigenlijk hebben wij dat helemaal niet meer nodig. Met het verstand dat we nu al hebben, zijn wij verdere fysische evolutie overbodig aan het maken. Wij ontwikkelen computers en robotten die veel sterker, vlugger en slimmer zijn dan wijzelf. Dat wij fysisch zouden verder evolueren heeft dus weinig zin, het is onnodig geworden.

Nieuwe stap?
Misschien is de volgende stap in de evolutie er een van puur geestelijke aard. Dat wij ons heel bewust afkeren van het nogal primaire vechten voor ons behoud, het domineren en wegduwen van anderen, het altijd maar bezig zijn met onszelf. En dat wij ons steeds meer richten op de liefde in al haar vormen. Op zelfgave vooral, er zijn voor de ander.
Zou dat niet de kern zijn van wat het kind van Bethlehem ons gebracht heeft?
En zou het niet geweldig zijn als de mensheid die stap zou kunnen zetten?
Heel bewust kiezen voor de enige weg die mensen gelukkig maakt; ingaan op het diepste verlangen dat in ons leeft: het verlangen naar liefde.

Een zalig kerstfeest.

Respectvol nabijzijn
do 27 januari '22

Zondag 19 december 2021, 4de zondag van de Advent (jaar C)

Vandaag, de laatste zondag in de voorbereidingstijd naar Kerstmis toe, krijgen we onverwacht een evangelielezing die helemaal niet in de lijn ligt van de vorige teksten.
Terwijl we de afgelopen zondagen wellicht met stijgend ongemak het nogal ongewone optreden volgden van Johannes de Doper, krijgen we vandaag plots een soort anticlimax met een heel liefelijk, heel huiselijk tafereel van Maria, die voor enkele maanden bij haar nicht gaat wonen om haar bij te staan in haar zwangerschap en bij de bevalling.
Na het ongewone optreden van Johannes en zijn opzwepende retoriek klinkt het verhaal van Maria’s bezoek aan Elisabeth bijna kleinburgerlijk banaal.

Eenvoudig
Misschien wel met opzet. Misschien wordt ons hier al, nog voor Jezus’ geboorte, duidelijk gemaakt waar het Jezus om te doen is, welk soort inzet Hij van ons vraagt. Blijkbaar toch niet op de eerste plaats het verrichten van grootse daden met verstrekkende gevolgen. Of het opzetten van uitgekiende projecten die verbazing wekken.
Hoe belangrijk die dingen ook zijn, als Maria een voorbeeld voor ons is, en natuurlijk is ze dat, dan toont het volgen van Jezus zich meestal toch op een veel eenvoudiger manier.
Als je christen bent en je kan je schouders zetten onder een belangrijk menslievend project dan moet je dat, als je er aanleg voor hebt en je krijgt er de gelegenheid toe, dan moet je dat zeker doen.
Het heeft echter weinig zin om op zo’n grote opportuniteit te wachten alvorens je iets doet.
Integendeel, dat wachten op die gelegenheid kan een alibi zijn om niets te doen.

Dagelijks
Terwijl het leven van een christen zich juist kenmerkt door het beleven van je geloof, van de christelijke liefde, van het je geven aan de mensen, hier en nu, in je onmiddellijke omgeving. Aan mensen vlakbij je, die je nu, op dit moment nodig hebben. Niet voor spectaculaire acties, maar vaak voor hele kleine dingen die voor hen belangrijk zijn.
Zoals bijvoorbeeld je zwangere nicht gaan bijstaan in gewone huiselijke taken. Klinkt heel gewoon, bijna banaal, maar in die situatie, heel belangrijk.
Speciaal in deze tijd, nu we weer door een periode moeten dat huisbezoek, en samenkomen en elkaar helpen, niet zo evident meer is, wordt het weer belangrijk om vindingrijk te zijn in het vinden van wegen en middelen om mekaar toch helpend nabij te kunnen blijven.

Grenzen
Anderzijds is deze nieuwe periode van bijna-lockdown ook een gelegenheid tot bezinning. Om eens rustig stil te staan bij onze manier van mensen bijstaan.
Deze keer niet om na te gaan of we het wel genoeg doen. Maar om terug zicht te krijgen op onze grenzen. Om na te gaan of we het niet te veel, te “grondig”, ik had bijna gezegd: “te opdringerig” doen. Want ook dat is niet goed.
Ik herinner mij nog een voorval van toen ik nog een pak jonger was. Er was in het dorp een nieuwe wijk met allemaal inwijkelingen. Vanuit de parochie vonden wij dat die mensen, die niemand van het dorp kenden, “dus wel eenzaam moesten zijn” en dat wij hen meer moesten bezoeken. Maar in onze groep zat een dame uit die wijk en die zei heel korzelig: “Wij voelen ons helemaal niet eenzaam en we zitten dus ook niet te wachten op dat soort bezoek.”
Ik moet daar nu nog vaak met veel plezier aan terugdenken.
Daarom vandaag: 2 aandachtpuntjes voor als wij bezig zijn de wereld te redden.

Carrousel
Ten eerste: het recht op eenzaamheid. Eenzaamheid is niet altijd een vloek. Zeker als het gaat om een korte periode, kan het meer een zegen zijn dan een vloek. Zeker in deze zwaar hectische tijd, waarin een mens zich soms voelt als een opgejaagd rund. De laatste decennia is de wereld verschrikkelijk versneld. Wij leven ontzettend gehaast. Wij rennen van de deurbel naar onze smartphone en van de brievenbus naar onze e-mail. Mensen snakken er soms naar om van die doldraaiende carrousel af te stappen. En vakantie nemen lost weinig op want onmiddellijk daarna begint alles opnieuw. Het enige wat helpt is: minderen. Denk aan die reclame voor Ardense hesp: A L’AISE.
Niet iedereen zit constant te wachten op ons bezoek, onze telefoon, onze mails. Mensen hebben, hoe raar het ook moge klinken, mensen hebben ook recht op een beetje eenzaamheid.
Dat is natuurlijk geen alibi om bijvoorbeeld alleenwonende ouderen te laten verkommeren. Maar het mag nooit betutteling worden, want dan raken wij aan de waardigheid van zo’n alleenstaande mens. Bovendien hebben gewoon werkende mensen met een gezin en verantwoordelijkheid ook recht om een beetje met rust gelaten te worden.

Wegduwen
En zo bestaat er ten tweede ook iets als: recht op verdriet. Als wij mensen bezoeken die angstig zijn voor de toekomst of verdrietig omdat ze leven met een gemis, dan hebben wij altijd de neiging om die angst of dat verdriet sussend te minimaliseren, soms zelfs weg te duwen. Omdat wij het er zelf moeilijk mee hebben. Het zijn immers barstjes in onze eigen ideale wereld. Maar mensen die angstig of verdrietig zijn, die hebben daar recht op. Je kan, zoals Maria, hen nabij zijn, hen helpen met kleine dingetjes en hen ook proberen te troosten en te verlichten. Maar je mag hun angst en verdriet niet wegduwen.
Verdriet mogen hebben is kostbaar. Verdrietig mogen zijn kan ook genezend werken.
Mensen hebben er recht op.

Jezus en Johannes
do 27 januari '22

Zondag 12 december 2021, 3de zondag van de Advent (jaar C)

De evangelielezing van vandaag legt, als wij er aandachtig bij stilstaan, een onvermoede kant van Johannes de Doper bloot.
Daar waar de voorloper van Christus bij een eerste kennismaking overkomt als een erg excentrieke figuur, die met hel en verdoemenis zwaait naar mensen als die zich niet onmiddellijk willen bekeren, blijkt hij hier toch veel minder een wilde radicaal te zijn dan aanvankelijk gedacht.
Tegen de mensen die veel hebben, zegt hij dat ze moeten delen met mensen die niets hebben. Wat toch wel erg gematigd klinkt vergeleken met wat Jezus zegt tegen de rijke jongeman: “Als je volmaakt wil zijn, geef dan heel je bezit aan de armen en kom dan terug om mij te volgen.”
Tegen de gehate tollenaars, de belastinginners die, voor eigen rekening, de bevolking veel meer geld afpersten dan de staat hun opdroeg, zegt hij alleen maar dat ze niet meer mogen vragen dan is vastgesteld.
En tegen de soldaten, per definitie soldaten van de Romeinse bezetters, zegt hij dat ze de burgerbevolking moeten met rust laten, de mensen niet mogen terroriseren en bestelen, maar tevreden moeten zijn met hun soldij.

De wet…
Johannes verkondigt dus wel degelijk een soort Blijde Boodschap, wat op het eerste gezicht niet echt bij hem past.
Hij verwacht iets nieuws, dit is duidelijk. Hij kijkt uit naar een andere wereld, hij roept een visioen op van een meer rechtvaardige, meer vredevolle samenleving, waarin mensen elkaar helpen in plaats van elkaar te bevechten en uit te buiten.
Hij ziet zichzelf echter niet als de man die dat allemaal gaat realiseren. Hij moet de mensen alleen maar voorbereiden op de komst van diegene die door God zal gezonden worden om die nieuwe wereld te realiseren. Hij, Johannes, moet de mensen alleen maar voorbereiden door hen tot bekering aan te manen.
Gepaard gaande overigens met de nodige bedreigingen voor als ze zich niet zouden bekeren.
En, heel typisch, hij verwacht dat Diegene die na hem komt, dezelfde methode zal gebruiken. Immers: “Hij zal zijn dorsvloer grondig zuiveren en het kaf verbranden in onblusbaar vuur.”

Jezus
Maar daarin vergist hij zich.
Johannes is duidelijk de laatste profeet van het Oude Testament, die als het ware per toeval verzeild is geraakt in het Nieuwe testament.
Hij verwacht alle heil van een bekering die erin bestaat dat de mens zich toekeert naar de wet van Mozes (gij zult niet stelen, niet bedriegen, niet moorden, enz.) en daardoor een nieuwe samenleving creëert door helemaal te leven naar de wet.
Bij Jezus gaat het initiatief uit van God. De nieuwe wereld, het koninkrijk van God zal er zijn voor hen, die zich openstellen voor de Geest van God. Voor hen, die zich helemaal laten bewonen en zich helemaal laten kneden en omvormen door de Geest.
In de praktijk zullen die mensen de wet natuurlijk ook respecteren en naleven. Maar ze zullen nog zoveel meer doen.
De wet naleven op zich is te arm om de mens en de wereld te veranderen. Het naleven van de wet alleen kan dat niet bereiken.
De Geest van God kan dat wel. Hij kan dat en Hij doet dat ook als wij ons door Hem laten bezielen. Als wij Jezus achternagaan in het ons openstellen voor de Geest van liefde.
Want dat is wat Jezus op volmaakte wijze deed: zich zodanig voor God openstellen dat God helemaal in Hem zichtbaar werd.

Doorslaggevend
Zover zullen wij natuurlijk nooit geraken.
Maar het behoort wel tot het wezen van het christendom te geloven dat mensen geroepen zijn, niet zozeer om een aantal geboden en verboden te onderhouden, maar om zich zodanig door Gods Geest te laten bewonen dat Zijn liefde in ons eigen doen en laten zichtbaar wordt.
Dan en dan alleen zal ook de wereld anders worden.
En dat is het grote verschil tussen wat Jezus ons bracht en datgene wat Johannes de Doper en mét hem alle revolutionairen, politici en wetgevers beweren en zelf ook geloven: dat het verschil gemaakt wordt door het opleggen en laten naleven van wetten.
Alleen de Geest van God verandert de mens echt en via die mens ook de wereld.
Zonder die Geest doen wij gewoon verder wat wij al miljoenen jaren doen: elkaar bevechten.

De levende Heer
do 27 januari '22

Zondag 5 december 2021, 2de zondag van de Advent (jaar C)

In het vijftiende regeringsjaar van keizer Tiberius, toen Pontius Pilatus landvoogd was van Judea, Herodes viervorst van Galilea etc. Anders dan bij de andere godsdiensten uit die tijd die hun oorsprong vinden in een vaag mythisch verleden, krijg je hier een heel precieze historische situering. De mensnabijheid van God, die van alle tijden en alle plaatsen is, werd op een heel precies moment in onze geschiedenis heel concreet: bij de geboorte van Jezus Christus.
Maar hoewel op dit ogenblik niemand nog twijfelt aan die historiciteit van Jezus, het feit dat Hij echt heeft bestaan, is het buitengewoon passend dat er in de kronieken van die tijd niets over Hem terug te vinden is.
Buitengewoon passend inderdaad, want terwijl die chroniqueurs uit die tijd wel danig geïnteresseerd waren in de hansworsterijen van wreedaardige tirannen als Herodes, hadden ze blijkbaar geen enkele interesse voor iemand die later de allerbelangrijkste mens uit de geschiedenis bleek te zijn.
Afgezien van een twijfelachtige vermelding bij Flavius Josephus is er geen enkele “geschiedkundige” uit die tijd die Jezus heeft opgemerkt.

Johannes
Het verhaal van Jezus begint bij het optreden van Johannes de Doper. En het verhaal van Johannes de Doper eindigt met zijn onthoofding door Herodes. Je kent die historie wel. Johannes verweet Herodes dat hij een verhouding had met Herodias, de vrouw van zijn broer. Herodias was daarom zo op hem gebeten dat ze haar dochter aanzette om Herodes te verleiden met een erotische dans en hem daarna het hoofd van Johannes te vragen. Wat ze ook kreeg.
Welnu, je kan er zeker van zijn dat de mensen uit die tijd danig geïnteresseerd waren (zoals wij nu nog altijd) in dat soort leuke verhalen en de kroniekschrijvers van toen bezorgden hun die dan ook (zoals ze dat nu nog altijd doen).
Maar mensen zoals Jezus waren voor hen niet interessant en werden dan ook meestal niet eens opgemerkt. Ze kregen pas aandacht als ze langzaamaan als een bedreiging werden gezien door diegenen die hun tijd verdelen tussen erotische dansen en het onderdrukken van mensen. Dat hebben zowel Jezus als Johannes mogen ervaren. En na hen allen die, in hun spoor of vanuit een andere inspiratie, opkwamen voor een meer rechtvaardige en vredevolle wereld.

De “Voorloper”
Laat ons nu teruggaan naar de evangelielezing van vandaag.
Eerst is er die indrukwekkende lijst van prominenten, te beginnen met keizer Tiberius, met daarbij het gebied waarover zij macht uitoefenden.
Zoals gezegd is het niet de bedoeling van het evangelie ons op de hoogte te brengen van wie er allemaal een mooie positie had in het Israël van die tijd.
Wel om ons duidelijk te maken dat de Menswording plaatsvond op een welbepaald moment, niet ergens in de grijze nevelen van sagen en mythen, maar op een precies te situeren historisch moment.
Nochtans gaat het relaas dan niet meteen verder met het optreden van Jezus en met het uiteenzetten van zijn leer.
Eerst treedt er nog iemand anders op: een voorloper, een wegbereider, iemand die het volk a.h.w. moet “klaarstomen” voor de komst van Jezus.
En die voorloper was Johannes de Doper. Volgens de beschrijvingen in het evangelie een nogal vierkant iemand. Iemand die zijn toehoorders vermanend, meestal zelfs ronduit verwijtend toesprak. Een eerder excentrieke verschijning, die de mensen een ascetische levenshouding voorhield en die hen daar ook zelf in voorging. Johannes riep de mensen op tot radicale bekering door middel van vasten en boetedoening.
Een meer complete tegenpool van Jezus kan ik mij niet voorstellen. En dus ook niet de reden waarom men hem heeft afgeschilderd als voorloper van Jezus.

Relatie
Maar hoe meer je over dit alles nadenkt, hoe meer je wel begint te beseffen dat Jezus inderdaad een soort “voorloper” nodig heeft. Of beter: iemand die Hem a.h.w. aanprijst, je uitnodigt Hem in je leven binnen te laten. Dáár gaat het om.
Want Jezus is geen schrijver of denker, geen filosoof of theoloog. Jezus is God zelf in de gestalte van een mens.
En je leert Hem niet kennen door boeken van Hem te lezen of door naar sprekers te luisteren die misschien iets over Hem te vertellen hebben.
Jezus leer je alleen maar kennen door . . . een relatie met Hem aan te gaan.
Door Hem te leren kennen als de Levende Heer. Door met Hem te spreken, Hem raad te vragen, zijn hulp in te roepen. Door Hem een grote rol in je leven te laten spelen. Door Hem te vragen om je leven te richten. En vooral om je te helpen om een liefdevolle mens te worden. Je te helpen om even luisterend, vergevend, ondersteunend, dragend, genezend en helend met mensen om te gaan zoals Hij dat deed. Kennis van de Bijbel tot in de details heeft geen enkele waarde als Jezus niet echt deel mag uitmaken van je leven, je concrete leven, zoals je vrouw en je kinderen dat doen. Jezus vervangt natuurlijk niet je vrouw, je kinderen, je menselijke relaties in je leven.
Maar Hij wil wel de ziel van je leven zijn. Niet minder dan dat.

Waakzaam zijn
do 27 januari '22

Zondag 28 november 2021, 1ste zondag van de Advent (jaar C)

De ijzingwekkende schildering van het einde der tijden in de lezing van vandaag klinkt heel erg onevangelisch.
Het oorspronkelijk Griekse woord evangelie betekent immers: boodschap die blij maakt, Goed Nieuws zeg maar.
En van een plastische beschrijving van al de verschrikkingen die het einde der tijden zullen markeren, kan je toch moeilijk vrolijk worden.
Verhalen over het einde van de mensengeschiedenis en de vernietiging van de aarde door kosmische rampen zijn altijd populair geweest.
Maar in Jezus’ tijd waren die vertellingen, apocalyptiek genaamd, bijzonder in trek. In alle mogelijke versies. En sterk wedijverend met elkaar in het presenteren van de meest afschrikwekkende en gruwelijke beelden.
Op zich is dat natuurlijk niet zo erg verwonderlijk.
Er KAN immers voortdurend van alles gebeuren. Ook moderne kosmologen beseffen dat er niet zo gek veel moet mislopen in de ruimte of onze aarde wordt vernietigd. Eén asteroïde die, om welke reden dan ook, de verkeerde richting uitgaat en het is gebeurd.
Nu kan je natuurlijk moeilijk aannemen dat Jezus ons hier een soort wetenschappelijke kennis wil bijbrengen over hoe dat “einde der tijden” er precies zal uitzien.

Spijt voorkomen
Veel meer voor de hand liggend is dat Jezus hier een populair literair genre gebruikt om ons iets heel anders bij te brengen: het feit dat wij altijd moeten voorbereid zijn. Dat iedere dag onze laatste kan zijn.
En dat niets zó te mijden is als je leven te verdoen met prullen en totaal onvoorbereid vóór God te staan.
Want dat is precies wat er gebeurt als we sterven: dat we God zullen zien van aangezicht tot aangezicht. En dan is er niets zo erg als het besef dat we maar 1 leven hebben en dat we totaal onvoorbereid moeten meemaken dat het afgelopen is.
Jezus waarschuwt daar voortdurend voor: “Wees waakzaam”, klinkt op bijna elke bladzijde van het evangelie.
Niet om ons bang te maken. Van een God die pure liefde is moet je niet bang zijn.
Maar om ons de ontzetting, het verdriet en de verschrikkelijke spijtgevoelens te besparen omdat we zo weinig zijn liefde tijdens ons leven beantwoord hebben.
Jezus wil ons niet alleen waarschuwen voor het feit dat ons leven op elk moment en totaal onverwacht voorbij kan zijn. Maar Hij wijst er ook op dat wij dat leven dan onvermijdelijk zullen moeten overzien. En beoordelen.
Nagaan in hoeverre wij aan onszelf gewerkt hebben om uit te groeien tot een liefdevol mens.

Bekering
En ook als wij een groot deel van ons leven, of het grootste deel zelfs doorgebracht hebben met heel egoïstisch, misschien zelfs misdadig te leven, dan nog komt het goed als er een moment van inkeer en van bekering geweest is en daarna gestadige groei naar het goede. Maar er moet bekering geweest zijn en de wil om van God, d.w.z. van de liefde het centrum van je leven te maken.
En het is helemaal maf om jezelf wijs te maken dat je heel je leven liefdeloos en harteloos kan leven om dan aan het einde ervan vlug een ticketje voor de hemel te kopen.
Vele Romeinen die christen werden, lieten zich pas dopen op hun sterfbed.
Dan konden ze naar eigen zeggen nog maar weinig zonden doen. Maar de echte reden was natuurlijk dat ze, tot aan dat laatste moment, nog rustig hun oude gewoonten konden verderzetten.
Later kreeg je dan, eeuwenlang, het verschijnsel dat rijke mensen aan het eind van hun leven reusachtige hoeveelheden geld en eigendommen schonken aan allerlei Goede Werken. Geld en eigendommen die vaak op weinig christelijke wijze waren vergaard.

Groeien
En precies dát heeft Jezus dus zeker niet bedoeld.
Wat Hij wil is dat we goed beseffen dat we maar 1 leven hebben. En of dat leven nu kort of lang duurt, wij moeten elke dag, elk uur gebruiken om onszelf te kneden in de goeie richting.
Om uit te groeien van een bangelijk, alles naar zich toehalend wezentje, tot een mens die steeds meer lijkt op Jezus. En voor wie het vermogen om zich liefdevol te geven, het hoogste doel is.
De advent is hét moment bij uitstek om die “draai” te nemen of indien we er al langer mee bezig zijn, een tandje bij te steken.

De Koning van Andersland
do 27 januari '22

Zondag 21 november 2021, Vierendertigste zondag door het jaar, Feest van Christus Koning (jaar B)

Toen Godfried van Bouillon in 1099 met zijn kruisvaarders Jeruzalem veroverde, bood men hem de koningskroon aan. Maar hij weigerde die.
Hij wilde “geen koningskroon dragen in de stad waar Jezus een doornenkroon had gedragen”, zei hij.
Een fier en manhaftig antwoord, dat ons als schooljongens heel sterk aansprak.
Tegenwoordig maken dergelijke romantische bespiegelingen geen kans meer.
In onze scholen wordt over de kruistochten alleen nog met schaamte en afgrijzen gesproken.
Dat die kruistochten voor een groot deel het Europese antwoord waren op voortdurende invallen, strooptochten en slachtpartijen, daar wordt met geen woord meer over gerept. . .
Maar Godfried had in ieder geval gelijk: Jezus gedroeg zich absoluut niet als een koning. Hij droeg geen kroon, had geen hofhouding en Hij woonde niet in een paleis.

Brokje geschiedenis
Maar, vanwaar dan die verering van Christus Koning?
Ook hiervoor moeten we terug de geschiedenis induiken.
Toen in de jaren 20 en 30 van de vorige eeuw, overal in Europa het fascisme de kop opstak en in verschillende landen de macht greep, was het eerste wat ze deden de jeugdbewegingen onder hun controle brengen om de jonge geesten te indoctrineren, met o.a. een buitensporige verering van de Leider, de Duce, de Führer.
Het antwoord van de Kerk was toen de verering van Christus Koning: voor katholieke jongeren was niet een of andere politieke dictator, maar Jezus Christus het boegbeeld, de leider die alle lof en navolging verdiende.
Dat de Chirobeweging haar jaarlijks feest nog altijd viert op de dag van Christus Koning stamt uit die tijd.

Toch Koning
Het spreekt natuurlijk vanzelf dat als wij vandaag Christus Koning vieren, dat wij dat doen vanuit een heel andere opstelling.
Ook voor ons is Christus diegene waar wij heel ons leven willen op richten, ons grote voorbeeld, de ultieme norm voor ons handelen. Onze “koning” als je wil.
Maar dat koningschap van Hem heeft niets werelds, heeft niets te maken met politiek en macht en uiterlijk vertoon. Wel integendeel. Letterlijk integendeel.
Want in het koninkrijk van Jezus krijgt wat de wereld belangrijk vindt en imponeert maar weinig aandacht. En zou de machtigste van alle stervelingen wel eens de grootste schertsfiguur kunnen zijn. En mag je er dus ook gerust mee lachen.
Maar we moeten toch ook niet té hard lachen, en té gerust zijn.
Want buiten dat koninkrijk van Jezus wordt macht allesomvattend en kan niets de wreedheid ervan intomen.
De heersers van deze tijd, de Stalins, de Hitlers en de Mao Tse-Toengs bleken nog oneindig veel tirannieker en mens verachtend te zijn dan de koningen en keizers uit vroegere eeuwen. Muggeridge zegt daarover: “Het enige tegengif tegen de lauwerkrans van Caesar komt van de doornenkroon van Jezus.
Alleen Hij kan ons verlossen van de monsterachtige en belachelijke hebbelijkheden van de macht, zoals dat ontdekt is door de meest intelligente mensen van onze tijd, een Solzjenitsyn bijvoorbeeld. Geconfronteerd met de meest brutale macht wenden zij zich niet tot de Rechten van de mens of andere plechtige uitspraken, beloften en verdragen, maar tot de man die een doornenkroon draagt.” (M. Muggeridge)

… maar anders
In het koninkrijk van Jezus gelden andere normen dan in de wereld.
Het is een Rijk “waar de laatsten de eersten zijn en de eersten de laatsten, waar de grootste de dienaar is van allen. Waar de koning zich op een ezel verplaatst en de voeten wast van de dienaren, waar de kleinen zetelen op tronen waarvan de machtigen verdreven zijn” (R. Van den Berge).
Dat koninkrijk van Jezus is uiteraard geen staatkundige werkelijkheid.
Het is een visioen. Maar dan wel een visioen dat God ons geeft, met daarbij de opdracht te werken aan de verwezenlijking ervan in onze wereld.
Ieder van ons moet dat doen op zijn eigen plaats en op zijn eigen, misschien bescheiden lijkende manier. Maar wij moeten onze bijdrage niet minimaliseren. Telkens als ik er met mijn beperkte reikwijdte in slaag om bij mezelf en in mijn onmiddellijke omgeving iets te realiseren van Jezus’ droom: het kwade overwinnend door het goede, zit ik in de goede richting. Telkens wanneer ik in mijn denken en handelen elk machtstreven vervang door de wil om mensen graag te zien en te dienen, ben ik, hoe klein ook, aan het timmeren aan het koninkrijk van God.
En ben ik bezig de wereld te veranderen.

11 November
wo 12 januari '22

Donderdag 11 november 2021, Herdenking einde WO (jaar B)

Nog maar enkele weken geleden hebben we het uitgebreid gehad over de vaststelling dat de neiging om macht uit te oefenen over andere mensen, om ze te gebruiken, te manipuleren, ze naar je pijpen te laten dansen in aanleg in iedere mens zit.
Je komt het overal tegen waar mensen zijn. Soms heel subtiel, soms breed uitgesmeerd, maar het leeft overal. Ook onder vrienden en collega’s, ook tussen kinderen, ook in de kerk. En uiteraard ook in de wereld van de politiek. Gewoon al omdat het in de wereld van de politiek draait om gezag en leiding geven, het uitvaardigen en het doen respecteren van wetten en regels en dus ook om macht. Maar het zou verkeerd zijn de neiging tot machtsmisbruik of zelfs maar de hunker naar macht tot de politieke wereld te beperken.
Integendeel, er zijn echt wel politici die helemaal in eenklank zijn met de visie van Jezus, die stelt dat leiding geven een zaak is van dienen.
Er zijn zeker politici die eerlijk hun leven moedig en belangloos in dienst stellen van de wereld en van de mensen.

Kaping
Zeggen dat alle politici alleen maar uit zijn op macht en op geld, is even stompzinnig als beweren dat godsdienst leidt naar oorlog en onderdrukking.
Het is natuurlijk wel zo dat de meest verheven menselijke gedachten, gevoelens en betrachtingen kunnen gekaapt worden, en regelmatig ook worden gekaapt door figuren met allesbehalve nobele bedoelingen. Vaderlandsliefde, religieus geloof en zelfs gewoon menslievende, caritatieve instellingen worden daar nogal eens het slachtoffer van. Maar evengoed kan je de link leggen tussen atheïsme en oorlog en onderdrukking. En met veel betere papieren. Want de twee meest mensonterende ideologieën die we gekend hebben en die rechtstreeks voerden naar oorlog en concentratiekampen, waren beide uitgesproken atheïstisch.
En dat brengt ons dan naadloos bij een gezegde uit een oude cultuur aan de andere kant van de wereld. Een oud Chinees spreekwoord zegt: “Als er gras groeit in de tempels, bereid u dan voor op de oorlog.”

Leegte
Alles wijst erop dat dit meer is dan alleen maar een Chinese spreuk.
Dat het hier gaat om een diepe wijsheid, die geldt voor alle volkeren en in alle tijden wanneer mensen niet langer bezig zijn met te werken aan zichzelf.
Wanneer ze zich niet langer afvragen wat ze kunnen betekenen voor de anderen, voor hun gezin, de buren, hun land, dan ligt het voor de hand dat de leegte wordt ingevuld door tegengestelde gevoelens: gevoelens van nutteloosheid, angst, haat en vijandschap.
Niet omdat wij diep in ons zo slecht en haatdragend zouden zijn. Maar omdat we dan geen goedgevormde en doorleefde visie hebben die ons doet kiezen voor het goede.
En in die vaste en doorleefde keuze voor het goede word je getraind in het gezin, in de school, in de kerk of in de tempel. Wanneer die rationeel onderbouwde en constant gevoede keuze voor het goede er niet is, gaat je mening helemaal beheerst worden door stemmingen en gevoelens van het moment. En ben je helemaal machteloos tegen de argumenten van hen die oorlog willen.

Export
Vroeger droegen westerse missionarissen het christendom uit over de hele wereld.
Tegenwoordig dragen wij alleen nog ons materialisme uit over de hele wereld.
Overal zie je hoe oude culturen die vroeger diepmenselijke waarden promootten, verdrongen worden door “als ik het maar goed heb, als ik maar kan genieten.”
Misschien brengt die westerse export ons veel dichter bij oorlog dan welke bewapeningswedloop ook.
Wij moeten er echt iets aan gaan doen.
Zeker ook hier bij ons in het Westen. Onze maatschappij is niet langer alleen maar aan het verzuren, maar ook steeds meer aan het verruwen.
Ze wordt alsmaar brutaler. Ach, onze kinderen en kleinkinderen gaan nog niet zo gauw massaal terug naar de kerk lopen of aan ontwikkelingshulp doen in de derde wereld.
Dat is hopelijk iets voor later. Laten wij nu alvast beginnen met enkele basisprincipes. Laten wij hun terug leren andere mensen te groeten, gewoon goeiedag te zeggen tegen de mensen. Op straat, in de winkel, op de trein.
Ook vele ouderen moeten dat terug aanleren. Laatst zei iemand me: “Als je bij de dokter binnenkomt in een volle wachtzaal, is er niemand die iets tegen je zegt, al die mensen hebben last van acute keelontsteking.”

Informeren
En laat ons ook onze kinderen terug informeren over de gruwelen van de oorlog.
De oorlog zoals hij echt is, niet de oorlog van spannende computerspelletjes, maar de echte oorlog in al zijn afschuwelijkheid.
Wij moeten ook onze jongeren terug interesseren voor en voorlichten over wat oorlog werkelijk is, omdat zij er de eerste slachtoffers van zijn.
Wij, ouderen, zullen geen soldaat meer moeten worden als er oorlog komt.
Zij wel.
Laten wij ons met alle middelen inzetten voor de vrede.
In het belang van iedereen, maar vooral van onze kinderen en kleinkinderen.

Wachten op God
wo 12 januari '22

Zondag 7 november 2021, Tweeëndertigste zondag door het jaar (jaar B)

De lezingen van vandaag brengen ons twee compleet onmogelijke verhalen.
Onmogelijk vooreerst al omdat ze zo onwaarschijnlijk, zo gefantaseerd of minstens toch erg overdreven lijken. Een weduwe in Sarefat die haar laatste beetje eten weggeeft aan de profeet Elia, goed wetend dat zij en haar zoon daarna van honger moeten sterven. En dan de weduwe in de tempel die haar laatste centen in de offerschaal werpt. “Alles waar ze van leven moest”, staat er.
Het lijken inderdaad nogal sterke en weinig realistische verhalen.
Ze zijn bovendien ook nog om een andere reden “onmogelijk”. Onmogelijk voor de predikant. Je kan er immers geen kant mee op: ze staan er geblokt, als in lood gegoten. Je kan moeilijk—wat we zo graag doen—er een “diepe symbolische betekenis” in zoeken. Ze worden te duidelijk gepresenteerd als “echt gebeurd”. Maar wat moet je er dan mee aan?
Het is duidelijk dat Jezus ons altijd voorbeelden geeft die ons moeten opwekken tot navolging. Maar het is even duidelijk dat het hier niet kan gaan om concrete navolging van wat ons verteld wordt.
Niemand van ons bevindt zich, of zal zich ooit in de situatie bevinden van een arme weduwe die onverbiddelijk de hongerdood tegemoet gaat na het wegschenken van haar laatste beetje geld, haar laatste restje eten.
De situatie waar beide vrouwen zich in bevinden en de aan zelfmoord grenzende handeling die ze stellen is zo ver van ons bed dat het dáár niet kan om gaan.

Vertrouwen
Waar het wel om gaat is: waar halen ze de inspiratie en de kracht vandaan om zo’n daden van complete zelfverloochening te stellen.
En het antwoord is: vanuit hun onvoorwaardelijke godsvertrouwen. Hun compromisloze vertrouwen dat God hen redden zal, hoe dan ook.
En dat is wat het verhaal van Elia en dat van het penningske van de weduwe in de tempel ons tot voorbeeld willen stellen: stel heel je vertrouwen op God.
God heeft alleen maar liefdevolle aandacht voor ons. Hij zal ons zeker helpen, ook al is dat misschien op een heel andere manier dan wij hadden gewild.
Wij moeten God niet dicteren hoe Hij ons moet helpen. Wij mogen ons anderzijds ook niet bezondigen aan wat men in de ouwe catechismus noemde: “Vermetel vertrouwen”. Wat niet anders is dan God uitdagen.
Door roekeloos gedrag, waaghalzerij, door een onverantwoordelijke, onvoorzichtige houding. Terwijl je ervan uitgaat: God zal me wel beschermen.
Je moet zo’n mentaliteit als gelovige durven ontmaskeren. Want als je zo leeft, dan is er natuurlijk meer aan de hand dan branie en lefgozerij.
Want dan zit je, onder het mom van godsdienstigheid, zelf God te spelen.
Je acht jezelf dan onkwetsbaar want God is je knechtje.
Geen enkele gedachte is zo totaal ongodsdienstig als deze. En ze komt nochtans heel vaak voor bij heel vrome, biddende en voorbeeldig levende mensen. De zekerheid dat God je moet en zal helpen zoals jij het vraagt.

(Ver)wachten
Als christen sta je open en ben je dankbaar voor alles wat God ons wil geven.
En natuurlijk mag je vragen en bidden om iets te bekomen.
Maar het is totaal fout Hem te dicteren of Hem, bij manier van spreken, “onder druk te zetten” door een opmerkelijke veelheid van woorden en gebeden.
Dat is typisch voor heidenen, zegt Jezus. Leg je verlangens gewoon in eenvoudige woorden aan God voor. En God zal je antwoorden.
Liefdevol, maar niet noodzakelijk door in te gaan op je concreet verzoek.
Maar door je te geven wat je volgens Hem, op dit moment, het meest nodig hebt. (Wat je meestal achteraf ook inziet en begrijpt).
Dat is wat Jezus bedoelt met vertrouwen op God, wat Hij zo belangrijk vindt.
Echt geloven is niets anders dan altijd en overal volledig vertrouwen op God.
De zekerheid dat Hij het goed met ons voorheeft, ons hartstochtelijk bemint.
En dat Hij, vaak tegen de schijn van het tegendeel in, alles ten goede leidt.
Als dat geloof in je sterker wordt, dan ga je alle uitdagingen en aanvechtingen met een gezonde zelfzekerheid aanpakken.
En gaat er ook een weldadige rust over je komen. Dan gaan allerlei onzekerheden en angsten steeds minder vat op je krijgen, en dipjes en depressies verdampen nog voor ze zich genesteld hebben.
Dan gaat uiteindelijk zelfs de angst voor de dood moeten wijken en dan ligt een leven in volkomen vrijheid en geluk voor je open.
Je voelt je als een kind op moeders schoot.
Want je weet: Hij is er, Hij is almachtig, en Hij houdt van mij als van de appel van zijn oog.

Allerheiligen
ma 01 november '21

Maandag 1 november 2021, Allerheiligen (jaar B)

Arthur Miller schrijft ergens: “De enige manier van godsdienstig zijn die de mens past is iedere dag het uiterste uit je leven halen.”
Veel wijst erop dat dat inderdaad ook zo is.
Het leven is in wezen een geschenk, een kans die je krijgt. Met al de beperktheid, met al de pijn, met al het lijden,. . . die ermee gepaard gaan.
Op een dag zijn we er gewoon en dat naakte feit hebben wij in ieder geval niet aan onszelf te danken.
Het is dus wezenlijk een kans die we krijgen om er iets van te maken.
Wie het zo kan zien beseft ook dat je dat leven niet eert door het geschenk in de kast te zetten; maar door er iets mee te doen, ervan te genieten, er creatief mee om te springen.

Kiezen
Nu kan je die kans die je krijgt om van het leven te genieten en om er creatief mee om te springen, heel uiteenlopend interpreteren.
Je kan het zien als een vrijkaart om met volle teugen alleen maar voor jezelf te leven of juist om je talenten ten dienste te stellen en veel te betekenen voor anderen, voor je geliefden of voor de gemeenschap.
In beide gevallen eer je het leven door er alles uit te persen wat er uit te persen valt. Maar heel ons ethisch en religieus besef zegt ons dat alleen de tweede manier van leven waarde heeft. En dat de eerstgenoemde, het alleen maar leven voor jezelf, zo goed als waardeloos is.
Maar hoe je ook leeft, de eerste plicht die het leven je oplegt is er alles uit te persen wat er ook maar uit te persen valt. De ergste zonde is helemaal niets met je leven te doen, gewoon te wachten, je laten meedrijven tot het voorbij is.
Want ons leven is eindig.
Op een dag is het voorbij. Is er ineens die muur waar je niet over kan.
Is er alleen nog verbijstering, onmacht, wanhoop. . .
Tenzij je natuurlijk kan geloven dat het leven niet uitloopt op de leegte en het niets. Maar dat aan het eind ervan een liefdevolle God staat die zich over je ontfermen zal. Dat is ons geloof. Het is geen absolute zekerheid.
Het enige wat ik vanuit mijn verstand absoluut zeker weet is dat de mond die nu nog tot je spreekt op een keer zal stilvallen. En dat de ogen die je nu nog aankijken op een dag zullen uitdoven.
Dat is de enige zekerheid die verstand en wetenschap mij kunnen geven.

Maar. . .
daarnaast is er ons geloof.
Ach, ik weet ook wel dat geloof in onze streken niet meer zo vanzelfsprekend is als vroeger. En ieder van ons gelooft ook niet iedere dag even sterk.
Wij moeten dat niet willen wegmoffelen. In ons marcheren, samen met ons geloof, ook aarzeling, twijfel en scepsis, mee door ons leven.
Geloven is nooit vanzelfsprekend. Maar, vergis je niet, het is wel een heel natuurlijk en typisch menselijk gegeven. Mensen die niet geloven willen nogal eens beweren dat geloof ons wordt aangepraat, dat het een kwestie is van indoctrinatie. En dat is gewoon onzin. Concrete voorstellingen en regels en theologische beschouwingen (ook atheïsme!), dát zijn dingen die ons worden “aangepraat”, die van buitenaf in ons komen. Een kindje dat geboren wordt heeft in zich geen enkel besef van de 10 geboden of van de verrijzenis van Christus. Dat is te concreet, dat wordt ons aangeleerd.
Maar het besef dat wij niet het einde zijn, dat iets of Iemand ons overstijgt, dat zit diep in ons. Daar worden wij mee geboren.
Bovendien hebben wij, zoals we hier zitten: gelovig, minder-gelovig of zelfs helemaal niet-gelovig, allen een min of meer gelovige achtergrond. Bijna ieder van ons heeft christelijke roots.
En ieder van ons heeft in zijn hart tenminste een piepklein plekje waar hij hoopt dat het toch waar zal zijn.
Dat er leven is voorbij de dood.

Hoop
En die hoop moeten wij koesteren. Want als je kan geloven in een leven na de dood dan heeft dat een enorm positieve weerslag op ons leven vóór de dood.
Dan ga je tegenslag, ongemak en ziekte gemakkelijker relativeren. Dan gaan dat geloof en die hoop een tegengif zijn tegen radeloosheid en wanhoop.
En daarom, omdat het zo kostbaar is, moeten we het ook met zorg omringen als we er iets over proberen te zeggen tegen onze kinderen. “Proberen te zeggen”, want niemand van ons heeft ervaring met het leven na de dood. We kunnen het dan ook moeilijk concreet beschrijven, we kunnen er ons zelfs geen enkele voorstelling van maken.
En daarom is de hedendaagse gewoonte om tegen kinderen te zeggen dat “oma nu een sterretje is” niet zo gelukkig. Het klinkt lief en kindvriendelijk, maar het is niet waar.
En vroeg of laat ontdekt het kind dat ook en dan wordt heel het idee van het bestaan van een leven na de dood, naast de kerstman, sinterklaas en de sprookjesfee gezet.

Geloof
Veel beter is het als we tegen onze kinderen zeggen dat we ons van dat leven na de dood wel geen juiste voorstelling kunnen maken, maar dat we in het bestaan ervan geloven op gezag van Jezus die het ons nadrukkelijk heeft beloofd. En dat ons geloof in dat leven toeneemt naarmate ons geloof in God sterker wordt.
Immers hoe sterker wij ons met God verbonden weten, hoe sterker wij Hem ook zullen ervaren in ons leven.
En, zegt Han Fortmann, wie God heeft ervaren in zijn leven, voor die is de vraag naar het leven na de dood geen vraag meer.
Die wéét gewoon dat het doorgaat.

Pagina's