Nieuws uit de parochie
Dat foute geloofzo 08 september '19
Zondag 25 augustus 2019, éénentwintigste zondag door het jaar (jaar C)
In een praatprogramma op tv krijg je tegenwoordig zelden nog een interessante uitwisseling van ideeën tussen verstandige en beschaafde mensen. Zo’n confrontatie heeft steeds meer het karakter van een afrekening, waarbij de ene de andere probeert in te blikken. Je merkt iets dergelijks ook met programma’s die handelen over ons collectief verleden. Blijkbaar is het verleden van ons volk iets waar wij ons alleen maar moeten over schamen.
Neem bijvoorbeeld die programma’s over ons koloniaal verleden. Natuurlijk zijn er destijds dingen gebeurd die voor ons nu niet meer door de beugel kunnen. Nu niet meer.
Immers de mentaliteit van individuen en volkeren verandert. Maar indertijd stond ons koloniaal systeem model voor de hele wereld. De Kerk zorgde voor scholen en dispensaria. De staat voor de administratie, het bestuur en de infrastructuur. Dat ondertussen de rijkdommen van dat land naar Europa werden gesleept, vond men in die dagen de normaalste zaak van de wereld. Ook de progressieven van die tijd, ook de staatsmannen en denkers die sympathiek stonden t.a.v. de Verlichting vonden dat de logica zelf: de “inboorlingen” (zoals men die mensen toen noemde) deden er immers toch niets mee en wij konden het goed gebruiken.
Oneerlijk
Geschiedenis dient om niet te hervallen in de fouten van het verleden. Maar je moet wel altijd kijken naar de mentaliteit en de opvattingen in een bepaalde periode eer je een oordeel velt. Want iets wat wij nu totaal verkeerd vinden, was vroeger misschien heel normaal en goed.
Omdat wij dat zelden doen, zijn dergelijke programma’s ook bijna altijd oneerlijk. Veel eerlijker zou het zijn om bijvoorbeeld een programma te maken over wie nu de rijkdommen uit Afrika weghaalt, kindsoldaten slachtoffert en krijgsheren steunt die 100 keer erger tekeergaan dan Leopold II. Maar dat is natuurlijk delicater. Dat zou onze huidige economische belangen kunnen schaden, misschien zelfs onze eigen betrokkenheid blootleggen. Veel interessanter is het je excuses aan te bieden voor het verleden van je eigen volk: het geeft je een air van rechtschapenheid, terwijl je zelf helemaal buiten schot blijft.
Kerk
Iets gelijkaardigs gebeurt er ook i.v.m. het verleden van de Kerk. Voor mensen die steeds minder van geschiedenis afweten, wordt de Kerk steeds meer vereenzelvigd met de uitwassen ervan: de kruistochten, de inquisitie en de Borgia’s. Maar dat was niet de Kerk, dat waren de ziektes van de kerk.
De echte Kerk, dat was dat magnifieke lichaam dat 2000 jaar lang de drager van onze beschaving is geweest.
En dat tezelfdertijd ook heel volks-verbonden was. De Kerk, dat was: zorg voor zieken en gehandicapten, voor armen en uitgestotenen.
De Kerk, dat was ook: al die nonkel paters en tante nonnekes die elke Vlaamse familie rijk was. Dat was het zustertje van de kleuterklas. Dat was de onderpastoor, die, met de hulp van vrijwilligers, zorgde voor een zaal en lokalen voor de jeugd in een tijd toen de gemeenten daar geen geld voor hadden. En nog oneindig veel meer.
De Kerk, dat was echt wel meer dan alleen maar Godfried van Bouillon en Alexander Borgia. Waarom zetten wij ons toch zo af tegen ons verleden?
Economie
Een vleugje Marx kan hierbij misschien helpen? Marx ontdekte dat de culturele bovenbouw bepaald wordt door de economische onderbouw. Dat onze politiek en onze rechtspraak, ons hele maatschappelijk bestel en zelfs ons denken, onze doelstellingen en de manier waarop wij gelukkig willen worden, bepaald worden vanuit de economie, vanuit diegenen die het daar voor het zeggen hebben.
En nog nooit was hun macht om de mensen helemaal te richten en te sturen zo groot als vandaag, dank zij de gigantische invloed van de media en de reclame.
Wat die economische machthebbers willen is duidelijk: dat wij consumeren tot we erbij vallen.
Kopen, genieten van alles wat je met geld kan kopen = gelukkig zijn.
Dat is de boodschap die er bij ons van de morgen tot de avond ingeramd wordt. En hier situeert zich het probleem met het christelijk geloof.
Als je invloed wil op mensen, als je mensen wil achter je aan krijgen, moet je beroep doen op strevingen die al in hen aanwezig zijn en die strevingen aanwakkeren en in dienst nemen.
Hitler bijvoorbeeld deed beroep op de bij de Duitsers sterk aanwezige gevoelens van vernederd zijn, onrechtvaardig behandeld zijn en wraak willen nemen. Een systeem zoals het onze, dat ons wil aanzetten tot consumeren, gaat beroep doen op onze hebzucht en genotzucht, onze pronkzucht, en zelfs op onze gevoelens van afgunst en jaloezie.
Domper
Christelijk geloof met zijn soberheid, zijn naastenliefde en zijn deugden is voor zo’n systeem alleen maar ouwe koek, en vooral: hinderlijke brol. Het geloof beweert immers dat levensvervulling niet ligt in consumeren, maar in liefhebben en iets betekenen voor anderen. Wanneer onze media eerder geloofsonvriendelijk zijn, dan heeft dat uiteindelijk meer te maken met het heersende “consumisme” dan met grote filosofische overwegingen.
Wij zouden als christenen wel gek zijn als we tegen de welstand waren waar we zelf mee voor gevochten hebben. Maar wij vinden wel dat wij het oneindig vervlakkende en onterende mensbeeld, waarbij zelfs menselijke relaties consumptieartikelen worden, moeten afwijzen.
Aan ons, christenen, om te bewijzen dat je wel degelijk kan genieten van de hedendaagse welvaart en tegelijk beseffen dat je echte levensvervulling alleen maar kan vinden in een liefdevolle omgang met andere mensen.
Er is vrede en er is vredewo 21 augustus '19
Zondag 18 augustus 2019, twintigste zondag door het jaar (jaar C)
De woorden van Jezus in het evangelie van vandaag, de hele teneur ervan herkennen wij niet onmiddellijk als komende van Hem: Jezus die gewoon is iedereen te begroeten met “Vrede zij u”; die in de Bergrede zei: “Zalig die Vrede brengen” en die van Zichzelf zei, dat Hij zachtmoedig was en nederig van hart; die Jezus van wie de engelen bij zijn geboorte zongen van vrede op aarde en die later zo’n vrede uitstraalde dat kwelduivels op zijn bevel de mensen met rust lieten; die Jezus zegt hier: “Denk niet dat ik vrede ben komen brengen op aarde, neen, geen vrede maar juist verdeeldheid”.
Wij mogen er zeker van zijn dat die woorden inderdaad van Hem komen. Maar hoe kan je dat dan rijmen?
Het kan niet anders of Jezus voorzag de consequenties van zijn leer.
Hij wist gewoon dat de wereld niet lief en welwillend zou reageren op een houding die helemaal tegen de gang van zaken in die wereld ingaat.
Vervolging
Toen Lucas die woorden opschreef lag die verdeeldheid en vijandigheid die Jezus voorspeld had, trouwens al niet meer in een ver verschiet, maar was ze al pijnlijk actueel geworden.
Er was natuurlijk vooreerst het Romeinse staatsgezag, dat zowel joden als christenen wantrouwde als atheïsten en ondermijners van het gezag: ze knielden immers noch voor godenbeelden, noch voor de keizer.
De Romeinse keizer en vooral de plaatselijk potentaten, de Pilatussen en de Herodessen van deze wereld, deze jakhalzen van de macht, hielden de christenen scherp in het oog. Het zou niet lang meer duren eer er bloedige vervolgingen zouden uitbreken.
Bovendien werd het de christenen ook behoorlijk moeilijk gemaakt door hun joodse broeders voor wie zij, de christenen, ketters waren van het eigen joods geloof. De vijandigheid groeide hand over hand tegen de alsmaar talrijker wordende groep van joden die overgingen naar het christendom, en die daarom, in hun eigen kring, hun eigen familie, vaak zelfs in hun eigen gezin, werden gezien als verraders.
Tijdloos
Maar als dit evangelie alleen maar over die mensen en die situaties ging, dan verloor het elke relevantie voor onze tijd.
Terwijl het integendeel in alle tijden, en zeker ook in onze tijd, bijzonder actueel gebleven is.
Wij staan hier voor het geblokte, gebetonneerde feit dat de woorden van Jezus altijd haaks zullen staan op wat in de wereld gangbaar en normaal is. En, laten we er onmiddellijk aan toevoegen, haaks staan op elk politiek systeem.
Er bestaat ook niet zoiets als christelijke politiek.
Zelfs de pauselijke staten zijn nooit echt christelijk bestuurd. Ik denk zelfs dat er nooit een klooster geweest is dat 100 % christelijk bestuurd is. Dat kan gewoon niet. En de reden is dat politiek, gezag en bestuur altijd te maken heeft met macht en met het sluiten van compromissen. Met het zoeken naar een modus vivendi tussen elkaar bestrijdende belangengroepen, met het kiezen voor het minste kwaad in heel dat kluwen van egoïsme, zowel van individuen als van groepen. Met het sluiten van compromissen.
En dan zijn hier al direct enkele woorden gevallen die totaal onverenigbaar zijn met het evangelie van Jezus: belangengroepen, egoïsme en compromissen.
Consequent
Jezus verlangt van ons een radicaal kiezen voor de zwakkeren, een radicaliteit die noodzakelijkerwijs in conflict komt met een wereld die bol staat van de onrechtvaardigheid. Jezus verlangt van ons niet dat wij een revolutie prediken. Maar wel dat wij ons niet laten in slaap wiegen door de niet te onderschatten verleidingen van de maatschappij.
Dat wij fris en alert blijven. En radicaal en compromisloos.
En dat wij, als wij de wereld niet kunnen veranderen, dan toch in ons eigen leven radicaal kiezen voor evangelische principes.
Neem nu de mensen die in onze huidige maatschappij door de media bejubeld en door het publiek bewonderd worden, de mensen die “top” voor hun beroep mogen schrijven. Top dokters, top advocaten, top atleten, top weet-ik-veel. . .
Mensen die vaak vergoedingen krijgen die je eigenlijk alleen nog immoreel kunt noemen. Zeker als je bedenkt dat op enkele uren hier vandaan, kinderen over vuilnishopen kruipen op zoek naar wat bedorven voedsel. Je kan als christen deze top-mannen-en-vrouwen wel bewonderen om wat ze kunnen, (afgunst is zeker geen christelijke deugd), maar ons hart moet op de eerste plaats uitgaan naar de mensen in de kou.
Gevolgen
Als we echter consequent kiezen voor de mensen die altijd in het hoekje zitten waar de slagen vallen, dan gaan we ook zelf niet in de prijzen vallen. In een wereld waar het normaal is koortsachtig op zoek te zijn naar meer geld, meer aanzien en bekendheid en macht, (ze hebben daar tegenwoordig een akelig mooi woordje voor: de ratrace), wordt dat zeker niet op prijs gesteld.
In het beste geval word je bekeken als een beetje dom en naïef. In het beste geval. Want je inzet voor evangelische waarden kan en wordt ook vaak gezien als een aanklacht, als een afkeuring van wat in de wereld geldt.
En dat pikt die wereld niet.
Doe wat Jezus van je vraagt en je zal onmiddellijk ondervinden wat Hij bedoelde met: denk niet dat Ik vrede ben komen brengen.
Je zal geen vrede krijgen van de wereld. Maar je zal wel vrede kennen in je hart.
God niet inperkenza 17 augustus '19
Donderdag 15 augustus 2019 – Onze-Lieve-Vrouw Ten Hemelopneming (kerkelijk jaar C)
Hoe ouder je wordt, hoe meer genuanceerd je over allerlei dingen begint te denken. Ik heb in mijn jeugd een uitgesproken ongelovige, maar toch ook opvallend verdraagzame caféhouder gekend.
Hij schreef geen geleerde traktaten over tolerantie, maar hij vatte zijn houding samen in één zin: “Als het 12 uur is moet alleman eten.”
Het was een man naar mijn hart. Maar onbewust sterkte hij mij in de overtuiging dat, wanneer ongelovige mensen ruimdenkend en rechtvaardig zijn en ook het goede voor anderen nastreven, ze dat doen vanuit praktische overwegingen: om de maatschappij een beetje leefbaar te houden. Een gedachte sterk verwant aan de overtuiging dat iedereen vrij is te doen wat hij wil, als hij er maar voor zorgt dat zijn vrijheid de vrijheid van anderen niet hindert. Het is een berekende en weinig waarderende vorm van verdraagzaamheid. Je houdt niet echt van de anderen, maar je vindt het verstandig hun af en toe ook wat te gunnen zodat jezelf rustig je eigen ding kan blijven doen.
Het is geen verheven vorm van ongeloof, maar het is in ieder geval nog altijd stukken beter dan het domme en agressieve atheïsme dat je nogal eens aantreft op het internet.
Een atheïsme dat ook zelden gehinderd wordt door enige kennis van zaken, en dat zijn mosterd haalt bij voorbijgestreefde argumenten, pseudo-historische kitsch als de Da Vinci Code en vooral ook bij de al even hoogstaande bedenkingen van geestgenoten, eveneens op het internet.
Bondgenoten
Maar er zijn ook andere atheïsten. Mensen die niet in God geloven maar die toch proberen rechtvaardig en verdraagzaam in het leven te staan. Die andere mensen respecteren en helpen en vol mededogen zijn voor wie minder geluk heeft dan zij. Deze mensen zijn onze objectieve bondgenoten.
Wij moeten hen volledig respecteren. Hen niet persé in onze Kerk willen binnenleiden. Maar het zijn onze bondgenoten. Onze houding t.a.v. de mens is gelijklopend met die van hen. En ons afwijzen van de opvattingen uit de antieke tragedies, waarin alle gebeurtenissen in onze wereld direct door de goden worden bestuurd, is hetzelfde. De grote hedendaagse theoloog Tomas Halik begint zijn boek “Gedeeld met God”: “Op veel punten ben ik het met atheïsten eens, vaak op bijna ieder punt. Behalve in hun geloof dat God niet bestaat”.
Ze zijn onze bondgenoten. En dat is niet eens zo raar.
Augustinus zei al: “Velen die denken dat ze in de Kerk zijn, staan er buiten.
En velen die er buiten denken te staan, staan er binnen”.
Godsbeeld
Maar nog eens: wij moeten hen niet “binnenhalen”, maar hen respecteren als broeders in het mens-zijn. Vaak komt hun afwijzen van God vanuit een persoonlijke tragedie.
Of gewoon vanuit de vaststelling dat de werkelijkheid niet liefelijk en idyllisch in elkaar steekt, maar juist heel erg wreed en onbarmhartig. Moeilijk in overeenstemming te brengen met een liefdevolle Schepper.
Christenen, voor wie dat uiteraard ook een probleem vormt, zijn daarom, vanuit een steeds beter begrijpen van Jezus, God meer en meer gaan zien als een Bodem van liefde en ontferming die via ons, zijn mensen, wil doordringen in de wereld. Dat is wat wij bedoelen met het vestigen van het “Rijk Gods”. De wereld is niet af. God wil ons nodig hebben om zijn liefde steeds meer gestalte te geven onder de mensen.
Mysterie
Ook wij hebben dus een streep moeten trekken onder de kinderlijke fantasie van een God die telkens klaarstaat om ons te dienen. Want dat is een God die duidelijk niet bestaat en die een projectie is van ons infantiel verlangen naar onbeperkte macht.
Ook wij zijn zoekers. Ook wij moeten vastgeroeste voorstellingen loslaten en terug aanknopen met wat alle grote figuren uit het christendom altijd geweten hebben: dat God een mysterie blijft. Dat wij Hem moeten zoeken in de “wolk van het niet-weten”. Alles wat wij over God “weten” is dat Hij Liefde is. Maar blijkbaar toch ook anders dan wij ons dat voorstellen. En ook dat Hij niet optreedt als magische beschermengel, maar dat Hij, die zelf gekruisigd werd, aanwezig is in onze ergste nood. En dat Hij zich soms juist daar het scherpst laat voelen. “In onze diepste ellende”, schrijft Simone Weil, “in de poel van ontroostbare bitterheid, straalt de pracht van zijn Genade”. Maar wij hebben dat niet zelf in de hand. God blijft een mysterie en wij zijn pelgrims, zoekers, verlangend een glimp van Hem op te vangen.
Waarden
Dat wil echter niet zeggen dat wij ons geloof zelf moeten laten verwateren.
Nu wij een beetje afstand genomen hebben van de vroegere zekerheid van dogma’s en regels mogen wij het christendom niet domweg verengen tot een stelsel van waarden, tot een moraal. Daarom, op dit Mariafeest een toepasselijk voorbeeld van die neiging tot verengen.
Wij geloven dat God ons aanspreekt in het diepst van ons hart. En dat Hij ons kneden wil tot mensen van vrede, die behagen vinden in dienstbaarheid en liefde. Maar als wij geloven dat Hij tot ons spreekt in ons hart, waarom dan ook niet op andere manieren? Bijvoorbeeld via gebeurtenissen, via wonderen zelfs? Wij moeten God niet willen inperken. Laat mensen dus gerust bidden in hun nood en een kaarsje aansteken. Wie dat doet, staat in ieder geval open voor het ontzagwekkend mysterie dat God is. En daar gaat het in de eerste plaats over in religieus geloof. Over het Mysterie achter de zichtbare en bestudeerbare werkelijkheid.
Over God dus.
De Hemelvr 16 augustus '19
Donderdag 15 augustus 2019 – Onze-Lieve-Vrouw Ten Hemelopneming (kerkelijk jaar C)
Wat ouder wordende mensen zeggen je graag: “Er zijn tegenwoordig toch geen zonden meer, meneer”. En als het mannen zijn die je dat zeggen dan kunnen ze het niet laten om daarbij even te gniffelen.
Zowel het ene als het andere heeft te maken met het feit dat vroeger het begrip “zonde” bijna automatisch gekoppeld werd aan seksualiteit.
En toen kwamen de jaren 60 en 70, die grondig afrekenden met de Victoriaanse preutsheid. Elke hindernis die de seksuele vrijheid in de weg stond werd op een drafje genomen. En eeuwenoude taboes werden in geen tijd opgeruimd. Achteraf moest zelfs de meest verstokte tegenstander toegeven dat een gevoel van opluchting en bevrijding er het gevolg van was.
En zonde werd iets van vroeger.
Maar. . .
Zonde is niet iets dat zich situeert op een schaal die gaat van preutsheid naar losbandigheid. En dus, als iemand mij zegt dat er geen zonde meer bestaat, dan vraag ik altijd: “Leest u dan geen krant of kijkt u nooit naar het journaal?”
Onze wereld kreunt onder oorlogen, uitbuiting, corruptie en onderdrukking.
En terwijl in onze westerse wereld het woord “genieten” hét ordewoord geworden is, sterven in de rest van de wereld elke dag ontelbare mannen, vrouwen en kinderen van de honger.
Als Jezus het over zonde heeft, dan gaat het dáár over. Over ons collectief egoïsme, dat de relatie tussen groepen en volkeren verzuurt. En over de jaloezie en de drang om te heersen, die de relatie tussen individuele mensen voortdurend verstoort en soms zelfs onmogelijk maakt.
Vergeving
Het is belangrijk te zien dat het niet de bedoeling van Jezus is om ons die dingen alleen maar onder de neus te wrijven. Dat is trouwens ook niet nodig.
Want wij wéten het. En maar al te goed zelfs.
Waarom zouden wij anders zo vindingrijk zijn in het vinden van een uitleg die de schuld van alles wat misloopt bij anderen legt?
Ook al lachen wij met het woord “zonde”, wij weten maar al te goed dat wij zondaars zijn.
En in plaats van vindingrijk te zijn in het uitvinden van excuses zouden wij moeten leren dat wij vergeving nodig hebben, geen excuses. Want het besef niet echt OK te zijn, laat zich niet ompraten door goedkope excuses.
Het zit dieper. En het vreet aan ons.
Alleen echte vergeving helpt ons. En het is precies dát wat Jezus ons biedt.
“Ga en verkondig aan alle volkeren de vergeving van zonden”.
Bevrijdend
Eigenlijk kan God ook moeilijk anders dan ons vergeven: Hij heeft ons zo gemaakt dat wij vrij zijn, dat wij kúnnen zondigen en dat de verleiding om het ook te doen sterk is en de zonde zelf, aantrekkelijk.
Als Hij alles geschapen heeft zoals het is en Hij houdt van ons, dan moet Hij ons ook onze misstappen vergeven. Anders zouden wij niet langer kunnen ademen en platgedrukt worden onder het besef van onze fouten.
Dat is de betekenis van die wat ongewone zending bij Hemelvaart. “Verkondig de vergeving van zonden”. Zoals altijd bij Jezus, gaat het ook hier om een woord van bevrijding. Voor iemand met een normaal moreel besef, en dus ook met schuldgevoelens, is niets zo gezond en bevrijdend als te weten dat er ook vergeving is en dat je altijd met een nieuw leven kan beginnen.
Anders
En met dat “nieuwe leven” komen we bij het tweede luik van Hemelvaart.
Jezus is niet langer onder ons in een normale natuurlijke gestalte, als een mens van vlees en bloed. Maar dankzij de werking van de H. Geest is Hij nu nog veel sterker aanwezig dan toen je Hem als een fysiek persoon kon aanraken en met Hem praten en eten.
Tenminste toch als je je voor de Geest openstelt, je laat be-geesteren.
Als je een getuige wordt van Jezus’ vriendschap voor alle mensen. Een getuige zijn houdt meteen ook in dat je zelf die vriendschap, die liefde en die goedheid van God gestalte geeft en uitstraalt. Dat je je hart openstelt, helemaal en onvoorwaardelijk, ook voor zwakke, zieke, eenzame en vergeten mensen.
Als je vanuit die sterke verbondenheid met Jezus je helemaal inzet voor de vestiging van zijn Rijk. Een hemel op aarde.
Hemel
Ook letterlijk. Want er bestaat immers geen strikte scheiding tussen de hemel en het leven op aarde. De hemel is geen plaats.
De hemel, dat is Gods aanwezigheid.
De hemel, dat is de ervaring van zijn nabijheid.
De hemel, dat is de verrukking van je opgenomen te weten in Gods bedoelingen, terwijl je met alles wat je kan en hebt, je inzet voor de vestiging van zijn Rijk van liefde, vrede en rechtvaardigheid.
Om de hemel te ervaren hoeven we echt niet te wachten tot we dood zijn. . .
God verwachtendi 13 augustus '19
Zondag 11 augustus 2019, negentiende zondag door het jaar (jaar C)
Het geloof, zegt Paulus ons vandaag, is de vaste grond van wat wij hopen, het overtuigt ons van de werkelijkheid van onzichtbare dingen.
We staan hier wel heel ver af van een opvatting waarbij geloof gezien wordt als het voor waar aannemen van een aantal verhalen of het kritiekloos onderschrijven van een aantal uitspraken en dogma’s.
Wat Paulus hier zegt (en wat alle grote christelijke denkers hem zullen nazeggen) is dat geloof, religieus geloof, een zaak is van vertrouwen op God.
En ons verstand?
Geloven in God is niet zozeer een aantal stellingen of theorieën over Hem aannemen, maar vertrouwen op Hem.
In de Bijbel staat dat niemand ooit God gezien heeft. M.a.w. geloven kan nooit alleen een kwestie zijn van verstandelijk akkoord gaan met een of andere opvatting over wie God is en wat Hij doet en wat Hij van ons verlangt.
Natuurlijk is geloof niet iets dat zomaar neerdaalt met de hemelse dauw.
Het heeft wortels in onze ervaringswereld. Hoe ontstaat een geloof?
Op een gegeven ogenblik is er een charismatische figuur waarvan mensen aannemen dat die vanuit een duidelijke godsverbondenheid ons meer kan vertellen over God. De verhalen over Hem en zijn uitspraken worden verder verteld en opgetekend. En zo krijgt een geloof stilaan een vorm die kan bestudeerd, aangeleerd en doorgegeven worden. Minstens een aspect ervan spreekt ons verstand aan en kan “begrepen” worden.
Vandaar theologie, dogmatiek en exegese.
Vertrouwen
Maar het wezenlijke van het geloof is vertrouwen. Vertrouwen op God.
Vertrouwen dat, wat je ook overkomt, Hij je nooit in de steek zal laten.
En dat is er juist zo mooi aan. Wij staan er misschien niet direct bij stil, maar vertrouwen en liefde liggen heel dicht bij elkaar. Als je iemand vertrouwt kan je daar allerlei rationeel onderbouwde redenen voor opgeven. De hoge morele normen van die persoon bijvoorbeeld, zijn of haar karaktervastheid enz.
Maar echt 100% vertrouwen doe je alleen maar iemand die je ook graag ziet.
En daarom is het ook zo mooi dat je geloof in een God die liefde is zich uit in het vertrouwen dat je Hem schenkt.
Over hoe je precies God kan beminnen zijn al bibliotheken volgeschreven.
Maar misschien doe je dat nog het best door je vertrouwen in Hem uit te spreken.
Medewerkers
Geloof, liefde en vertrouwen liggen heel dicht bij elkaar.
En daarom kan een eenvoudige mens, die vol vertrouwen een kaarsje aansteekt, veel dichter bij God staan dan iemand die over God kan preken alsof die bij hem thuis in de canapé zit. Je moet trouwens altijd een zekere reserve behouden t.a.v. mensen die over God praten of Hij bij hen thuis op de canapé zit. Niemand kan zo over God spreken. God blijft altijd voor een deel een mysterie, waar geen mens helemaal in kan doordringen.
Dé God die wij helemaal kunnen vertrouwen vraagt van ons echter ook een soort wederdienst, wat niet meer dan logisch is natuurlijk. En daar heeft het evangelie het vandaag over. God vraagt aan ons dat Hij ons ook mag vertrouwen. Dat wij ook trouw zouden zijn aan Hem.
Dat wil zeggen dat wij beschikbaar zijn als Hij ons nodig heeft. Dat wij medewerkers worden, en dat klinkt misschien wat hoog gegrepen, maar zo is het werkelijk: God wil doorheen ons werken, God wil ons nodig hebben om zijn liefde gestalte te geven, om zijn Rijk onder ons te vestigen. We hebben het er de laatste tijd al zo vaak over gehad. God heeft de wereld niet volmaakt geschapen. De Schepping is nog volop bezig, de wereld is nog helemaal onaf. God wil in die wereld steeds verder doordringen. En Hij wil ons daarvoor nodig hebben.
Alert
En daarom moeten wij alert blijven. Niet indutten, niet alles op zijn beloop laten. Maar voortdurend uitkijken naar elk teken dat van Hem zou kunnen komen en waarmee Hij beroep op ons doet. En dat teken is meestal de vragende blik van iemand die -om welke reden ook- gemeden en niet geteld wordt, geen uitzicht meer heeft op een beetje respect, op een beetje geluk.
De gelijkenis over de verstandige beheerder die niet hoeft te blozen als zijn baas onverwacht thuiskomt: hij kan niet verrast worden omdat hij dag in dag uit voortreffelijk werk verricht en op ieder moment rekenschap kan afleggen.
Dit werd vroeger vooral begrepen als een waarschuwing dat je helemaal klaar moest zijn voor de ontmoeting met God op het moment van je dood.
Vele voorname Romeinen die zich bekeerden tot het christendom, lieten zich daarom pas dopen op hun sterfbed. Om helemaal zondeloos voor God te staan. (En wellicht ook een beetje om -tot aan hun dood- hun heidense leefgewoonten te kunnen verderzetten). Maar dat is natuurlijk een karikatuur van wat Jezus bedoelt.
Voortdurend
God staat echt niet alleen voor ons aan het eind van ons leven. Hij komt voortdurend op ons af. Vragend, smekend, opvorderend zelfs. Hij toont zijn gelaat in schrijnende situaties, soms in dingen die ons zelf overkomen, maar vooral in de hulpeloze blik van een ander. Maar wij moeten alert zijn om zijn gelaat te herkennen. Als wij alleen maar bezig zijn met onze dagelijkse beslommeringen, mislopen wij zijn verschijnen in ons leven.
Maar Hij blijft komen. Voortdurend. Elke dag.
Groeien tot in het oneindige. Letterlijk.di 06 augustus '19
Zondag 4 augustus 2019, achttiende zondag door het jaar (jaar C)
In oktober en november, als de dagen korter worden en de nachten langer, als het weer versombert en heel de natuur ons spreekt over de vergankelijkheid der dingen, dan sluit de liturgie daar naadloos bij aan en richten de lezingen en de gebeden onze aandacht op onze eigen sterfelijkheid.
Maar toch niet middenin de zomer! Toch niet in volle vakantietijd!
En toch gaan de lezingen vandaag daarover: over de kortstondigheid van ons leven hier op aarde. En over wat daarna komt. Als er nog iets daarna komt.
En, als er nog iets daarna komt, moeten wij daar dan iets voor doen of worden wij daar automatisch in opgenomen?
Bij nader inzien is het helemaal nog niet zo gek om daar in de vakantietijd eens goed over na te denken. Geen andere tijd is immers meer geschikt om eens helemaal stil te vallen en ons in alle rust eens af te vragen: “Waar ben ik eigenlijk mee bezig? Leef ik wel zinvol? Wat is het doel van mijn leven? Heb ik wel een doel, of laat ik mij gewoon meedrijven?”
Zusters en broers, wanneer ik mijn preken van de laatste tijd overlees, dan verbaas ik mij er zelf over hoe vaak ik hier van jetje sta te geven tegen de alles overheersende levensfilosofie hier in het Westen, die ons gewoon tegemoet waait uit de media, de reclame, ‘de boekskes’ en zelfs uit de wereld van onderwijs, cultuur, wetenschap en politiek. En die levensfilosofie, dat is het altijd maar voldoen aan de drang, de plicht bijna om te genieten.
Dat lijkt ook nog het enige te zijn wat wij elkaar toewensen. Geniet ervan! Van duizend en één dingen.
Levensvervulling
Ik kan er echt niet genoeg de nadruk op leggen hoezeer je als christen het recht hebt om de Schepper te eren door plezier te vinden in alle mooie, heerlijke en genotvolle zaken die het leven aangenaam maken.
Ik denk zelfs dat echte christenen per definitie genieters zijn. Zij het dan eerder epicuristen die het meer verfijnde, soms “uitgesteld” genieten verkiezen boven het wat ruigere hedonisme, dat wil gaan voor veel en lang en onmiddellijk.
De vraag is alleen maar: kan je met alleen maar genieten je leven vullen?
Kan je daarmee zin geven aan je leven? Geeft dat levensvervulling?
Kan je echt op een zinvolle manier oud worden, als je alleen maar probeert om narigheid en ongemak te ontlopen en zoveel mogelijk je dagen te vullen met aangename en genotvolle bezigheden? Misschien moeten we daar ook niet te vlug met neen op antwoorden. Of wij ons leven op een zinvolle manier doorbrengen hangt namelijk in grote mate af van wat wij als zinvol zien, maar in ieder geval ook van hoe wij het leven zien. En dan vooral: houdt het leven op bij onze dood of geloven wij dat er daarna nog iets komt?
Verschil
Ik denk dat dit een enorm verschil maakt i.v.m. de vraag wat dan zinvol leven is.
Als het leven eindigt met de dood, dan kan je moeilijk ontkennen dat het zinvol is om je bestaan zo aangenaam mogelijk door te brengen. Als je dan daarbij ook nog gerijpt bent tot iemand met een gezonde morele en sociale reflex, dan ga je ook wensen dat andere mensen het eveneens goed hebben. En je daar ook voor inzetten. Het is een houding waarbij nogal wat nobele mensen die niet geloven, niet moeten onderdoen voor gelovigen. Het is inderdaad duidelijk dat je niet religieus-gelovig moet zijn om sociaal en menslievend in het leven te staan. En toch is er een wereld van verschil tussen christenen en mensen die niet-religieus geloven wat betreft hun motivatie om positief en anderen waarderend en helpend in het leven te staan.
Gewoon omdat christenen een andere tijdslimiet hanteren.
Groeien
Christenen gaan ervan uit dat een mensenleven niet eindigt bij de dood. Maar dat iedere mens geroepen is om eeuwig te leven in de geborgenheid van God.
En dat heeft natuurlijk een enorme weerslag op de manier waarop je het leven vóór de dood wil inkleuren. Als je gelooft dat je einddoel een God is die pure liefde is, dan is heel je leven vóór de dood een kans om te groeien in liefde, om te groeien naar God toe. Dan steek je de morele en sociale dimensie voorbij. Dan wil je niet zozeer een moreel en eerbaar leven leiden, aangenaam voor jezelf en hulp biedend aan anderen.
Maar dan wil je echt een liefdevol mens worden. En dan wordt voelen dat je daarin groeit, de meest voldoeninggevende ervaring.
Sterker nog, je voelt steeds duidelijker dat dit het enige is wat nog telt.
Dat zelfs als je oud en sukkelachtig wordt, je kansen blijft krijgen om te groeien.
Te groeien in de liefde. En dat maakt je gelukkig.
De Schepping is nog bezigvr 02 augustus '19
Zondag 28 juli 2019, zeventiende zondag door het jaar (jaar C)
Als er iets is dat je in bijna alle godsdiensten tegenkomt, dan is dat wel de idee dat God het goede beloont en het kwade bestraft. Je vindt die vergeldingsgedachte bijvoorbeeld heel sterk terug in het Oude Testament. Zoals vandaag in het verhaal over de ondergang van Sodom. God wil de stad vernietigen omwille van het door-en-door zondig gedrag van de inwoners. En Abraham wil het vergeldingsprincipe positief aanwenden en tracht God te overreden om de stad juist te sparen omwille van de rechtvaardigen onder de inwoners. “Al waren het er maar 10”.
Illusie
En toch denk ik dat die vergeldingsgedachte geen typisch godsdienstige gedachte is. Ik denk dat het eerder om een algemeen menselijke gedachte gaat, een verlangen, een wensdroom levend in iedere mens. Ook mensen die het atheïstisch geloof aankleven, mensen dus die geloven dat er geen God is, die zullen, wanneer hen totaal onverdiend iets heel ergs overkomt, verontwaardigd zeggen: “dat heb ik nu toch ook niet verdiend”.
Alsof er toch ergens een instantie moet zijn die zorg draagt voor een minimale vorm van rechtvaardigheid. Of dat, als die instantie er niet is, dat dan de kosmos zo in elkaar steekt dat -op één of andere manier- uiteindelijk het belonen van het goede en het bestraffen van het kwade, het “normale” is.
Maar ieder van ons beseft dat dit een wensdroom is die op geen enkele manier in de echte wereld bevestigd wordt.
Er is de schrijnende ongelijkheid tussen mensen al van bij hun geboorte, waarbij de ene mens wel geprogrammeerd lijkt om gezond honderd jaar te worden, terwijl de andere zijn korte leven voornamelijk zal doorbrengen in klinieken en sanatoria.
Als je dan bovendien ook nog denkt aan oorlogen, ziekten en natuurrampen, die ontelbare onschuldigen de miserie en de dood injagen, zonder ook maar het minste onderscheid tussen goed en kwaad bij de slachtoffers, dan besef je dat er niet zoiets is als een regulerend principe dat rechtvaardigheid in de hand werkt.
Bidden
Christenen geloven dat God liefde is. Omdat Jezus ons dat bijgebracht heeft.
Maar dat is een overtuiging die je alleen maar bevestigd kan zien met de ogen van het geloof. Met de ogen van het hart.
Tot die gedachte, de gedachte dat God liefde is, kom je zeker niet door het bestuderen van de natuur. Ook op dit punt moeten we toegeven dat God een mysterie is, dat wij Hem met ons verstand nooit helemaal begrijpen.
In feite kunnen wij God alleen maar naderen door te luisteren naar wat Jezus ons zegt en door ons voor Hem te openen in het gebed.
Ons gebed is inderdaad op de eerste plaats luisteren naar wat God ons wil zeggen.
Voor een christen is bidden vooral: op een heel vertrouwelijke manier omgaan met God, zoals een kind onbevangen praat met zijn papa.
Het gebed dat Jezus zelf ons geleerd heeft, wijst al van in het begin op een typisch christelijke houding in het gebed: de oneindig vertrouwelijke aanspreking van God met “vader, papa”.
Onaffe schepping
En onmiddellijk daarna wordt een tweede kenmerk van het christelijk gebed heel duidelijk in de zin: Uw rijk kome, Uw wil geschiede op aarde als in de hemel.
Wij gaan er dus van uit dat de wereld op zich God-loos is. Niet vóór God, niet tégen God, maar God-loos. En dat God in die wereld wil doordringen.
Dat Hij met zijn liefde in de wereld zichtbaar worden. En dat Hij ons daarvoor wil nodig hebben.
Als christen ga je er dus van uit dat de wereld, dat de Schepping niet af is, niet volmaakt is. Dat klinkt heel erg onorthodox omdat het suggereert dat God iets geschapen heeft dat niet-volmaakt is. Maar we moeten ons daar over zetten.
Paulus zelf zegt dat de wereld zucht en kreunt in barensweeën. M.a.w. de wereld is niet af. De Schepping is nog volop bezig.
En God wil via ons steeds verder in de wereld doordringen, Zijn liefde tastbaar maken in een wereld die zo’n nood heeft aan rechtvaardigheid, medelijden, liefde en ontferming. Nood heeft aan voltooiing.
Ultiem gebed
Wanneer ik bid als christen, dan vraag ik aan God om mij te kneden en anders te maken, opdat ik kan en wil helpen om de wereld anders te maken, beter te maken.
Bidden is, ten diepste, vragen aan God dat mijn wil steeds meer zou overeenkomen met zijn wil. Opdat mijn eigen leven en bijgevolg ook mijn omgeving en een klein stukje van deze wereld, ietsje meer beeld wordt van Hem.
Offers brengenvr 19 juli '19
Zondag 14 juli 2019, vijftiende zondag door het jaar (jaar C)
Jezus, zegt Paulus, heeft ons de vrede gebracht. “Door zijn bloed op het kruis heeft Hij alles in de hemel en op aarde verzoend”. Het is een uitspraak die ons serieus op het verkeerde been kan zetten omdat ze lijkt te suggereren dat God, net zoals de vroegere heidense goden, moet verzoend worden met het brengen van offers.
Laat ons van in het begin kort en goed stellen dat dit zeker niet de christelijke visie is.
Conflicten
Wat is die visie dan wel?
Als je naar de menselijke geschiedenis en het menselijk samenleven kijkt, dan valt onmiddellijk op hoe on-verzoend onze wereld er bijligt.
Hoezeer wij mensen bijna constant met elkaar omgaan als concurrenten of zelfs als vijanden.
Hoezeer onze wereld overal en in alle tijden getekend wordt door conflicten en oorlogen, door uitbuiting en tirannie, door onderdrukking en geweld.
Ook als wij naar het leven van individuen kijken, ook als wij kijken naar wat er leeft in ons eigen hart, dan schrikken wij hoeveel woede, agressie, na-ijver en venijn wij daar soms aantreffen. Het lijkt onuitroeibaar, onontkoombaar, onoverwinnelijk.
Offers
En toch, er is een weg. De weg die Jezus ons gewezen heeft.
Een weg die ingaat dwars tegen al onze instincten en reflexen van zelfbehoud en egoïsme.
Een weg van liefde, mededogen en barmhartigheid. Het is de weg van het op zoek gaan naar elke mens die op één of andere manier in de kou staat, gemeden wordt, niet geteld wordt, arm, ziek of gewoon ongelukkig is.
Om die mens met aandacht en zorg te omringen.
Voor Jezus is dat de weg, die wij moeten gaan omdat God zelf vol liefde is, mededogen en barmhartigheid. Maar die weg gaan vraagt om offers.
Gewoon al het feit dat wij ons afkeren van onze biologische drang om voor onszelf te zorgen en alle anderen weg te duwen, vraagt al een serieus offer.
Noodzaak
Dat woord, offer, moet ons niet afschrikken.
Elk belangrijk feit in een mensenleven en in de mensengeschiedenis gaat gepaard met het brengen van offers. Er is gewoon geen vooruitgang mogelijk zonder offers.
Het lijkt een ijzeren wet te zijn, dat het daar zonder niet gaat.
Je moet zelfs niet eens grote prestaties willen leveren op wetenschappelijk, humanitair of sportief gebied.
Zelfs als je gewoon een zinvol leven wilt leiden, zal je offers moeten brengen. Sterker nog, ik denk dat als je je hele leven alleen maar bezig bent met genieten en zorgen voor jezelf, dat je dan aan het eind ervan alleen maar zal kunnen vaststellen dat je helemaal niet geleefd hebt.
Leven vraagt het brengen van offers.
Echt leven is beseffen dat het leven leuk én hard is. Dat leven, naast vreugde en plezier, ook tragiek en lijden inhoudt.
Zinvol leven is voor een christen tegen dat lijden ingaan. En dat vraagt offers.
Nieuw begin
Jezus is daarin onze leidsman. Hij is ons daarin voorgegaan met een consequentie die aan het onvoorstelbare grenst. Zijn leven was totaal gegeven zijn, alleen maar bekommert om het lijden, dat wezenlijk met het leven samenhangt, te bestrijden. En Hij deed dat, tot Hij er zelf voor aan het kruis geslagen werd.
Heeft Jezus met zijn kruisdood, met zijn uiterst consequent-zijn, de verzoening gebracht, de definitieve vrede gevestigd? Om je heen kijkend kan je alleen maar zeggen: neen.
Maar bij Hem begon het. Hij is de “Nieuwe Schepping”. In Hem kwam er een nieuw begin. Hij is de spil van een beweging die van Hem uit op gang kwam. Rond Hem verzamelen zich mensen uit alle volkeren en culturen, mannen en vrouwen, jong en oud, armen en rijken, geleerden en analfabeten, zieken en gezonden, goeden en slechten, maar allen mensen die vertrouwen op Gods liefde en barmhartigheid. En die in het spoor van Jezus, die liefde en barmhartige gestalte willen geven en die willen werken aan vrede en verzoening, aan rechtvaardigheid en goedheid.
Kerk
Die beweging is de Kerk. Een beweging van weliswaar zwakke en zondige mensen, maar die van Jezus leerden dat alleen het werken aan rechtvaardigheid, vrede en verzoening van de wereld een betere plaats kan maken.
Dat alleen het zorg dragen voor mensen, die het om de meest uiteenlopende redenen het moeilijk hebben, ons eigen leven zin en betekenis geeft.
Het spreekt vanzelf dat zo’n houding op het hedendaagse levensgevoel staat als een tang op het spreekwoordelijke varken.
Maar dat is geen probleem. Wij mogen onszelf gerust terug wat meer profileren. Als media en reclame de mensen dag aan dag toeschreeuwen dat je moet zorgen voor jezelf en alleen maar moet zoeken te genieten van alles en nog wat, dan moeten wij gewoon rustig blijven zeggen: onzin!
Echte christenen zijn nooit meelopers geweest.
De God die wij schiepen, verveelt onsvr 12 juli '19
Zondag 7 juli 2019, veertiende zondag door het jaar (jaar C)
Stel u eens voor dat we zouden ontdekken dat onze kinderen tegenwoordig heel veel moeite zouden hebben met het maken van rekensommen, met het optellen van cijfers.
En stel u dan voor dat we, na enig onderzoek, zouden ontdekken dat ze op school al jarenlang geen lessen rekenen meer krijgen.
Ik denk dat we dan een heel afdoende verklaring hebben gevonden.
Niemand moet ons dan nog komen uitleggen dat sinds Einstein het geloof in de relaties tussen getallen is uitgehold of dat misdaadfilms op tv het verlangen naar juiste antwoorden ondermijnen. Dat is dan praat voor de vaak.
Waar een heldere en simpele verklaring de feiten volledig dekt, komt een andere verklaring niet meer in beeld. Ze krijgen geen rekenles meer. Punt.
Moraal
Iets dergelijks merk je ook op het gebied van het geloof.
Wanneer mensen van vandaag het christendom zijn gaan zien als een zaak van normen en waarden, van moraal dus, dan is dat omdat niemand hen nog uitlegt dat in het centrum van het christendom een ontzagwekkend mysterie staat: God. Een mysterie dat wij met ons verstand en ons gevoel kunnen benaderen, ervaren en beamen, maar dat wij nooit helemaal kunnen vatten, nooit helemaal begrijpen.
Als wij dus de kern van het geloof verdoezelen, datgene waar geloof wezenlijk om gaat in publicaties, onderwijs, catechese en predicatie weglaten, over datgene wat geloof juist zo aantrekkelijk maakt stilletjes heen walsen, dan moeten we ook niet verwonderd zijn dat mensen geloof saai en onaantrekkelijk vinden.
Want dat is het dan ook. En als mensen het mysterie, de mystiek en het sacrale gaan zoeken overal elders, maar zeker niet in onze praatliturgie, dan is dat omdat wij het nog bijna uitsluitend hebben over God als over diegene, die ons aanzet om goed te zijn voor anderen. En dat doet Hij natuurlijk ook omdat Hij liefde is. Maar Hij is nog zo oneindig veel meer.
Mysterie
Wij hebben God uitgedund.
Juist datgene wat zo intrigeerde aan Hem, het Mysterie is weg omdat niemand er nog over spreekt. Omdat zijn grondpersoneel het makkelijker praten vindt over moraal dan over de Gans-Andere, de Ongrijpbare. Al het avontuurlijke van het op zoek gaan naar het grootste mysterie in het menselijk leven is weg.
Het dagenlang, soms vooral nachtenlang en jarenlang zoeken naar de Diepste Grond van het bestaan dreigt te verdwijnen. Het zoeken naar contact met God, het vinden van wegen om Hem te vinden, te ervaren, te danken, te beminnen, het dreigt allemaal op te drogen. Omdat het niet meer ter sprake komt.
Het evangelie van vandaag gaat over het vinden van nieuwe arbeiders voor de oogst.
Laten wij alsjeblief het wurgend tekort aan priesters voor één keer eens niet wegsmoezen met het (naar mijn gevoel inderdaad zinloze) vasthouden aan het verplicht celibaat en het even rare vasthouden aan het weren van vrouwen uit het ambt.
Maar, komaan, ook als het celibaat wordt afgeschaft en vrouwen worden toegelaten, zou het schrijnend tekort blijven. Want het echte probleem is dat de uitgedunde, moralistische God, niemand nog aanspreekt.
En het tragische is dat er wellicht nog nooit één generatie geweest is die zo op zoek is naar spiritualiteit in onze door en door vervlakte wereld.
Omgang met God
Onze Vlaamse Kerk doet momenteel serieuze inspanningen om leken te vormen om voor te gaan in gebedsdiensten.
Het zou goed zijn om bij de vorming van die mensen van de nood een deugd te maken.
Wanneer moralistische missen gewoon vervangen worden door moralistische gebedsdiensten, dan zijn we binnen een paar jaar zo dood als een pier.
Wat wij nodig hebben zijn mensen met een sterk gebedsleven die ons vanuit hun omgang met God iets kunnen vertellen.
Want uiteindelijk is GOD, het Mysterie achter alles wat is, het enige wat mensen in godsdienst boeit.
De moraal vloeit daar natuurlijk uit voort. Maar het wezenlijke is God zelf.
Ik lees dan ook geen boeken meer over geloof als het niet duidelijk is dat de schrijver, naast studie en onderzoek, ook voldoende tijd vrijmaakt voor gebed en meditatie.
Niemand moet mij komen vertellen wat God van mij wil, als ik niet tegelijk voel dat hij ook werkelijk weet heeft van God. . .
Geduld hebben met Godvr 12 juli '19
Dertiende zondag door het jaar (jaar C)
Zojuist hebben we het verhaal gehoord van de roeping van de profeet Elisa.
Het is een verhaal van kloeke optredens en van een opvallende besluitvaardigheid.
De profeet Elia ziet tijdens zijn omzwerving door het land Elisa druk bezig met het uitoefenen van zijn boerenstiel en hij roept hem om in dienst van de Heer te treden.
Elisa denkt geen ogenblik na, verbrand het juk van zijn ossen, maakt zijn dieren klaar op het vuur en geeft ze te eten aan de andere landarbeiders.
Daarna, omdat hij nu toch niks anders meer om handen heeft, is hij helemaal klaar om profeet van de Allerhoogste te worden.
Radicaal
Het is een typisch roepingsverhaal. En het antwoord op de roeping -ook bij Jezus is dat zo als Hij zijn apostelen roept- is altijd radicaal. Niet overleggen, niet onderhandelen, maar radicaal en onmiddellijk ingaan op de vraag.
Die vraag zelf echter, God die zich in ons leven kenbaar maakt en iets van ons verlangt, is echter veel minder radicaal en onontkoombaar.
Als God in ons leven komt en iets van ons wil, dan kan ons antwoord alleen maar radicaal zijn, maar we ervaren de roepende God zelf zelden als dwingend en overweldigend. Niet, zoals Hij vaak beschreven wordt in het Oude Testament, als een heel erg imponerende en theatrale God, als Iemand die met Israëls legers meetrekt, die zeeën doet opdrogen en die rotsen splijt. Die hagel doet neervallen en steden verwoest.
Zachte bries
In werkelijkheid ervaren we Hem eerder als een. . . teder licht.
Laten we daarom eerst kijken naar hoe Hij verschijnt aan Elia op de berg Horeb, nochtans ook uit het Oude Testament.
Jahwe zei: “Ga naar buiten en treed voor Jahwe op de berg”. Toen trok Jahwe voorbij. Vóór Jahwe uit ging een zeer zware storm, die bergen deed splijten en rotsen verbrijzelde. Maar Jahwe was niet in de storm. Op de storm volgde een aardbeving. Maar ook in de aardbeving was Jahwe niet. Op de aardbeving volgde vuur. Maar ook in het vuur was Jahwe niet. Op het vuur volgde het suizen van een zachte bries. Zodra Elia dit hoorde, bedekte hij zijn gezicht met zijn mantel, ging naar buiten en bleef staan aan de ingang van de grot.
Het roepen van God is vaak als het “suizen van een zachte bries”.
Dat klinkt heel erg poëtisch maar het wil in ieder geval zeggen dat je erg alert moet zijn, als je het niet wil missen. Dat je ervoor open moet staan, dat je er naar uitkijkt.
Dat als je er niet naar uitkijkt, je waarschijnlijk ook nooit iets zal merken. Er zijn maar weinig mensen die zoals Paulus op weg naar Damascus, door God van hun paard gebliksemd worden. Maar waarom wordt het roepen van God dan altijd zo voorgesteld? Ik denk te weten waarom.
Overdrijving
Wanneer iemand zich werkelijk bekeert, wanneer iemand radicaal ingaat op de roepstem van God dan kan het niet anders of dat gaat gepaard met een dramatische wending in zijn leven. Een ommekeer die zo spectaculair is dat diegene die het gebeuren beschrijft, bijna niet kan weerstaan aan de verleiding om ook het roepen van God, het oplichten van God in iemands leven, “spectaculair” te beschrijven.
Maar dat is, denk ik, dichterlijke vrijheid, dichterlijke overdrijving.
Ik ben eerder geneigd om aan te nemen dat manifestaties van God veel bescheidener zijn.
Geduld
Om te beginnen moet je er, zoals gezegd, voor open staan. Er naar uit kijken.
Je moet regelmatig bidden en mediteren, tijd maken voor God.
En Hem ook uitdrukkelijk vragen om je te verlichten, je de weg te wijzen.
En je moet oneindig veel geduld hebben. Uitkijken en wachten.
Misschien wel de ergst denkbare beproeving voor de moderne mens, die altijd onmiddellijk resultaat verlangt.
Je moet echter blijven uitkijken, vragen om inzicht, blijven verlangen naar duidelijkheid. Soms maanden, soms jarenlang. . .
Maar dan merk je hoe het antwoord zich uitkristalliseert, in fasen of overrompelend plots, en wat je moet doen je glashelder voor ogen staat.
En dan is het ineens gedaan met wachten en geduld hebben. Want, volgens al de verslagen in de Bijbel moet ons antwoord dan radicaal, zonder aarzeling en vooral: niet morgen, maar vandaag gebeuren.
Je zou, een beetje stout, kunnen zeggen dat God hier werkt met twee maten en gewichten.
Maar wij vertrouwen erop dat Hij daar zijn redenen voor heeft.