Nieuws uit de parochie
Gestorven voor onszo 04 november '18
Zondag 4 november 2018 – 31ste zondag door het jaar (jaar B)
Je kan bijna niet anders dan meewarig glimlachen als je voor het eerst te horen krijgt dat de Joodse wetgeving naast de 10 geboden, niet minder dan 248 andere geboden en 365 verboden kende. Je kan daar inderdaad om lachen, maar dan sta je niet stil bij het feit dat dit gewoon peanuts is vergeleken bij onze eigen situatie. Denk maar aan de enorme hoeveelheid wetten die ieder jaar door ons parlement gejaagd wordt, waardoor onze wetgeving zo gigantisch uitgebreid geworden is dat advocaten zich moeten specialiseren omdat geen van hen het geheel nog onder de knie krijgt. En dan hebben we het nog alleen over de Belgische wetgeving, want je hebt ook nog de Europese wetten en verordeningen en daarnaast ook nog het internationaal recht.
Gereglementeerd
Ook in het alledaagse leven worden wij voortdurend geconfronteerd met een massa reglementen, geboden en verboden. Zonder dat wij er veel erg in hebben, wordt eigenlijk ons hele leven gereglementeerd, binnen de lijntjes gehouden. Denk aan het verkeersreglement, de arbeidsreglementen, schoolreglementen, huishoudelijke reglementen, reglementen van inwendige orde, statuten van verenigingen, spelregels in de sport. Je staat perplex (en ik dank voor de opsomming H. Laridon-homiletische suggesties) als je ziet hoezeer ons leven. . . gereglementeerd is. En al deze wetten en reglementen zijn goedgekeurd. Mensen beseffen dus dat ze nodig zijn. Dat ze er niet zijn om ons te pesten maar juist om de goede gang van zaken te bevorderen. En ineens zie je dat de Joden met hun 613 geboden en verboden er nog heel “goedkoop” van afkwamen. Dat het wettelijke kader alleen maar uitgebreider en ingewikkelder wordt naarmate de maatschappij complexer wordt. En onze huidige samenleving is oneindig veel complexer dan de Joodse in Jezus’ tijd.
Jezus
Maar beide, zowel de 613 regels bij de Joden als de tienduizenden wettelijke rode lichten, knipperlichten en groene lichten in onze tijd, dienen hetzelfde doel: orde brengen in het maatschappelijk leven en precies daardoor mogelijkheden scheppen voor een goed en gelukkig leven voor individuen en voor groepen. Dat is het doel. Jezus echter herleidt, voor hetzelfde doel, het gelukkig leven van de mens, heel dat onontwarbaar lijkend kluwen van regels en geboden en verboden tot twee geboden: Bemin God. En bemin je naaste als jezelf. “Doe dat”, zegt Hij, “en je zult leven”. D.w.z. echt leven, ten volle leven, gelukkig zijn. Wat die tweede aansporing betreft: je naaste beminnen als jezelf, kost het niet veel moeite om de link te zien met ons eigen geluk. Op Allerheiligen zagen we nog dat onze diepste kern weet heeft van God en dus eigenlijk niet anders wil dan liefhebben. En dat wij bijgevolg alleen maar volheid van leven bereiken als wij een bestaan leiden dat in harmonie is met dat verlangen naar liefdevol omgaan met anderen, diep in ons.
Hoe?
Maar hoe kan je nu in godsnaam God beminnen? Zo evident is dat toch niet.
Je kan bijvoorbeeld wel enthousiast opgaan in een documentaire over de kosmos, gefascineerd zijn door de wetenschap: de wiskunde, de scheikunde, de natuurkunde en door hun onderwerp: de wonderen van de schepping. En dat heeft natuurlijk allemaal te maken met God, maar God is het niet. En dat geldt ook voor muziek, een zonsondergang, de glimlach van een kind. . . Daar kan je van houden en stellig heeft dat allemaal te maken met God, maar God is het niet. Als God door ons echt wilde bemind worden, dan had Hij daarvoor maar één mogelijkheid: zich aan ons laten kennen in een mens. Als God kon Hij dat en deed Hij dat ook. Vandaar de Menswording. En de mogelijkheid voor ons om Hem te beminnen in Jezus.
Probleem
Eén grote moeilijkheid daarbij: Jezus heeft zelf gezegd dat Hij zich vereenzelvigt met alle mensen die onze hulp en onze liefde nodig hebben. Ik zal wel de laatste zijn om dát te willen wegmoffelen, het is zowat het koninginnenstuk van het christelijk geloof: dat je je liefde voor God toont in het houden van zijn mensen. Maar ondertussen blijft het eerste gebod er staan als een huis. Het eerste gebod wordt m.a.w. niet overbodig gemaakt door het tweede! Immers, je toont je liefde voor God wel in het houden van zijn mensen, maar hoe kom je er nu toe om te houden van God, van Jezus? Ik denk dat wij dringend terug één van de hoekstenen van het christelijk geloof vanonder het stof moeten halen. Iets wat altijd centraal gestaan heeft in het christendom en dat nu wel helemaal verdrongen lijkt door christelijk activisme en de ijver voor de christelijke waarden: Het besef namelijk dat Jezus Christus gestorven is opdat ik ten volle zou kunnen leven. Dat door zijn lijden en sterven wij op één of andere manier in het reine gekomen zijn met God. “Op één of andere manier”, inderdaad. Want hoe dat precies werkt, daar zijn vele theorieën over, maar die zijn niet belangrijk. Belangrijk is dat wij terug doordrongen geraken van het besef dát Hij zijn leven gegeven heeft voor ieder van ons. Voor u en voor mij.
Allerheiligenza 03 november '18
Donderdag 1 november 2018 – Allerheiligen (jaar B)
Twee weken geleden hebben we het erover gehad dat de westerse macht en uitstraling lang niet alleen maar zegeningen over de rest van de wereld brengt.
En dat, mét de westerse invloed, ook het kapitalistisch systeem en het economisch fundamentalisme zich tot in de verste uithoeken van de aarde heeft verspreid. En hoe dat systeem de aanbidding van het geld tot een wereldwijde religie heeft gemaakt. Eeuwenoude, soms duizenden jaren oude morele, culturele en godsdienstige systemen moesten ervoor wijken, wat vaak een ontwrichtende uitwerking had op de samenleving: eenheid en stabiliteit geraakten zoek en wanorde, ongenadige concurrentie en stijgende criminaliteit waren het gevolg.
Cement
Wij kunnen niet met zekerheid zeggen wat er precies gaat gebeuren als die trend doorzet, als de maatschappij helemaal Godloos wordt. Er zijn geen voorbeelden. Er is in de ganse geschiedenis nog nooit een maatschappij geweest waarin de meerderheid van de bevolking atheïstisch was. Wij kunnen dus ook niet vergelijken. Maar nogal wat samenlevingen in het Westen evolueren momenteel in die richting en de eerste tekenen zijn alvast niet gunstig. En van daar uit zegden we dan (vorige week) dat missionering en evangelisatie nodig blijft. Omdat religieus geloof vaak fungeert als cement in de maatschappij, omdat het mensen verbindt en bijeenhoudt. Waar de cement vervangen wordt door individualisme en economisch fundamentalisme, krijg je onvermijdelijk de wet van de jungle: “Ieder voor zich” en: “Loop mij vooral niet voor de voeten”.
Redenen
Alleen daarom al is het dus nodig dat wij terug missioneren en evangeliseren ook en op de eerste plaats in onze eigen omgeving, in ons eigen land, hier in het Westen. Maar niet alleen daarom. Er zijn nog andere redenen. Uit wetenschappelijk, gefundeerd onderzoek is gebleken dat religieus geloof natuurlijk is, eigen aan de mens, en dat het bovendien ook gezond is voor het individu en gunstig voor de samenleving. Maar de voornaamste reden waarom wij terug moeten evangeliseren is: dat wij geloven dat ons geloof waar is. Dat wat het christendom leert, dat wat Jezus ons kwam vertellen gewoon waar is.
Om dat geloof echter op een overtuigende manier te kunnen overbrengen, moeten we er eerst zelf door bezield zijn. En dat bekom je niet door alleen maar veel over Jezus te lezen en over Hem te discussiëren. Dat bekom je alleen maar door je voor Hem open te stellen en Hem te vragen in je leven binnen te komen. Door m.a.w. een biddend, een geestelijk mens te worden.
Heiligen
Op Allerheiligen gedenken wij de ontelbare mensen die ons daarin voorgingen. Heiligen, noemen wij hen, omdat het geheelde mensen waren. Mensen die van thuis uit, vanuit de traditie of vanuit een moeizame zoektocht of door pure genade beseften dat de diepste Grond van het bestaan, dat God pure liefde is. En dat ook onze eigen diepste kern daar weet van heeft, iets van God heeft. En dat een goed leven bijgevolg alleen maar een leven kan zijn dat in harmonie is met die diepste Grond van het bestaan en met onze eigen diepste kern. Maar zo’n leven is niet vanzelfsprekend. Omdat de diepste streving in ons, dikwijls overwoekerd wordt en het appel vanuit God heel vaak overstemd door de verlokking van meningen en modes, soms van hele ideologieën die appelleren aan het laagste in onszelf: egoïsme, afgunst, jaloezie, wraakzucht, geldzucht, heerszucht en meer van dat fraais.
Opstandeling
Als dat het geval is, als je daar “gevoelig” voor bent, moet je beginnen met de ernst van de toestand onder ogen te zien. Als je je leven laat leiden door egoïsme ben je niet gewoon “een beetje zwak”. Dan ben je een opstandeling die vecht, niet alleen tegen God en de liefde, maar ook tegen het diepste in jezelf. Een beetje make-up, een beetje schaven aan jezelf helpt dan niet. Het enige wat dan past is dat je de wapens neerlegt en je overgeeft. Je overgeeft aan het diepste in jezelf. Je overgeeft aan de liefde. Sommigen deden dat op een heldhaftige wijze. Aan hen denken wij meestal als wij spreken over heiligen: pater Damiaan, Moeder Thérèsa, de Heilige Therèsia van Avila, Sint-Franciscus.
Geheelde mensen
Maar heiligen zijn ook al die mensen die in hun dagelijks bezig-zijn proberen zich over te geven aan die liefde. Door hun werk goed te doen, door echt aandacht op te brengen, ook voor mensen die niet direct interessant zijn voor hun eigen doel, en lief te zijn voor mensen die dat eigenlijk niet verdienen. Het zijn mensen in de zorg die meer doen dan alleen maar hun uren kloppen. Het zijn ouders die vanuit de liefde voor hun kinderen, verder kijken dan het vluchtige tof-gevonden-worden en hun een goede opvoeding geven. Het zijn de mensen die elke dag opnieuw gaan werken, ook al is dat werk niet interessant en de vergoeding niet al te hoog, maar die het toch doen uit liefde voor hun gezin. Dat zijn de heiligen, de geheelde mensen die, uiteindelijk, het-graag-zien-van-anderen stellen boven het altijd-maar-bezig-zijn-met-jezelf.
Vrienden
Dat zijn de mensen die, vaak zonder er zich voortdurend van bewust te zijn, zich laten leiden door de liefde en dús behoren tot de “invloedsfeer”, de kring, de vrienden van God. Het is van hen dat Jezus zegt dat ze ook na hun dood tot Gods kring zullen blijven behoren. Omdat ze zich, vaak op een heel bescheiden, in weinig opzienbarende manier hebben overgegeven aan de liefde. Je “overgeven” klinkt niet zo mooi. Het heeft iets passiefs, iets van zwak zijn, geen weerstand bieden. Maar als het gaat om je overgeven aan de liefde, dan wordt dat ineens het mooiste woord dat er bestaat.
Zien mét en doorheen je ogenma 29 oktober '18
Zondag 28 oktober 2018 – 30ste zondag door het jaar (jaar B)
Een tiental jaren na het Vaticaans Concilie, trokken honderden Vlaamse jongeren naar Leuven om daar godsdienstwetenschappen te studeren. In plaats van dat ons dat een omvangrijk, goed gevormd en wetenschappelijk onderlegd korps godsdienstleerkrachten opleverde, verloor een groot deel van hen daar in Leuven hun geloof. Blijkbaar werd hun op een pedagogisch weinig verantwoorde manier verteld dat wat in de Bijbel stond allemaal verhalen waren die je zeker niet letterlijk moest nemen, die symbolisch bedoeld waren. Het was niet alleen pedagogisch onverantwoord, het was bovendien ook gewoon niet waar.
GENEZINGEN
Indien Jezus geen spectaculaire dingen had gedaan, zouden we nooit over Hem gehoord hebben. Jezus heeft heel zeker genezingen verricht. Maar het is wel zo, dat die genezingen geen doel op zich waren. Indien het Jezus’ bedoeling geweest was zoveel mogelijk mensen te genezen, dan was hij een genezer, een dokter of een therapeut, meer niet. En dan nog een van de eerder bescheiden soort. Want het aantal zieken dat Hij genas was miniem (er waren in Israël in die tijd tienduizenden blinden, lammen en melaatsen). En Hij heeft ook geen enkele ziekte definitief uit de wereld gebannen. Als Jezus dus wonderen verrichtte, waren dat met andere woorden tekenen die naar iets anders, iets meer fundamenteels verwezen. Jezus wil voortdurend onze aandacht vestigen op die diepere werkelijkheid die met God te maken heeft. En het spectaculaire van het wonder dient alleen maar om zijn woorden kracht bij te zetten en te verduidelijken.
TEKENEN
Ik blijf hier wat langer bij stilstaan, omdat het toch wel belangrijk is om een wijdverspreid misverstand te helpen rechtzetten. Het is niet of-of maar eerder en-en. Het is niet zo dat een wonder in het evangelie ofwel echt gebeurd is, ofwel alleen maar een verzonnen verhaal is met een symbolische betekenis. Ik ben ervan overtuigd dat Jezus wonderlijke, spectaculaire daden heeft verricht, maar dat waren geen op zichzelf staande bravourestukjes. Ze verwezen naar iets anders: het waren tekenen. En het zijn niet de hedendaagse theologen en exegeten die dat hebben uitgevonden. Het waren de evangelisten zelf die hun verslagen over de wonderen zó opbouwden dat je er niet naast kon kijken dat elk van die wonderen verwezen naar iets diepers. Laten we nu eens het voorbeeld nemen van de genezing van Bartimeus. Het hele verhaal gaat wezenlijk over “zien”. Over blind zijn en geholpen worden om te zien. Waar Jezus ons wil op wijzen is dat de werkelijkheid zoals die zich aan ons voordoet een diepte heeft die wij met onze gewone ogen niet kunnen zien. En Hij wil ons helpen om die diepte te zien en er mee in contact te komen. Maar we moeten dat ook echt willen, de vraag moet van ons komen. “Heer, maak dat ik zien kan”. Dat lijkt niet veel, maar in werkelijkheid is het heel wat. Want vragen “maak dat ik zien kan”, is tegelijk zeggen dat je tot nu toe blind was. En dat is een bijzonder pijnlijke onderneming voor een mens in deze tijd. Wij weten en kennen immers al alles. Ook op godsdienstig vlak.
OPENSTAAN
Het valt mij altijd op als wij vergaderen, dat wat wij dan zeggen over God, ook in het inleidend gebed, altijd stellingnamen zijn, beweringen over God die uit onszelf komen, die we ergens gelezen hebben en “waar we kunnen achter staan”, of die we bediscussiëren of verwerpen. Maar dat is toch niet bidden.
Waarom beginnen wij niet met het stil te maken, niets te zeggen en ons open te stellen voor God? Hem te vragen dat hij ons overkomt, ons aanraakt en ons in verwondering en dankbaarheid achterlaat. Een mens kan gewoon geen zinnig woord over God vertellen als hij geen weet heeft van die diepere werkelijkheid die ons volledig overstijgt en die tezelfdertijd ook onze werkelijkheid is, d.w.z. de diepere, dragende grond ervan.
GEBORGENHEID
En dat besef “overkomt” ons inderdaad. Je kan dat niet opwekken. Maar wil je er iets over weten, moet je er wel voor openstaan. Het is alsof, met een klik, je ogen ineens op scherp worden gesteld en de wereld om je heen plots een diepte onthult die je voorheen niet eens vermoedde. Soms gebeurt dat bijna voorspelbaar, zoals bij de geboorte van je kind. Ook al kan je het hele proces wetenschappelijk tot in de puntjes verklaren, toch besef je met al de vezels in je lijf dat hier meer aan de hand is: een wonder dat je helemaal overstijgt, je blij en dankbaar maakt, je een enorm gevoel van geborgenheid geeft. Soms gebeurt het heel onverwacht. Je bent aan het bidden, of je zit naar een film te kijken, of gewoon wat voor je uit te staren en ineens . . . is het er. Dat geweldige en gelukkig makende besef dat je deel uitmaakt van een werkelijkheid die je tezelfdertijd volledig overstijgt.
DE HELE WERKELIJKHEID
Ook mensen die niet in God geloven doen dergelijke ervaringen op, vaak noemen ze het “kosmische ervaringen”. Maar ik kan me voorstellen dat ze niet goed weten wat doen met hun gevoelens van verwondering en dankbaarheid. Wie vertrouwd is met Jezus daarentegen, weet die overstijgende werkelijkheid helemaal vervuld van de liefdevolle aanwezigheid van God. Geloof in Jezus geeft licht en laat je zien hoe de hele werkelijkheid eruitziet. En hoe je je leven daarop kan afstemmen.
Heeft missie nog zin?ma 22 oktober '18
Zondag 21 oktober 2018 – 29ste zondag door het jaar (jaar B) – Missiezondag
Bij woorden als missie en missiezondag komen er onmiddellijk beelden naar boven uit een tijd die nu lang vervlogen lijkt. Het was de tijd dat je zilverpapier spaarde voor de negertjes in Kongo. En dat je met rooie oortjes luisterde naar missionarissen op doorreis, paters met lange baarden, die als Tarzan zich een weg door de rimboe hakten om zieltjes te winnen voor Christus. Echte mannen waren het, die wisten van aanpakken en die zich door Afrikaanse tovenaars of wilde dieren niet uit het veld lieten slaan. En dat lijkt nu ineens allemaal zo ver, omdat de stroom plots opdroogde. Eind jaren 60, begin jaren 70, was het ineens gedaan met die trek van honderden, duizenden edelmoedige jongemannen die het woord van Christus brachten tot in de meest onherbergzame streken op onze aarde.
Secularisatie
Missie kreeg bijna van de ene dag op de andere af te rekenen met een aantal factoren die haar (toch in Vlaanderen) tot iets marginaals maakten. Er was het plots ingetreden secularisatieproces en het opdrogen van de roepingen. Maar ook de naweeën van de dekolonisatie en de link die gelegd werd tussen beide. En er was ook het oprukkende materialisme waardoor – ook in de Kerk – de nadruk op evangelisatie helemaal verschoof naar materiële hulp (Broederlijk Delen). Missie werd in ijltempo vervangen door ontwikkelingssamenwerking, en de missionarissen door ngo’s als Artsen Zonder Grenzen, Damiaanactie en honderden kleinere niet-kerkelijke hulporganisaties. De vraag is of dit terecht gebeurde en of Missie inderdaad zijn tijd gehad heeft? Je kan de vraag nog duidelijker stellen, meer conform met onze huidige seculiere mentaliteit en je afvragen of wij niet beter gewoon materiële hulp geven zonder daarbij ook onze eigen godsdienst op te dringen. Door de vraag zo te stellen heb je ze natuurlijk al beantwoord. Maar eerlijk is dat niet.
Afbraak
Want nu, meer dan ooit, dringen wij onze eigen ideologie op aan de landen en de mensen die wij helpen. Alleen is het christendom daarbij vervangen door ons economisch, kapitalistisch systeem. En nu, veel meer dan bij de vroegere missionering, kan je je afvragen of dát niet de hoofdbedoeling is: voor onszelf en voor de wereld ons systeem een humanitair en menslievend imago geven, terwijl dat systeem alleen maar uit is op gewin: op economische expansie en het opdrijven van de winst. En dat systeem geven wij ondertussen ook door aan de landen die wij helpen. Je hebt bovendien de indruk dat overal waar de westerse invloed toeneemt vooral ook het materialisme, de geldzucht en het egoïsme toenemen. Er komt dan inderdaad een zekere welstand. Voor de machthebbers op de eerste plaats, meestal ook voor de hogere klassen, soms ook voor de middenstand (zoals in India), maar zeer zelden voor het gros van de bevolking. (Denk aan al de ellende in Kongo). En wat bij toenemende westerse invloed in ieder geval gebeurt, is dat eeuwenoude morele en sociale systemen instorten en vervangen worden door aanbidding van het geld en een sterke verruwing van de maatschappij, wat zich uit in een hallucinante toename van de criminaliteit.
Waarden
Maar goed, uiteindelijk zijn dat de indrukken van mijzelf, en ik ben niet bevoegd om hier een exposé te geven over de grote problemen van de wereld en zeker niet over het oplossen ervan. Laat ons daarom het probleem herleiden tot zijn meest eenvoudige vorm en het bekijken aan de hand van een eenvoudig voorbeeld hier bij ons: pesten op school. Vroeger, toen geloofsoverdracht één van de hoofdtaken was van het godsdienstonderwijs, waren wij ervan doordrongen dat anderen pesten absoluut niet kon voor God, en blijkbaar was dat voldoende. Er werd toen ook wel gepest, maar het bleef binnen de perken. Sinds het godsdienstonderwijs onder druk van haar sponsor, de staat, helemaal herleid is tot het “doorgeven van waarden”, is dit veranderd. Ondanks verwoede antipestcampagnes is er nog nooit zoveel gepest op school als nu. En je kan dit gerust uitbreiden naar andere terreinen. Er is nog nooit zoveel energie gestoken in het doorgeven van waarden: thuis, op school en via de media. En toch zie je als resultaat alleen maar toenemende brutaliteit, toenemende respectloosheid, toenemende criminaliteit.
Vergissing
Misschien zitten we hier wel bij een van de grootste vergissingen die de mensen van de Verlichting, Rousseau op kop, hebben gemaakt. Mensen zijn blijkbaar niet zomaar geneigd tot rechtvaardigheid, trouw, zelfopoffering, belangloos hulpverlenen enz. als er niet een echt appel van buiten henzelf op hen afkomt. Er zitten in de mens immers ook strevingen die allesbehalve uit zijn op medemenselijkheid: de neiging tot overheersen bijvoorbeeld, tot agressie, tot egoïsme enz. En telkens weer blijkt dat in samenlevingen – wij hebben het hier niet over individuen! – waar het godsdienstig geloof wegvalt, die laatste krachten de bovenhand halen. Alleen al daarom blijven missie en evangelisatie nodig. En dan hebben we het dus niet eens over godsdienstige motieven, maar over loutere bezorgdheid voor het samenleven in de toekomst. Het wordt steeds duidelijker dat het wegvallen van religieus geloof niet goed is voor de samenleving. Voor geen enkele samenleving. Ook niet de onze . . .
Echtgenotendi 16 oktober '18
Zondag 14 oktober 2018 – 28ste zondag door het jaar (jaar B)
Omdat in Jezus’ tijd de politieke en economische macht in het Joodse land helemaal in handen was van de Romeinen, bleef er voor de “plaatselijke machtsjongens” niet veel anders over dan het domein van de religie om aan hun trekken te komen. De Farizeeën hadden daartoe een rigoureus systeem van wetten en regels ontworpen dat hun een zeer reëel gevoel van macht gaf omdat mensen ervoor moesten buigen, wilden ze niet voor verraders of afvalligen doorgaan. Voor de Farizeeën was Jezus een soort vrijschutter, een stoorzender, juist omdat Hij het voortdurend opnam voor mensen die “tekortschoten”, die niet voldeden aan de strenge normen. Terwijl Hij in het voorbijgaan ook niet naliet te wijzen op de huichelarij van de bewakers van Wet en Goede Zeden. Jezus wil mensen bevrijden uit alles wat hen gevangenhoudt en onderdrukt. Wetten en regels zijn een weerspiegeling van de maatschappelijke verhoudingen. En heel vaak zijn ze, zoals Karl Marx dat heeft uiteengezet, gewoon het instrument van de heersende klasse om hun eigen belangen te dienen en hun machtspositie in stand te houden.
Echtscheiding
In zijn voortdurend gevecht met de Farizeeën toont Jezus aan dat dit ook geldt voor religieuze wetten, die doorgaans een weldadige en bevrijdende bedoeling hebben, maar die zodanig kunnen gemanipuleerd worden dat ze het tegenovergestelde bewerken. Je moet daar dus heel voorzichtig en met veel zorg mee omgaan. Niet alleen met regels en wetten, maar ook met gewone teksten. De evangelietekst van vandaag is daar een voorbeeld van. Jezus zegt hier bij Marcus: “Scheiding is uitgesloten”. Maar in hetzelfde twistgesprek bij Mattheüs zegt Jezus: “. . . behalve in het geval van ontucht”. Ik ben geen exegeet en ik weet dat je met vertalen soms alle kanten uit kan, maar hier is toch één zaak heel duidelijk: de ene uitspraak laat ruimte voor echtscheiding, de andere niet. En het gevaar is dan groot dat Kerken en theologen dié uitspraak gaan onderschrijven die hun het beste uitkomt. En de andere mogelijkheid negeren.
Eenwording
Wat ons vandaag uit dit evangelie echter vooral moet duidelijk zijn, is dat voor Jezus liefde de absolute norm is bij het huwelijk. Liefde en niets anders. In de liefde worden man en vrouw één, zoals ze bedoeld zijn van bij het begin. Paus Franciscus schrijft daar heerlijke bladzijden over. Toen God de mens schiep, schrijft hij, schiep hij hen man-en-vrouw. Zonder man is de vrouw maar half, zonder vrouw is de man maar half. Ze vormen een eenheid. De mens is wezenlijk man-en-vrouw. De mens wordt maar volledig mens als hij liefheeft.
Het gaat wezenlijk over de liefde. En dat is toch iets wat je een beetje mist in al die discussies over emancipatie en vrouwenrechten. Een Syrische vriend van mij ziet dat allemaal nogal eenvoudig: “Er is wat dat betreft geen verschil tussen Syrië en België”, zegt hij. Het verschil zit niet in de nationaliteit, maar in de godsdienst. Bij de moslims zijn, zowel in Syrië als in België, de mannen de baas. Bij de christenen zijn, zowel in Syrië als in België, de vrouwen de baas.
Misschien is de werkelijkheid ietsje minder simpel.
Partner?
Maar in ieder geval is het zo dat de vraag “wie de baas is” bij Jezus geen enkele rol speelt. Omdat het bij Hem om de liefde tussen man en vrouw gaat, om een eenwording tussen 2 gelijke en volledig op elkaar afgestemde mensen die pas in hun een-zijn, volledig mens zijn. Tegenwoordig is het mode geworden om te spreken over partners i.p.v. over echtgenoten. Mensen noemen zichzelf partner van die of die. En de ondertoon is er vaak een van: wij zijn modern. En inderdaad, “echtgenoot” klinkt oubolliger dan partner. En toch zou het mooi zijn als we de echtgenoot en de echtgenote zouden herwaarderen. Voor een christen is een echtgenoot, een echtgenote zoveel meer dan een partner. En ik haast mij er bij te zeggen: “Voor een christen”. Voor mij (en ik denk voor ieder van u) moet niemand wettelijk gediscrimineerd worden en moeten ook mensen die er anders over denken, zich vrij voelen. Maar voor een christen is een partner iemand die je tijdelijk nodig hebt om een bepaald doel te bereiken. Bijna zoals in de politiek: je wil iets bereiken, maar alleen zal dat niet gaan en dus ga je een coalitie aan.
Huwelijk
Een huwelijk daarentegen is een verbond dat je sluit vóór God. Om er helemaal voor elkaar te zijn met een liefde die “flitsend is als vuur en sterker dan de dood” (Oosterhuis). En met de bedoeling ook om later, als het vuur wat minder fel oplaait, te blijven werken aan je relatie, er desnoods ook voor te vechten. Als christenen kiezen wij daarvoor. Omdat wij er van overtuigd zijn dat het huwelijk nog altijd de beste samenlevingsvorm is, zowel voor de maatschappij als voor de echtparen en voor de kinderen. En een overtuiging loslaten omdat ze even minder in de mode is, is niet goed. Goed in de markt liggen is nooit een goede raadgever in morele kwesties. Je begint trouwens stilaan ook andere geluiden te horen.
Voorkeur
In “De Groene Amsterdammer”- toch niet direct de gazet van het Vaticaan – schrijft de Nederlandse journaliste Hanneke Groenteman, die vroeger nog het vaderloos ouderschap ophemelde en zelf een bewust ongehuwde moeder was: “Alleenstaand ouderschap is beter dan een slecht huwelijk, maar een goed huwelijk overtreft alles”. Wij denken dat dit zo is en we mogen daar ook voor uitkomen. Onberispelijke verdraagzaamheid wil niet zeggen dat je niet meer voor je eigen mening mag uitkomen.
Permanent scheppendma 08 oktober '18
Zondag 7 oktober 2018 – 27ste zondag door het jaar (jaar B)
“Om te slagen in het leven”, zegt de volksmond, “moet je een beetje als een hoer zijn”. Waar men dat haalt weet ik niet, want ik ken een priester die in dat milieu werkt en vergeleken bij wat hij doet is werken in de sloppenwijken van Calcutta een verfrissende onderneming. Wat de volksmond bedoelt is: als je een echte egoïst bent, als je totaal niet gehinderd wordt door enig moreel besef en andere mensen alleen maar gebruikt en misbruikt, als je volmaakt onverschillig bent voor het leed dat je anderen aandoet en maar één emotie kent: voor jezelf zorgen, dan is de kans inderdaad groot dat het je, op het eerste gezicht, allemaal voor de wind gaat.
Egoïsme
Ieder van ons heeft een donker kantje. En er zijn momenten en perioden in ons leven dat wij die donkere kant van ons wezen naar boven laten komen. De vraag is maar: maakt ons dat ook gelukkig? Het antwoord is: neen, in geen geval. Het alleen maar voor en met jezelf bezig zijn is de zekerste weg naar ongelukkig zijn. Dat is geen vrome praat. Dat is de keiharde werkelijkheid die ieder van ons bij zichzelf kan vaststellen als aan de razernij van het ego voldaan is en alleen maar de leegte achterblijft. Het is een ijzeren wet van het menszijn: de weg van het egoïsme ligt bezaaid met gelukkige meevallers, benutte kansen, slagjes slaan en buit binnenhalen. Maar tezelfdertijd is die weg een autostrade van eenzaamheid, zinloosheid en diep ongelukkig zijn.
Gelovig
Hoe zit dat dan met iemand die niet alles naar-zich-toehalend maar gelovig, open en vol vertrouwen in het leven staat? Welnu, het is duidelijk dat een gelovige net zo goed ziekte en tegenslag kent en net zo goed door dalen van wanhoop en vertwijfeling kan gaan, als een ongelovige. Hoewel, … dat laatste toch veel minder. Geloof blijkt in de praktijk immers een uitstekend antigif tegen wanhoop te zijn. En dat is misschien al een eerste onderscheid. Geloof is heel vaak een baken van houvast en troost en hoop in dagen van vertwijfeling. Hoe vaak hoor je niet zeggen: “Als ik tóen mijn geloof niet had gehad, weet ik niet wat er van mij zou geworden zijn …”
Nieuwe kansen
En toch denk ik dat het grootste onderscheid met niet-geloven ligt voorbij de wanhoop, de troost of de berusting en alles te maken heeft met het zien, het vinden van een uitkomst, van een nieuw begin. Voor gelovigen is God immers Diegene die in de meest uitzichtloze situaties nieuwe kansen geeft, deuren opengooit, onvermoede toekomst schept. En het is precies dat wat Maria zo prachtig verwoordt in haar Magnificat. Die diepe, gelovige ervaring dat God voortdurend scheppend bezig is. Dat Hij uit elke chaos nieuwe kansen schept, in elke duistere gevangeniscel een venster aanbrengt. Meestal daar waar wij dat nog het minst verwachten. Zonder het geloof zie je die kansen niet, omdat je gefixeerd bent op je eigen plannen die je teniet ziet gaan. Je ziet bijvoorbeeld alleen maar je ziekte en het kruis dat de ziekte maakt over je directe toekomstplannen. En in je verbittering zie je misschien niet de kansen die er geboden worden.
Scherven
Bijvoorbeeld om een verwaarloosde relatie nieuw leven in te blazen, om geestelijk te groeien, herboren te worden, een heel nieuw leven te beginnen …
Vanuit het geloof zie je die kansen wel, omdat je er naar uitkijkt. Omdat je je niet blind staart op de scherven van je droom, maar vol verwachting uitkijkt naar wat de Grote Pottenbakker met die scherven nu gaat doen. Vanuit het geloof zie je hoe zelfs in het heelal hele sterrennevels ontploffen en schijnbaar in het niets verdwijnen. Maar ook hoe, precies daaruit, nieuwe planeten en zonnestelsels worden gevormd. God heeft altijd nieuwe plannen met ons, zelfs als we moeten sterven. Hij houdt van ons. Niets van ons laat hij verloren gaan.
Kijken achter de woordenma 01 oktober '18
Zondag 3 september 2018 – 25ste zondag door het jaar (jaar B)
Wat onmiddellijk opvalt bij de lezing van dit evangelie is de tegenstelling tussen wat Jezus hier zegt in het Marcusevangelie (Mc 9, 40): “Wie niet tegen ons is, is voor ons” en de uitspraak die Mattheüs optekent (Mt 12, 30): “Wie niet met mij is, is tegen mij”. Ongeveer het tegenovergestelde dus. De tegenstelling is echter alleen maar schijnbaar. Soms kan iemand, integer en uit één stuk, toch totaal tegenstrijdig lijkende uitspraken doen omdat de context helemaal verschilt. Hier is dat duidelijk het geval. Als Jezus zegt: “Wie niet met mij is, is tegen mij”, heeft hij het tegen de gluiperige Farizeeën, die met hun huichelachtig gekonkel het absoluut niet goed voorhebben, en integendeel het goede alleen maar willen dwarsbomen. Hen wijst Jezus radicaal af. Maar als Jezus bij Marcus zegt: “Wie niet tegen ons is, is voor ons”, dan tekent dat alleen maar zijn grenzeloos open houding: iedereen die het goede nastreeft, ook al hoort hij niet bij onze groep, is een bondgenoot, een broeder.
VREEMD
Een volgende moeilijkheid is de nogal forse taal die hier gesproken wordt. Als je een tekst voor je hebt die ruim 2 000 jaar geleden geschreven werd, dan weet je dat je die moet interpreteren, dat je die moet trachten te begrijpen vanuit de context waarin hij ontstond. Als je dát niet weet, dan kan je in ons land altijd nog minister van Cultuur worden, maar dán heb je het ook gehad. Ook vandaag horen we in de lezingen weer woorden die ons vreemd in de oren klinken. Je hand afhakken, je oog uitrukken, het is nogal wat. Het lijkt wel of Jezus hier aanspoort tot ernstige vormen van zelfverminking. Toch als je niet weet dat Jezus graag gebruik maakte van stijlfiguren die onder redenaars uit die tijd heel gewoon waren.
OVERDRIJVEN
Een van die stijlfiguren was de overdrijving. De overdrijving die gebruikt wordt om je punt duidelijk te maken. De overdrijving accentueert het dramatische van de situatie. In onze tijd maakte bijvoorbeeld Jozef Cardijn graag gebruik van de overdrijving. Als “meneer Cardijn”, zoals de arbeiders hem met veel respect en genegenheid noemden, het had over de duizenden arbeidersgezinnen die in zwarte armoede zouden gedompeld worden als de fabriek sloot, ook al werkte daar maar 120 man, dan was er niemand die lachte. Want al klopte het cijfer niet, de mensonterende realiteit die Cardijn aanklaagde des te meer. Wanneer Jezus zijn radicale “remedies” aanprijst tegen bekoringen (om kwaad te doen) dan is het eigenlijk voor iedereen zonneklaar dat je zijn woorden niet letterlijk moet nemen, omdat ze helemaal haaks staan op de zachtmoedigheid van zijn wezen.
SLANG
Wat hij wil duidelijk maken is dat je het kwaad en de bekoring om kwaad te doen, niet mag onderschatten. De bekoring tot zonde is niet iets waarmee je kan spelen, niet iets waarmee je kan onderhandelen, niet iets waaraan je gedeeltelijk kan toegeven en gedeeltelijk niet. De bekoring – heel duidelijk in het geval van hartstocht en lichamelijke begeerte – is een slang. Als je er niet wil aan toegeven moet je ze onmiddellijk neerslaan als ze de kop opheft. Als je denkt dat je de situatie onder controle hebt en dat je rustig kan nagaan hoe ver je kan gaan zonder te ver te gaan, dan ben je al verloren en is het pleit al beslecht. Bekoring laat zich niet ompraten, zoals iedere zondaar onder ons maar al te goed weet. En precies dat bedoelt Jezus met zijn erg radicale uitspraken: de menselijke geest is bijzonder vindingrijk. Als je op bepaalde bekoringen niet wil ingaan, moet je er onmiddellijk je voet op zetten. Anders winnen ze.
ONZE GROEP
Laten we nu even terugkeren naar het begin van de lezing. De apostelen hebben blijkbaar iemand belet een sukkelaar te helpen omdat hij zei dat hij dat deed “in Jezus’ naam”, terwijl hij niet tot hun kring behoorde. Maar juist het feit dat de apostelen deze man niet kenden en hij toch “in Jezus’ naam” handelde, wijst erop dat hij weet had van Jezus’ leer. Het “in Jezus’ naam” heeft dan geen andere betekenis dan “volgens de gezindheid, de leer, de ingesteldheid van Jezus”. Enerzijds dus een man die, onder de indruk van Jezus’ leer, goed wil zijn, een sukkelaar wil helpen en anderzijds de kleine groep rond Jezus die al aardig veel Kerktrekken, zelfs sektekenmerken begint te vertonen:
waarheid, liefde, juiste ingesteldheid vind je alleen bij ons. Buiten onze groep alleen maar mist en dwaling. Het Grote Gelijk dus.
VERANTWOORDELIJKHEID
Maar zo zag Jezus het beslist niet. Alle mensen zijn kinderen van God. God houdt van elke mens, wil het geluk van elke mens en de Geest waait waar Hij wil. Christenen hebben absoluut geen monopolie op rechtvaardigheid, vergevingsgezindheid en broederlijke liefde. Je vindt die “gezindheid” evengoed buiten als binnen de Kerk. Het echte onderscheid ligt in de verantwoordelijkheid. Christenen hebben het voordeel dicht bij de bron te leven. Zij kennen Jezus, en het evangelie. Zij genieten van de sacramenten, met daarin de mogelijkheid tot een heel intieme band met de Heer. En via het gebed zijn ze vertrouwd met de warmte van Gods nabijheid. Maar precies daardoor is hun verantwoordelijkheid veel groter. “Aan wie meer gegeven is, zal ook meer worden gevraagd”.
De juiste keuzedi 25 september '18
Zondag 23 september 2018 – 25ste zondag door het jaar (jaar B)
Het boek Wijsheid (eerste lezing) is ontstaan in Alexandrië in Egypte, ietsje vóór het optreden van Jezus in Palestina. Egypte, en gans het Midden-Oosten, alle landen die onderworpen waren door Alexander de Grote stonden in die tijd sterk onder de invloed van de Griekse cultuur, het hellenisme. Niet alleen de Griekse architectuur en de Griekse mode maar ook de Griekse hang naar theater en wagenrennen, sport en lichaamscultuur kwamen sterk in de belangstelling. En vandaar ook het hedonisme, het genieten van de goeie dingen des levens. Vooral dan bij de rijkere mensen, die daar voldoende tijd en geld voor hadden. En, u voelt het zo al aankomen, net zoals in Palestina zelf komen er over de hele wereld binnen de Joodse gemeenschappen spanningen tussen de vrome, Bijbelvaste Joden die trouw bleven aan het traditionele geloof en de zogenaamde afvalligen: de meer hedonistisch gerichte, Grieksgezinde Joden.
Scheiding
Een vrij lange inleiding met, tegen mijn gewoonte in, nogal wat tekstuitleg en beschrijving van de context. Maar dat komt omdat we hier stuiten op een zeer belangrijk en steeds terugkerend fenomeen in de geschiedenis van de joods-christelijke levensopvatting. Het conflict namelijk tussen zij die menen dat er geen levensvervulling, geen goed en gelukkig leven bestaat buiten God en zij die goed en zinvol leven vertalen in simpelweg zoveel mogelijk genieten van het leven. Enerzijds heb je dus zij die vinden dat je als mens, als schepsel, alleen maar geluk en levensvervulling kan vinden als je leven een zo exact mogelijke afspiegeling is van de goedheid, de liefde en rechtvaardigheid van God zelf, Diegene die je geschapen heeft. En anderzijds zij die vinden dat je de Schepper (of het Leven) alleen maar eer kan aandoen door volop te genieten van al het leuke en aangename dat de wereld te bieden heeft. Natuurlijk zal je in de praktijk die zwart-wit-tegenstelling zelden in al haar scherpte tegenkomen bij concrete mensen. Mensen die God en geloof heel belangrijk vinden genieten evenzeer van seks, van reizen en van lekker eten als anderen.
Waar het over gaat is de vraag: wat is het belangrijkste, waar verwacht je het meest van?
Tijdsgeest
Als je het zo bekijkt zie je ook heel scherp dat individuele opvattingen heel sterk bepaald worden door de tijdsgeest. En dat in onze tijd bijvoorbeeld die tijdsgeest heel sterk overhelt naar het hedonisme. Tegenwoordig is genieten verplicht. Je komt niet op tv als je niet met veel enthousiasme vertelt over de dingen waar je allemaal van geniet. En dat blijken in de regel een ander soort genietingen te zijn dan die waar Theresia van Avila het over heeft: over de vervoering in haar omgang met God. De genietingen vandaag gaan over reizen, restaurantbezoek, kopen van nieuwe huizen, een trouwjurk, over luxe cruises en snoepreisjes. Als je je niet blind staart op de details, dan duurt het echter niet lang of je krijgt een meer fundamenteel verschil in de gaten.
Egocentrisme
Van het ogenblik af dat een mens zich bewust is van zichzelf, van zodra je iets als een “ik” hebt, is er ook de mogelijkheid om die “ik” op de eerste plaats te zetten, om het “ik” het middelpunt van alles te laten zijn. Om de hele wereld en al de mensen te herleiden tot hulpmiddelen om dat “ik” te promoten. Alles draait om mij. Als ik maar geliefd, geaaid, bewonderd en geprezen wordt. Wat telt is mijn droom, mijn carrière, mijn geld en mijn gezondheid, mijn plezier. En je voelt meteen hoever deze levenshouding afstaat van wat Jezus van ons vraagt. Wat Jezus van ons wil, is dat we onze eigen ambities en wensen ondergeschikt maken aan het dienaar van allen zijn. Niet minder dan dat. Dat we in plaats van hedonistisch te zijn, mensen die van het ene pleziertje hollen naar het andere, alles doen opdat anderen gelukkig zouden zijn. En precies daarin zelf gelukkig worden. Het christendom leert ons immers dankbaar te zijn voor het leven, en dat leven ook regelmatig te vieren en ervan te genieten. Maar het leert ons ook dat als je gelukkig wil worden en levensvervulling wil vinden, je dat niet zult vinden door het koortsachtig te zoeken in zoveel mogelijk genieten. Geluk is een bijproduct, een toegift bij iets anders. Je vindt het alleen als je je inzet voor anderen, als je probeert iets te betekenen voor anderen.
Omslag
En ineens besef je dat precies op dit punt de grote draai al gemaakt is. Als wij vandaag spreken over ontkerkelijking, over de dood van God en de post-christelijke tijd, dan hebben wij het over lege kerken, een antichristelijke pers en de godsdienstige ontbossing bij onze mensen, het feit dat de doorsnee westerling ook bijna niets meer weet over het geloof. Maar naast deze, meer uitwendige tekens, is er een veel dieper gaande omslag bezig. Het feit dat bijvoorbeeld steeds minder jongeren kiezen voor het beroep van verpleger. Het is maar een voorbeeld, maar het is wel een teken aan de wand. Wij willen niet meer dienen, niet meer de “hoeder van onze broeder” zijn. Veel meer dan het feit dat de mensen niet meer naar de Mis gaan tekent dit een christelijke wereld in zware crisis. Maar er is ook licht aan het eind van de tunnel. Met alleen maar individualisme, carrièrisme en egoïsme rijden wij onszelf immers muurvast. Uiteindelijk zullen wij, om niet helemaal ten onder te gaan, gewoon niet anders kunnen dan terug te keren naar de aloude christelijke ambitie: groot worden in het dienen van anderen. Het gaat tenslotte om een advies van Christus zelf. Dat leg je niet zomaar naast je neer.
Wie zeg jij dat ik ben?ma 17 september '18
Zondag 16 september 2018 – 24ste zondag door het jaar (jaar B)
Onlangs las ik van een bekend schrijver en theoloog dat hij een toespraak had gehouden voor mensen van de Engelse luchtmacht. En toen hij zijn uiteenzetting over God had beëindigd stond er een oude, wat stugge officier recht en die zei: “Ik heb hier allemaal niks aan. Maar ik ben echt wel een religieus mens. Ik weet dat er een God is. Ik heb Hem gevoeld, helemaal alleen ’s nachts in de woestijn. Het geweldige mysterie. En daarom geloof ik nu juist niet in al die keurige leerstellingen en formules over God. Die zijn allemaal zo nietig en betweterig en zo onwerkelijk, als je weet waar het echt om gaat”.
Ik denk dat die man daar in de woestijn een authentieke godservaring heeft gehad. En je zou als lezer wensen dat hij ook de moeite gedaan had om wat hij daar ervaren heeft wat nader te omschrijven. In ieder geval is wat deze officier in de woestijn had meegemaakt voor hem oneindig veel meer werkelijkheid dan de nogal muffe taal van dogmatische en theologische formuleringen.
(On)vruchtbaar
Alleen: je kan er zo weinig mee doen. Het is dan wel een overweldigende ervaring, maar als ze niet kan geduid worden komt er ook niets uit voort.
Terwijl Bijbel, theologie en kerkelijke leer ook gebaseerd zijn op honderden, duizenden van die godservaringen. Maar dan ervaringen waarin de theologie een lijn, een richting ontdekt zoals een wetenschapper verbanden en wetmatigheden ontdekt in fysische fenomenen. En dan worden die godservaringen natuurlijk hanteerbaar, ze wijzen een richting aan en ze nodigen uit tot engagement. Ze worden vruchtbaar. Het is dankzij die leer en die theologie dat wij begrijpen dat al die godservaringen een appel zijn, een oproep om als mens op een bepaalde manier in het leven te staan.
Godservaringen zijn (vermoed ik) bijzonder aangenaam omdat ze je bevestigen en zekerheid geven en je (volgens de verslagen) helemaal overhoop gehaald maar gelukkig achterlaten. Het gevaar is dus zeer groot dat men ze gaat zoeken omwille van het genotsaspect en er verder niets mee doet.
Vaag
Dat is ook het aantrekkelijke van een vage religie. God ervaren in de natuur en in de kunst en dat soort dingen. Het is aangenaam en het verplicht je tot niets. Erger wordt het natuurlijk als je ook nog gaat grasduinen in boekjes over “kosmische energieën”, over “mystieke plaatsen” en “magische stenen”. De bedoeling van dat soort vage religiositeit is duidelijk: je bevestigen in het vooral bezig zijn met jezelf, met je persoonlijk happygevoel. Maar ik heb niet de indruk dat dat erg goed lukt. De kans is zelfs groot dat, als je met die dingen bezig bent, je nooit nog het bos uitkomt, nooit nog echt van de zon zult genieten.
Inzet
Het geloof van Jezus bevrijdt je juist van het obsessief met jezelf bezig te zijn.
Het bevrijdt je van het voortdurend zoeken naar genietingen voor jezelf.
Het leert je je in te zetten voor anderen. Wie erop ingaat merkt dat hij precies dáárdoor gelukkig wordt. Terwijl je anderen probeert gelukkig te maken, merk je dat je, zonder het te zoeken, zelf gelukkig geworden bent. En daarmee is meteen ook de naam van Jezus gevallen. Als christenen hebben wij resoluut elke vorm van vage religiositeit achter ons gelaten. Als christenen geloven wij dat wij via onze ervaring en ons verstand steeds verder kunnen doordringen in de ons omringende werkelijkheid, maar niet in de maker ervan. God blijft de gans-Andere, die wij nooit helemaal kunnen vatten en begrijpen. Als Hij wilde dat wij Hem enigszins kenden, dan was de enige mogelijkheid die Hij had: zich zelf aan ons kenbaar te maken. En wel op de enige manier die voor ons begrijpelijk is: in een mens.
Menswording
Het kernpunt van ons geloof is dat Hij dat in Jezus inderdaad ook gedaan heeft.
Dat op een welbepaald moment in onze geschiedenis die menswording heeft plaatsgevonden. “Menswording” klinkt nogal mythisch. Vooral ook omdat het verhaal errond van mythische elementen doorspekt is (nieuwe ster, maagdelijke geboorte). Maar het feit zelf van de menswording hoeft helemaal niet mythisch gedacht te worden. Wij geloven toch ook van mensen als Franciscus van Assisi, Pater Damiaan en Moeder Theresa dat God zich via hen aan ons liet kennen. Dat God zich op bepaalde momenten in hun leven en via bepaalde daden die ze stelden, aan ons openbaarde. Waarom zou God zich dan in één bepaalde mens, in Jezus, niet helemaal aan ons kunnen laten kennen. Zodat we van Jezus kunnen zeggen dat Hij God was in de gestalte van een mens. Ik heb daar in ieder geval altijd weinig moeite mee gehad.
Relevant
En ik denk ook dat de meeste hedendaagse mensen die hun interesse voor het geloof verliezen niet dáár op afknappen. Wel op wat wij van Jezus gemaakt hebben. Als Jezus alleen maar de uitvinder is van de christelijke waarden, dan is Hij een soort leraar, een moralist, Iemand die zegt hoe we moeten leven. Dan staat hij op dezelfde hoogte als Plato en Aristoteles of zelfs van Etienne Vermeersch en Maggie De Block. Dan is Hij interessant voor een vraag in een televisiequiz, maar heeft hij verder niet zoveel impact op mijn leven. Als Jezus echter God zelf is in de gestalte van een mens, de levende Verrezen Heer, die ook vandaag mijn metgezel wil zijn, die met mij spreekt en zin en kleur aan mijn leven wil geven, dan wordt Hij ineens heel relevant, ook voor jongeren, ook voor mensen van vandaag.
Effeta: Ga openma 10 september '18
Zondag 9 september 2018 – 23ste zondag door het jaar (jaar B)
Het leven is iets dat ons overkomt. Op een gegeven moment worden wij in het leven gegooid en dat naakte feit hebben wij in ieder geval niet aan onszelf te danken. Wij hebben er niet zelf voor gekozen, het overkomt ons. En zo zijn er vele, heel belangrijke dingen in ons leven waar wij geen enkele zeggenschap over hebben, waarin wij op geen enkele manier kunnen kiezen. Wij bepalen niet het tijdstip van onze geboorte, niet wie onze ouders zijn, niet de omgeving, niet het milieu en niet de opvoeding die we zullen krijgen. Wij beslissen niet over de genen, de mogelijkheden en de gebreken waarmee we geboren worden.
En zelfs in de belangrijke levenskeuzen die we later zullen maken, blijken allerlei factoren mee te spelen die weinig te maken hebben met autonomie.
Illusie
En die autonomie, die zelfbeschikking staat nochtans hoog aangeschreven in onze samenleving. Wij geloven heel sterk in de maakbaarheid van het leven.
Wij geloven niet alleen dat wij het recht hebben om over ons eigen lot te beschikken, maar wij menen dat wij ook inderdaad schepper zijn van ons eigen geluk of ongeluk. Op zich is dit een positieve en vruchtbare gedachte: ze bevrijdt ons van passiviteit en berusting en ze roept ons op om ons leven in handen te nemen, om creatief te zijn en iets te doen met de mogelijkheden die ons gegeven zijn. Maar die nadruk op onze mogelijkheden vertelt slechts het halve verhaal. “Op menig terrein”, zegt de jonge schrijver Alain Verheij, “is persoonlijke keuzevrijheid een illusie” (Alain Verheij in “God en Ik”, uitgeverij Atlas Contact).
En helemaal ontnuchterend wordt het natuurlijk als je kijkt naar het grotere plaatje, als je ziet wat er – volkomen buiten onze wil om – allemaal gebeurt in onze wereld: mooie, maar ook veel minder fraaie dingen.
Hoop
Daar gaat trouwens het Oude Testament over: over de rauwheid van het leven.
Over al de heerlijke maar ook de afschuwelijke dingen waar de mens toe in staat is, ook de afschuwelijke dingen die zomaar gebeuren, zonder dat iemand er kan aan doen. Wie denkt dat geloof een zoethoudertje is met mooie verhaaltjes om mensen in slaap te wiegen, die heeft duidelijk nog nooit in de Bijbel gelezen. Wat het Oude Testament met al die verhalen echter vooral beoogt is een bodem van hoop te leggen onder de barsheid van het bestaan.
Jesaja (eerste lezing) leefde in een tijd waarin er maar geen einde kwam aan de ellende van oorlog, pest en hongersnood. Jesaja biedt geen goedkope troost.
Wel hoop: ooit komt er een einde aan. Daarom nu nog niet. Maar ooit . . .
Geen pijnstiller dus, geen drug. Maar een bodem van hoop onder alle ellende.
Appel
En toen kwam Jezus.
En Jezus bevestigt heel sterk de geldigheid van die hoop. Voor Hem is God liefde, ook al begrijpen wij die liefde niet altijd en overkomen ons verschrikkelijke dingen. God is voor Jezus – de uitdrukking is van een Nederlandse protestantse dichter wiens naam ik vergeten ben – God is voor Hem “een bodem van ontferming”. Ik vind dat nog altijd een ongelooflijk mooie omschrijving: een bodem van ontferming. Wat je ook overkomt, hoe zwaar je het ook te verduren krijgt, uiteindelijk vangt Hij je op. Hoe akelig diep je ook valt, uiteindelijk val je altijd in zijn handen. Maar God is nog meer.
Voor Jezus is God vooral ook een oproep, een appel, een zweepslag om op te staan, om iets te doen, om de uitdagingen aan te gaan.
Effeta
De God van Jezus gaat radicaal in tegen de passiviteit en de berusting die zich nogal eens durft hechten aan religies. De God van Jezus is één gigantische schreeuw om zelf te leven en anderen tot leven te brengen. Het geloof in Jezus is pas echt als het leven in je leven brengt, als je er door ontbolsterd en bevrijd wordt. En als je er door opgezweept wordt om ook andere mensen te verlossen van welke vorm van slavernij dan ook. Als het je ertoe brengt om de gehechtheid aan jezelf van je af te zetten en open te komen voor de vraag in het gelaat van de ander. “Effeta”, zegt Jezus voortdurend tegen ieder van ons. Ga open, leef, durf jezelf te geven. Vind je geluk, niet in het voortdurend zoeken van jezelf maar juist in het loslaten van jezelf en in open te komen voor anderen. Ga open.
Levende Heer
Maar ook hier weer dat heel bijzondere van Jezus. Heel belangrijk vooral in een tijd als de onze, waar men het christendom wil verengen tot een kwestie van waarden en normen. Jezus is GEEN moralist en GEEN filosoof. Jezus is de levende Heer. Hij zegt niet alleen: “Ga open”. Hij belooft ook: als je het durft, ben ik bij je en zal ik je steunen. En je zal ook wéten dat ik bij je ben.
Ik ben echt wel meer dan een historische figuur, een profeet uit het verleden.
Ik ben de Verrezen Man van Nazareth. Tegen ieder van ons zegt Hij, ook in 2018: “Ga open, durf te leven zoals ik dat van je vraag, en je zal ervaren dat ik er ben. En met je meega. Effeta”. Durf open te gaan.