Nieuws uit de parochie

Geheimvol samenspel
ma 09 december '19

Zondag 8 december 2019, 2de zondag van de Advent (jaar A)

Mensen die niet zoveel van het geloof afweten, zal je niet vlug zo ver krijgen dat ze ook effectief eens wat lezen in de Bijbel. Ze menen daarin toch alleen maar wat wereldvreemde overdenkingen te zullen vinden en verhalen die weinig of niets met het echte leven te maken hebben.
Maar dat is natuurlijk een vooroordeel zo groot als een huis.
Want in feite is er geen enkel facet van het leven dat er niet grondig aangepakt en doorgelicht wordt.
En geeft de Bijbel blijk van een opzienbarende diversiteit, een bijzonder breed palet, een verfrissende zin voor afwisseling.
Niets menselijks of het komt aan bod. Naast de verhalen van koningen en bedelaars, van goden en profeten, van heiligen en moordenaars, vind je er bijvoorbeeld ook het “Hooglied”, een van de mooiste liefdesgedichten die ooit zijn geschreven.
Wanneer je uit dat Hooglied niet zo vaak hoort voorlezen in de kerk, dan komt dat waarschijnlijk door de sterk erotische geladenheid ervan.
Daarnaast heb je ook de psalmen die, vaak in een wondermooie en heel ontroerende taal, gans het gamma van menselijke emoties verwoorden.
En waarin je jezelf vaak beter terugvindt dan in de hedendaagse artikels en boekjes voor psychologische hulp.

Utopie
Een tot de verbeelding sprekende en erg poëtische taal vind je dan weer bij Jesaja.
Zoals in de lezing van vandaag, die een beeld wil oproepen van de toestand waarin de schepping zal verkeren als de Vredevorst er mag heersen.
“De wolf huist bij het lam.
De panter vlijt zich neer naast het geitje.
Het kalf graast samen met het leeuwenjong.
En de zuigeling speelt bij het hol van de adder.”
In het rijk van de Vredevorst, het Rijk van God, wordt het onmogelijke waar en het onverzoenlijk geachte, verzoend.
Het lijkt een droom. En dat is het natuurlijk ook: een droom waar je reikhalzend naar uitkijkt. Maar het is geen utopie, die nooit gerealiseerd zal worden. Ooit zal het zover zijn. Dat Rijk van God zal er komen. God zelf staat er garant voor.
En het licht nu al op, nu hier, dan daar, in elk woord en in elk gebaar waarin Jezus herkend wordt.

Zekerheid
Het Rijk Gods is geen utopie.
Het baant zich een weg, onweerstaanbaar. Niemand kan het tegenhouden.
Ook al heeft het de schijn tegen en verloopt niet alles in een triomfantelijke rechte lijn. Ik moet nu ineens denken aan wat de grote Duitse theoloog Dietrich Bonhoeffer zei toen de Nazi’s hem, na langdurige folteringen, naar de executiepaal sleepten. Hij zei: “Wij kunnen niet verliezen”. Waarschijnlijk bedoelde Bonhoeffer: zelfs al zouden wij de realisatie van dat Rijk hier op aarde nooit meemaken, zelfs al zou geen enkele mens die realisatie hier op aarde ooit zien, dan nog zullen wij er volop deel van uitmaken in het andere leven. Op voorwaarde dat wij serieus geprobeerd hebben om dat Rijk hier op aarde te vestigen.
Ik geloof dat dat zo is. En het is een bijzonder troostvolle gedachte bij alle lijden, dat je als christen op je weg kan tegenkomen: wij kunnen niet verliezen.
D.w.z. wij wel, maar niet datgene waar we aan werken: de vestiging van het Rijk Gods, een Rijk van vrede, liefde en rechtvaardigheid. Omdat het uiteindelijk Gods werk, Gods droom is.
Hij wil ons daarbij nodig hebben en zoveel mogelijk aan ons delegeren. En wij kunnen fouten maken, verkeerde wegen gaan en mislukken.
Maar uiteindelijk zal God altijd winnen. Ook al moet die overwinning plaatsvinden binnen het kader van een voor ons bijna onbegrijpelijk samenspel tussen Zijn almacht en de vrijheid die Hij aan mensen geeft . . .

Gerechtigheid
Bij dit alles moet er natuurlijk wel op gewezen worden dat die Vrede van het Rijk Gods, de Vrede die christenen nastreven, een vrede is die het gevolg is van werken aan gerechtigheid.
Want je kan natuurlijk ook een soort vrede afkopen door je neer te leggen bij allerlei onrechtvaardige toestanden. Door je mond te houden en de andere kant op te kijken als je geconfronteerd wordt met onrecht en onderdrukking.
Maar dat is een vrede die gestoeld is op lafheid, een lafheid die juist onvrede bestendigt bij de mensen en de groepen die niet mee aan het feest zitten.
Gerechtigheid en vrede gaan samen. Geen vrede zonder gerechtigheid.
Wil je vrede, zet je dan in voor de strijd tegen onrecht.

Innerlijke vrede
Daar komt nog iets heel belangrijks bij, speciaal voor deze adventstijd, die toch een tijd van inkeer en bezinning is.
Voor een christen is het van het allergrootste belang dat hij—wij hadden het er vorige week al over—dat hij, vóórdat hij de wereld wil veranderen, eerst werkt aan zichzelf. Opdat hij zijn inzet voor de wereld en de mensen vanuit de juiste ingesteldheid kan doen.
Maar ook nog om een andere reden. Namelijk: om vrede in het eigen hart te hebben.
Je kan nooit vrede in je hart krijgen zolang je leven beheerst wordt door hartstochten en emoties, die vechten met het liefdevolle diepste in jezelf.

Méér dan “goede werken”
ma 02 december '19

Zondag 1 december 2019, 1ste zondag van de Advent (jaar A)

“Je weet niet op welk uur van de nacht de dief zal komen. Wees dus waakzaam”, zegt Jezus, “want ook de Mensenzoon komt op een uur waarop je het niet verwacht”.
Dergelijke teksten maken ons onrustig, en dat is ook de bedoeling, maar ze mogen ons niet ongerust maken. Want de komst van Jezus in ons leven, ook aan het eind ervan, zou iets moeten zijn waar we naar uitkijken.
Maar om dit op die manier aan te voelen moet er eerst een klik gemaakt worden.
Want vooral de niet meer zo jonge mensen in ons midden, zijn een beetje “mismeesterd” door de opvoedkundige methodes van vroeger. Waarbij “bang maken” voor de gevolgen van verkeerd gedrag, een belangrijke rol speelde.
Ik herinner mij nog heel goed al de verschrikkelijke dingen die vooral oudere tantes en oma’s voorspelden als wij ons niet gepast gedroegen.
Als je in de winter naar buiten liep zonder sjaal of jas, kreeg je volgens hen gegarandeerd op zijn minst een dubbele fleuris.
Als je op je handen ging staan met je benen in de lucht, dan was de kans groot dat “het bloed in je kop zou schieten” en dan was je dood.
En als je te lang op het toilet bleef zitten, kwamen je darmen mee af.

Straffen
Die bangmakerij behoorde vroeger blijkbaar wezenlijk bij de opvoeding. En natuurlijk kwam dat nog sterker tot uiting op het gebied van godsdienst en geloof, want bij het bedenken van mogelijke straffen van God stond er zo goed als geen enkele rem op de verbeelding.
Ik had een oom voor wie gewoon alles wat verkeerd liep “een straf van Jezus was”. En dat is natuurlijk onzin. Indien wij, in ons denken, ook maar de minste neiging in die richting vertonen, moeten we daar resoluut komaf mee maken.
De wereld is wat hij is. Het menselijk leven is wat het is. Er gebeuren prachtige dingen, maar evengoed verschrikkelijke dingen.
Er zijn in ons leven momenten van opperste geluk en extase, maar er is ook afzien en lijden en dood. Dat is ons leven, dat is onze wereld.
God is niet Iemand die ons bij dat alles het leven voortdurend nog eens extra zuur wil maken als wij niet binnen de lijntjes kleuren.

Uitkijken
God wil integendeel dat wij een mooi, goedgevuld en zinvol leven uitbouwen.
Maar blijkbaar zijn Zijn criteria voor een gelukkig leven helemaal anders dan de dingen waar wij spontaan aan denken.
En precies om te vernemen wat de echte en de juiste criteria zijn om tot een geslaagd en gelukkig leven te komen, is het belangrijk dat wij waakzaam zijn, dat wij alert zijn voor elke wenk die van Hem zou kunnen komen.
Want God komt echt niet alleen maar aan het eind van ons leven op ons af.
Als je er echt aandacht voor hebt (en geloof) dan merk je dat Hij je voortdurend aanspreekt in duizend, vaak onverwachte dingen.
En als je dan daarbij nog beseft dat God liefde is en niet alleen wil dat wij van ons leven iets moois maken maar ons daarbij ook nog wil helpen, dan kan je alleen nog maar uitkijken, vol verwachting uitkijken naar zijn komen in ons bestaan.
En dan ga je echt waakzaam en alert worden en i.p.v. angst te hebben voor zijn komen, het zeker niet willen missen.
Omdat je weet dat echt en diep levensgeluk alleen maar je deel kan zijn als je in harmonie leeft met de grond van het bestaan, met God.
En daarom is het zo belangrijk om precies te weten wat God van ons verlangt.
En hier stuiten we meteen op de grote moeilijkheid bij onze zoektocht.

Anders
Want hoe meer wij beginnen te begrijpen wat God van ons wil, hoe meer we beseffen dat dat verlangen van God iets heel anders is dan wij tot dan toe hadden gedacht. Ons idee van goed, zinvol, gelukkig en moreel leven is een leven van werken en creatief zijn, genietend van de goeie dingen van het leven, en, tezelfdertijd, toch ook niet vergeten je af en toe in te zetten voor anderen.
Dat is zo ongeveer ons idee van “goed en zinvol leven”.
Maar hoe meer wij God leren kennen, hoe meer we beseffen dat Hij iets heel anders met ons voorheeft.
God wil niet zozeer dat wij deftige burgers zijn die regelmatig ook een steentje (of een centje) bijdragen aan het werken aan een betere wereld.
God wil op de eerste plaats dat wij werken aan onszelf. Dat wij, voor wij beginnen aan de wereld, eerst onszelf helemaal “herbouwen”. Met zijn hulp.
Pas als wij dichter bij Hem komen en meer en meer op Hem beginnen te lijken en zelf ook liefdevolle wezens worden, zijn wij klaar om de wereld in te trekken en daar iets duurzaams te verrichten.

Kern
Je bent geen christen omdat je Rode Neuzen steunt of De Warmste Week. Dat doen de banken immers ook. En banken, hoe belangrijk die ook zijn, kan je toch moeilijk verdenken van christelijke ambities. Maar je bent op de goede weg als je, met Gods hulp, elke dag werkt aan jezelf en systematisch, beetje bij beetje, alles uit je hart wegwerkt wat tegen de liefde ingaat. Als je dat doet wordt het steunen van Rode Neuzen en De Warmste Week een zinvol onderdeel van een veel groter geheel; van een proces, een omwenteling: de ombouw van jezelf tot een liefdevol mens.
Het is daarover dat het christendom gaat. Over niets anders.
Pas als we dit ten volle beseffen, kunnen wij mét Paulus zeggen:
“De nacht loopt ten einde, de dag breekt aan.”
“Het uur om uit de slaap te ontwaken is aangebroken . . .”

Een andere Koning
ma 25 november '19

Zondag 24 november 2019, 34ste zondag door het jaar (jaar C), Feest van Christus Koning

Het vastnagelen van iemand aan een kruis is wellicht de meest afschuwelijke vorm van terechtstelling die ooit door mensen is uitgedacht.
Het kan niet de bedoeling zijn dat ik hier met hallucinante beelden de verschrikking probeer te schetsen die de gekruisigde moest doormaken.
Maar ik mag u misschien even herinneren aan de film die Mel Gibson enkele jaren geleden uitbracht: “The passion of the Christ”.
Gibson heeft daar van over de hele wereld veel kritiek op gekregen, omdat de hele film een aaneenschakeling leek van bloedstollend gruwelijke scènes.
Zelfs de meest harden onder ons moesten regelmatig de blik afwenden.
Mel Gibson, die een gelovig katholiek is, is altijd blijven volhouden dat het nooit zijn bedoeling geweest is om een horrorfilm te maken, maar wel een realistische weergave van een weerzinwekkend afschuwelijke realiteit.

Onrealistisch
Ik denk dat hij gelijk heeft. Ons beeld daarover is vertekend.
Wij zijn van in onze jeugd sterk geconditioneerd door de ontelbare brave, stijlvolle crucifixen vanwaar Jezus op een beheerste, bijna ingetogen manier naar ons kijkt.
Hij is tenslotte onze Verlosser. En Hij is bovendien de Zoon van God.
Geen theatrale en vernederende toestanden dus. Maar waardigheid.
O.K., maar realistisch zijn zo’n afbeeldingen niet. Een kruisiging is iets gruwelijks.
Moslims beweren zelfs dat Jezus net voor de kruisiging vervangen werd door een dubbelganger. Ze kunnen er gewoon niet bij dat God zou toelaten dat een van zijn belangrijkste profeten op een dergelijk ontluisterende manier aan zijn einde zou komen.

Tegenbeeld
Want een kruisdood is inderdaad een ontluisterend gebeuren.
Deze Jezus, voortstrompelend, gegeseld, bebloed en naakt op een kruis geslagen, was het absolute tegendeel van wat wij ons voorstellen bij het woord “koning”. Een koning, zeker in die tijd, staat voor absolute macht, een macht die beschikt over leven en dood van anderen en die daarbij aan niemand rekenschap verschuldigd is. Die blindelings gehoorzaamd wordt en die liever gevreesd, dan geliefd is.
Macht, rijkdom en volslagen minachting voor mensen.
Dat was waar heersers in die tijd voor stonden, en wat ook in onze tijd nog vele machthebbers kenmerkt. Jezus is het complete tegenbeeld daarvan.
Herodes had met een opmerkelijk gevoel voor cynisme (iets waar wreedaardige tirannen vaak heel sterk in zijn) Jezus behangen met een purperen mantel en Hem een doornkroon op het hoofd gezet: een schertskoning dus.
En de grap sloeg aan: de omstaanders putten zich uit in het maken van sarcastische opmerkingen over deze man, die in alles het tegendeel bleek van wat hij pretendeerde te zijn: een koning.

Echte
Pas achteraf zou blijken dat Hij, Christus, de enige echte koning was.
En dat al die wreedaardige tirannen, ieder op zijn tijd, tot stof zouden vergaan en als een boze droom zouden verdwijnen, terwijl Hij, Christus, is blijven heersen over de harten van miljoenen mensen tot op vandaag.
Zodat zou blijken dat Hij inderdaad de echte Koning was en dat al de machtigen die, vol van zichzelf, alleen maar zorgen voor zichzelf en minachtend neerkijken op andere mensen, de echte spotkoningen zijn.
Jezus bracht een heel nieuwe invulling van het koningschap.
Heersen werd bij Hem dienen. Wie de voornaamste wilde zijn, moest de dienaar van allen zijn.
Deze koning gaf zich heel zijn leven lang helemaal weg opdat anderen het goed zouden hebben. Zijn koninkrijk was er een waar broederlijkheid en liefde de norm was. En het hofceremonieel bij uitstek was de voetwassing.

Nieuwe invulling
Waar koningschap en macht tot dan toe op de meest vanzelfsprekende manier geassocieerd werden met geweld, uitbuiting, oorlog, minachting en bedrog, draaide in Jezus’ rijk alles om liefde, barmhartigheid, waarheid en respect.
Toen Jezus voor Pilatus stond, gebeurde er iets heel merkwaardigs.
Toen Pilatus Hem vroeg of Hij inderdaad koning was, distantieerde Jezus zich niet van die titel maar Hij bevestigde zeer stellig dat Hij inderdaad koning was.
En precies daardoor gaf Hij een totaal nieuwe invulling aan dat begrip.
Dat heersen dienen is of zou moeten zijn, dat komt van Jezus.
En dankzij 2000 jaar christendom is die opvatting ook in ons collectief bewustzijn gesijpeld. En ook al gedragen ook nu nog vele heersers zich of ze daar nooit van gehoord hebben, het aanvoelen bij de mensen dat heersen eigenlijk dienen zou moeten zijn, is gebleven.
Evenals de scepsis en argwaan t.a.v. leiders die de meer “klassieke weg” gaan.
Sinds Jezus blijft de twijfel, of de machtigen der aarde, met al hun geld, hun paleizen en hun legers, niet de echte schertsfiguren zijn.

Het einde van de wereld
wo 20 november '19

Zondag 17 november 2019, drieëndertigste zondag door het jaar (jaar C)

De evangelielezing van vandaag is een typisch voorbeeld van wat men gaan noemen is: apocalyptiek. Het zijn bloedstollende verhalen over al de verschrikkingen die aan het einde der tijden voorafgaan.
Het is het geliefkoosde genre van sommige predikanten en van mensen die met de Bijbel de deuren aflopen en die ervan uitgaan dat de Blijde Boodschap er het beste ingaat als je eerst de mensen de stuipen op het lijf hebt gejaagd.
Nu, het is ook nogal wat: oorlogen, onlusten, aardbevingen, hongersnood en pest, allerlei tekenen aan de hemel en zware vervolgingen.
Je zou voor minder in je schelp kruipen.
En toch . . . als je er rustig over nadenkt, dan merk je dat het niet gaat over onvoorstelbare, bovennatuurlijke wereldse fenomenen, maar om zaken die we kennen.
De vier afzichtelijke ruiters van de Apocalyps: oorlog, besmettelijke ziekten, hongersnood en valse profeten, moeten niet opeens op het einde der tijden verschijnen. Ze zijn er altijd al geweest, ze gaan met ons mee doorheen de geschiedenis. We zijn er nog nooit in geslaagd hen helemaal van ons af te schudden.

Deze wereld
Maar tot voor kort hebben wij dat nooit beseft.
Pas de recente ontwikkeling van de massamedia heeft gemaakt dat wij weten dat, over de hele wereld gezien, er voortdurend oorlogen en natuurrampen zijn, dat wij het hongerprobleem nog verre van opgelost hebben en dat overal op deze aarde op ditzelfde moment christenen vervolgd en vermoord worden om hun geloof. (Al wordt daarvan hier in het westen zelden melding gemaakt in de pers. Waarschijnlijk is dat niet belangrijk?)
Als je dat nu allemaal op een rij zet, dan merk je dat de zogenaamde beschrijving van het einde der tijden niets anders is dan een beschrijving van de wereld zoals hij is. En zoals hij overigens altijd geweest is.

Inzet
Wat het evangelie ons zegt is: dat is de wereld. Waarom hij zo en niet anders is, weten wij niet. Maar dat is de wereld en in die wereld moeten wij leven.
En met alle kracht die in ons is, op zoek gaan hoe wij die wereld kunnen verbeteren. Hoe wij van een wereld waarin al die verschrikkelijke dingen gebeuren, toch meer en meer een echte thuis kunnen maken voor alle mensen.
De verleiding is zelfs groot om te veronderstellen dat de wereld juist zo krakkemikkig in elkaar steekt om ons de kans te geven er verbeterend in op te treden. Maar dat is waarschijnlijk een brug te ver en misschien alleen maar pure speculatie.
Maar het is in ieder geval wel zo dat het onaf zijn van de wereld ons de kans geeft om met al de liefde en al de werklust en daadkracht die in ons is, ons in te zetten om die wereld meer herbergzaam te maken voor alle mensen.
Om via het werken aan onszelf, het op gang brengen van vredesprocessen en via wetenschappelijke vooruitgang en technologische verwezenlijkingen van deze aarde, meer en meer een tuin van Eden te maken waar mensen gelukkig kunnen leven.

Einde
Maar hoe zit dat dan met het “einde der tijden”?
Ik denk dat wij ons over dat einde der tijden niet te veel zorgen moeten maken.
Ooit zal de aarde verdwijnen, zoveel is zeker. Bijvoorbeeld door een botsing met één of andere reusachtige komeet.
Maar dat kan gemakkelijk nog enkele miljoenen jaren uitblijven en heeft dus voor ons persoonlijk leven geen enkel belang.
Strikt genomen, en dat is helemaal niet egocentrisch bedoeld, is het “einde der tijden” niets anders dan het moment waarop ik sterf.
Voor de wereld, voor de mensheid, is mijn dood nog minder dan een onooglijk rimpeltje op een kalme zee, maar voor mij persoonlijk is mijn dood, “het einde der tijden”. Als ik sterf, stort voor mij de hele wereld in.
“De molen maakt geen geluid meer, het scheprad breekt in stukken, de waterkruik valt in de put. Het stof keert terug naar de aarde.” (Prediker, hoofdstuk 12). Alles valt stil.

Hoop
En voor de mensen die dat te wachten staat, voor ieder van ons dus, zijn deze teksten geschreven. Deze teksten zijn niet geschreven om mensen angst aan te jagen voor een mythisch einde der tijden. Ze zijn geschreven om mensen moed in te spreken als ze hun wereld zien instorten.
Ze zijn geschreven toen de eerste zware vervolgingen waren losgebroken en christenen als volksvermaak voor de leeuwen werden gegooid.
En ze zijn geschreven voor ieder van ons. Voor ieder die ouder wordt, zijn krachten voelt afnemen en “het einde der tijden” voelt naderen.
Want het zijn wezenlijk teksten van hoop.
Ze geven ons moed en richten ons op. Zij sporen ons niet aan tot naïef optimisme over de wereld en over hen die het daar voor het zeggen hebben.
Want in die wereld gebeuren verschrikkelijke dingen en tirannen zijn van alle tijden. Maar ze sporen ons aan heel onze hoop te stellen op Hem die alles nieuw maakt.
Want Hij, en niets of niemand anders, heeft het laatste woord. Hij alleen.
Waarvoor wij in ons uur van diepste nood, kunnen bidden met psalm 131.

De stormen zijn bedaard in mij
en vredig is mijn geest.
Zoals een kind op moeders schoot,
zo veilig voel ik mij.
Zoek dus uw toevlucht bij de Heer
van nu af voor altijd.

Over terrorisme – Wapenstilstand
di 12 november '19

Zondag 10 en maandag 11 november 2019 – 32ste zondag (jaar C) & Wapenstilstand

Oorlog is zo oud als de mensheid zelf. Oorlog is één van de vier ruiters van de Apocalyps die, samen met ons, triomfantelijk door de geschiedenis gaan.
Oorlog is blijkbaar onuitroeibaar.
Bijna 75 jaar lang hebben wij in West-Europa de oorlog buiten onze grenzen weten te houden. Maar op dit ogenblik heeft de oorlog ons weer ingehaald, in de vorm van bomaanslagen en andere vormen van terrorisme.
Ook terrorisme is van alle tijden. Vooral dan het staatsterrorisme, de onderdrukking van de eigen mensen door tirannen. Tirannen die nooit enige andere rechtvaardiging behoefden dan het feit dat ze de macht in handen hadden.
“Waarheid”, zei Mao Zedong, “komt uit de loop van een geweer”. En tirannen van alle tijden hebben dat altijd geweten en er ook altijd naar gehandeld.
Aanvankelijk kon je spreken van een soort primitief staatsterrorisme. Zolang je zelf niet van hoge komaf was, of op een andere manier een bedreiging vormde voor de macht van de heerser, werd je redelijk ongemoeid gelaten.

Nieuwe tijd
Dat veranderde bij de opkomst van de gecentraliseerde staten. Spanje was in de 16de eeuw daarin een voorloper. Op zowat elk gebied was het vooruit op alle andere landen. Ferdinand en Isabella wilden een bloeiende economie en een sterk centraal gezag. En alles wat dit in de weg stond, moest weg. Stedelijke vrijheden werden opgeschort, plaatselijke wetten en gebruiken werden afgeschaft, alle min of meer autonome besturen, het moest allemaal weg. Eén staat, één koning, éénzelfde wet voor heel het land. En ook één godsdienst voor iedereen. En daarmee was de beruchte Spaanse inquisitie geboren. Een inquisitie, die vaak gezien wordt als een uitvinding van reactionaire geestelijken die hun greep op de maatschappij aan het verliezen waren. Maar dat klopt niet. Ik wil daarmee zeker niet de verpletterende verantwoordelijkheid van de Kerk verdoezelen.
Maar de inquisitie was op de eerste plaats een instrument van de moderne staat-in-wording (Karen Armstrong).
En voor die staat waren al die verschillende en voortdurend bakkeleiende geloven een gevaar voor de eenheid en de welvaart van het land.
En dus: één geloof. Maar het feit dat de staat, meer dan de Kerk, achter de inquisitie zat, maakte de zaak daarom niet minder cynisch.
Want voortaan moest je geen direct gevaar meer opleveren voor de Kroon.
Het feit alleen dat je een bepaald geloof beleed, was al voldoende om je naar het schavot te verwijzen.

Guillotine
Nog een stap verder op de ladder van het cynisme werd gezet door de Franse revolutie. De inquisitie hield nog grote processen en viseerde leiders en voortrekkers, die overigens zich altijd nog konden “bekeren” en op die manier de dans ontspringen. De guillotine van de Franse revolutie echter ging al veel meer “mechanisch” te werk. Echte en vermeende tegenstanders werden massaal afgeslacht, vaak alleen maar omdat ze tot een bepaalde stand behoorden, zelfs als ze nooit een vlieg hadden kwaad gedaan.
Hitler zette dan in de geschiedenis van het terrorisme een volgende stap. Hij liet miljoenen joden doden die hem totaal niet interesseerden en die op geen enkele manier een bedreiging voor hem waren.
Hun naam, hun politieke overtuiging of wat ze ooit hadden gedaan interesseerden hem niet. Het waren joden en dat was het enige wat hen verbond. Gewone mensen, ouderlingen, baby’s, het waren joden en dus moesten ze dood.

Ultieme vorm
En dan kwam het terrorisme van onze tijd. En voor dit nieuwe soort terrorisme maakt het helemaal niet meer uit wie de slachtoffers zijn.
Die slachtoffers zijn door niets gebonden, ze hebben geen gemeenschappelijk kenmerk. Het zijn mensen die toevallig aanwezig zijn in centra waar alle mogelijke volken, rassen, klassen en religies door elkaar lopen.
De misdadigers die de aanslagen plegen zijn totaal niet geïnteresseerd in de mensen die ze vermoorden. In naam van Allah laten ze bommen ontploffen in volle moskeeën. Wie ze doden interesseert hen niet. Ze zijn alleen geïnteresseerd in lijken. Zoveel mogelijk lijken. Opzien baren in de nieuwsberichten. Afgrijzen teweegbrengen.
Dit is de meest ultieme vorm van misdadigheid.
Raar is hij die hierom God of het geloof een kwaad hart toedraagt.
Want IS en Al Qaida hebben net zoveel met godsdienst te maken als Robespierre met de Verlichting, net zoveel als de grootinquisiteur van Toledo met Jezus Christus.

Achillespees
Dit is pure misdadigheid, die leeft bij de gratie van het bekend maken ervan.
En ik bedoel dit niet onvriendelijk naar de pers toe: die moet gewoon haar werk doen en informeren. Maar moeten wij nu echt alle spectaculaire details kennen? Laat dat voor de bevoegde instanties en voor de geschiedenis.
Wij hoeven dat allemaal niet in detail te zien en te weten.
Tref de terroristen door hen minder in beeld te brengen, hen minder “en-vedette” te stellen.
Dit is natuurlijk ook geen pleidooi voor censuur, wel voor meer verantwoordelijk omgaan met deze ijselijkste vorm van terreur, die helemaal leeft van het bekendmaken ervan. Zwijg hen dood en ze bestaan niet meer. Maar hen doodzwijgen kan gewoon niet. We zullen er toch iets op moeten vinden . . .

Heilzame barst – Allerheiligen
ma 04 november '19

Vrijdag 1 november 2019 – Allerheiligen (jaar C)

Op Allerheiligen vieren wij het feest van alle mensen die op een heel eigen maar ook heel radicale manier Jezus hebben nagevolgd in hun leven. Mensen van wie wij zeker kunnen zijn dat zij hun doel bereikten en nu leven bij God.
En daardoor werden ze een voorbeeld voor alle christenen.
Maar hun navolgen van Christus was zo strikt persoonlijk, individueel en uniek dat wij hen niet moeten proberen te kopiëren. Zij moeten ons alleen maar “goesting” doen krijgen om op onze eigen, persoonlijke manier ons geloof radicaler te beleven.
Een kleine jongen kan gefascineerd opkijken naar voetballers als Ronaldo.
Maar als hij zelf een groot voetballer wil worden, moet hij zijn eigen weg vinden. Hij mag niet proberen een kopie, een doorslag van Ronaldo te worden, want dan wordt het niets. Straks komen we daar nog op terug.

Gedenken
Nu eerst iets anders. Mét de jaren hebben wij, de gewone mensen in de Kerk, van Allerheiligen een opstapje gemaakt naar Allerzielen. En gedenken wij twee dagen lang onze eigen dierbaren die overleden zijn. Er zijn weinigen van ons op Allerheiligen nog bezig met de heiligen die officieel door de Kerk als voorbeeld zijn aangewezen. O.K., dat is dan maar zo. “Vox populi, vox Dei”, “de stem van het volk is de stem van God”.
Maar laat ons dan misschien ook eens even kijken naar dat “gedenken” van onze overledenen. Wat bedoelen wij eigenlijk met dat “gedenken?”
Gedenken wij hen zoals wij feiten en gebeurtenissen gedenken die ooit hebben plaatsgevonden, maar die nu zijn afgesloten en alleen nog leven in onze herinnering? Of geloven wij dat onze dierbaren ook echt verder leven, niet alleen in onze herinnering, niet alleen “in ons hart”, maar echt?

Bewust
Christenen geloven in leven na de dood.
In het centrum van ons geloof staat de Verrijzenis van Christus.
Wij geloven dat Jezus, gekruisigd en begraven, leeft bij God. En dat als gevolg van zijn leven, dood en verrijzenis, allen die zich zoals hij openstellen voor de liefde van de Vader, mét hem de dood zullen overwinnen en leven.
Hoe dat leven na de dood eruit ziet weten wij niet. Wij vermoeden dat het een totaal andere wijze van leven zal zijn. Maar hoe het precies zal zijn weten we niet. Wel, dat het een bewust verder leven zal zijn.
De oosterse idee van opgenomen worden in het Al, opgaan in God, zoals een druppel in een oceaan, is heel mooi op het eerste gezicht. Maar een druppel verdwijnt in de zee, lost erin op, houdt op met te bestaan. Terwijl wij geloven dat ons bewustzijn op de een of ander manier verder leeft.
Maar hoe, dat moeten wij helemaal overlaten aan Gods vindingrijkheid. Wij kunnen ons daar zo goed als niets bij voorstellen.

Braaf
Misschien kunnen wij nu toch even teruggaan naar de heiligen die wij vandaag geacht worden te vieren: de mensen die door de Kerk officieel zijn bevestigd als christenen die het geloof op eminente manier hebben beleefd en belichaamd. En die daardoor terecht zijn bij God en een voorbeeld werden voor ons allen. De officiële heiligen dus. De heiligen waar wij kaarsjes voor branden, de heiligen die geacht worden onze “voorsprekers” te zijn en waar nogal wat katholieken al eeuwenlang soms op een meer vertrouwensvolle manier mee omgaan dan met God en met Jezus.
Want God is tenslotte . . . God, en heiligen zijn mensen zoals wij. En dat is juist.
Maar precies dat laatste vergeten wij in de praktijk nogal eens. Wij zetten hen letterlijk en figuurlijk op een piëdestal.
Vandaar dat wij verwonderd opkijken als paus Franciscus (en hij doet dat voortdurend) iedere christen oproept tot heiligheid.
Heilig-zijn lijkt wel heel erg ver van ons bed. Omdat in ons christelijk onderbewustzijn de idee heeft postgevat dat heiligen ook in het echt een soort plaasteren beelden waren, mensen die een stuitende braafheid ten toon spreidden.

The crack
Maar dat is niet zo. Juist de grootste heiligen blijken in werkelijkheid vaak nukkige, dwarsliggende naturen geweest te zijn, met een moeilijk karakter.
Mensen die vaak ook hun hele leven last hadden van de hartstochten die in hen leefden, net zo goed als in ons.
Ze zijn zoals wij. Niets menselijks is hen vreemd.
Maar zij hebben zich wel radicaal opengesteld voor Gods liefde. Zich zodanig voor Hem opengesteld dat Gods liefde meer en meer in hen gestalte kreeg. Van hen uit naar buiten kwam. Onze gebreken moeten ons dus niet afschrikken.
Soms lijkt het er zelfs op dat juist onze gebrokenheid en onze onmacht de ontmoeting met God mogelijk maakt. Dat juist in onze zwakheid en via onze kwetsuren, God bij ons kan binnenkomen.
Omdat juist onze wonden, ons pantser verzwakken. En alleen als ons schild van zelfbehoud barsten vertoont, er plaats is voor overgave. Alleen als er een barst komt ik hét pantser dat wij jarenlang als een monsterlijk koraalrif om ons heen bouwen, kan God binnenkomen. Heiligen gaan vaak heel anders leven na een ernstige ziekte, volledige ontreddering of groot verdriet. Juist in onze grootste ellende vindt de Genade vaak zijn weg. “There is a crack in everything”, zingt Leonard Cohen, “that’s how the light gets in”. In alles komt wel ergens ooit een barst, en juist daardoor komt het licht binnen.

Rationalisme voldoet niet
ma 28 oktober '19

Zondag 27 oktober 2019, dertigste zondag door het jaar (jaar C)

Een tijdje geleden was ik in het ziekenhuis op bezoek bij iemand die ik niet kende, maar die wel in één van onze parochies woont.
Nadat wij tot ons wederzijds ongenoegen hadden vastgesteld dat hij antikatholiek was en ik pastoor, opende hij meteen het gesprek met een belangrijke mededeling. Ik vernam dat al de mensen die niet deugen op zondag in de kerk zitten. Normaal zeg ik dan: heeft uw grootmoeder dat helemaal alleen gevonden? Maar ik bedacht nog net op tijd dat je niet op ziekenbezoek gaat om een potje ruzie te maken met een patiënt.
Maar inderdaad, vroeger, 50, 60 jaar geleden werd dat nogal eens gezegd. En in zekere zin terecht, gewoon omdat iedereen toen in de kerk zat. Omdat zowat iedereen katholiek was, had de kerk een enorm aanzien en een sterke aantrekkingskracht. En was de zondagsmis de place to be als je zelf ook “iemand wilde zijn” in de gemeenschap. En dat maakte natuurlijk dat ook minder nobele heerschappen zich vromer voordeden dan ze waren. Farizeeërs noemde men hen. En mensen die het geloof niet erg genegen zijn hebben soms weinig moeite om die titel te plakken op elke kerkganger. Ook nu nog.
Diezelfde onvriendelijke generalisering werd vroeger ook toegepast op de echte farizeeërs. Het woord is daardoor een begrip geworden. Terwijl de echte farizeeërs in Jezus’ tijd doorgaans juist heel voortreffelijke mensen waren die voorbeeldig leefden.

Zelfvoldaan
Jezus heeft dan ook niets tegen hun manier van leven, maar wel tegen de houding die sommige voortreffelijk levende mensen soms aannemen tegenover God. Ook wij. Een houding die getuigt van een zekere zelfvoldaanheid, van een nogal opgetogen zijn over jezelf. Je zegt het dan wel niet op de manier van de farizeeër in het verhaal, lachwekkend en stuitend tegelijk. Maar ondertussen zit je wel fijntjes te denken dat God blij mag zijn dat Hij je heeft.
De enige houding echter die passend is als je voor God staat, is er een van volstrekte nederigheid. En je moet daar echt niet veel moeite voor doen.
Als je bidt en je beseft dat je voor God staat, als het echt tot je doordringt wie het is die je voor je hebt, dan zal elke neiging om op te scheppen over de eigen kwaliteiten je helemaal vergaan.
Sterker nog, als je, staande voor God, meent jezelf te moeten aanprijzen, dan is dat een duidelijk bewijs dat je totaal niet beseft wie God is. Omdat je Hem dan behandelt als een chef-de-bureau, bij wie je een wit voetje wil halen. Een nog grotere onwetendheid in de zaken van God is nauwelijks denkbaar. God kent ons beter dan wij onszelf kennen. Hij moet niet overtuigd worden van onze verdiensten en kwaliteiten. Hij kent die. Maar Hij wil ons juist helpen met al het andere.
Graag was ik vandaag ook nog even teruggekomen op die wonderen en mirakelen, waar we het vorige week over gehad hebben.
De verrijzenis van Christus is de kern van ons geloof.
Welnu, de verrijzenis van iemand die dood was, is in ieder geval iets wat wij met ons verstand en onze wetenschap niet kunnen bevestigen of zelfs maar begrijpen. Integendeel, ons verstand zal dat eerder willen ontkennen.
Wanneer christenen niettemin toch geloven in de Verrijzenis, dan wil dat zeggen dat zij geloven, en af en toe ook ervaren, dat het leven een diepte, een dimensie (of hoe je het ook wil noemen) heeft waar wij met ons verstand niet kunnen in doordringen. Waar ons verstand zelfs geen weet van heeft en waarvan het het bestaan spontaan wil negeren.
Maar eens dat je gelooft in Jezus’ verrijzenis, is het logisch dat je ook minder moeite hebt met andere uitingen van die geheimzinnige diepte van de werkelijkheid, die aan rationele verklaringen ontsnapt. Dat je minder moeite hebt met wonderen die regelmatig gerapporteerd worden in de Bijbel, maar ook in onze tijd.

Bevooroordeeld
Maar als er dan zo’n wonder gemeld wordt, zoals onlangs nog met dat ophefmakende Eucharistisch mirakel in Polen, dan krijg je heel merkwaardige reacties. En daar is het mij vandaag om te doen. Niet om hier te bevestigen of te ontkennen dat “het echt is of niet”. Dat weet ik niet, daarvoor moeten wij wachten op verder onderzoek. Maar wat mij vandaag speciaal fascineert zijn de reacties op zo’n bericht.
Gelovigen reageren daar geïnteresseerd en nieuwsgierig op, eerbiedig ook en met bepaalde verwachtingen. Maar toch ook met een zekere reserve: geknoei en gefoefel kan nooit op voorhand uitgesloten worden. (Denk aan de vele “wenende madonna’s”).
De echt angstige reacties komen uitgerekend vanuit de rationele, wetenschappelijke hoek. Niet van elke wetenschapper natuurlijk. Er zijn wetenschappers die onbevooroordeeld de fenomenen onderzoeken. Maar er zijn er ook heel wat die, ondanks de uitdrukkelijke vraag van de Kerk, de fenomenen zelfs niet willen onderzoeken: het KAN en het MAG immers niet waar zijn. Het MOET bedrog zijn.
En dat is grappig. Want als morgen blijkt dat het gaat om bedrog, dan vind ik dat als katholiek jammer, maar dat doet niets af aan mijn geloof. Maar als een rationalist morgen niet anders kan dan aannemen dat er nog wat anders bestaat dan datgene wat zijn verstand kan begrijpen, dan stort zijn wereld in.
En dat is dan tragisch en komisch tegelijk.
Want zij zeggen altijd dat gelovigen angstige mensen zijn.

Hopen op een wonder
di 22 oktober '19

Zondag 20 oktober 2019, negenentwintigste zondag door het jaar (jaar C)

In het evangelie van vandaag worden weer twee markante figuren tegenover elkaar geplaatst. Aan de ene kant een erg cynische rechter, die het niet direct als zijn roeping ziet om de mensen op een eerlijke manier recht te verschaffen. En aan de andere kant een weduwe, die zich door de nukkigheid van de rechter niet uit het veld laat slaan. En die blijft aandringen, net zolang tot ze gehoord en in het gelijk gesteld wordt.
Die twee figuren en hun verhaal zijn alleen maar decor. Wat Jezus ons duidelijk wil maken is dat als wij een gerechtvaardigd verlangen hebben, dat wij dat dan in gebed voor God moeten brengen. En dat wij, zoals de weduwe in het verhaal, ons niet uit het veld mogen laten slaan als ons gebed niet onmiddellijk verhoord wordt. Dat wij moeten blijven aandringen, te pas en te onpas.
Dat wij . . . geduld moeten hebben met God en niet opgeven. Dat wij de hemel moeten blijven bestormen, net zolang tot we verhoord worden.

Oplossing?
Impliciet zegt Jezus hier dat we altijd verhoord worden. Misschien op een heel andere manier dan we hadden gedacht of gehoopt, maar dat we hoe dan ook verhoord worden. Als we tenminste blijven bidden.
En dat is dan meteen ook het klassieke antwoord op de vraag: hoe komt het dan dat wij zo vaak de indruk hebben dat ons vragen, ons smeken zelfs, vaak niet verhoord wordt? Het antwoord is: God verhoort ons altijd, maar dan wel op zijn manier, op de manier die Hij het best vindt voor ons. Dat is het klassieke antwoord. En dat doet natuurlijk erg denken aan wat we tijdens onze opvoeding zo vaak te horen kregen: “Papa en mama weten het best wat goed voor je is”. En dus voldoet dat antwoord ons ook niet echt. Wij zijn ondertussen volwassen mensen geworden en echt voldaan zijn we pas als op een concrete vraag, een concreet antwoord komt. En dus zijn de theologen zich ernstig met dit probleem gaan bezighouden en ze zijn in onze tijd met de volgende oplossing gekomen.
God, zeggen ze, verandert niet de wereld, maar Hij verandert mensen.
En mensen veranderen de wereld.

Focus verleggen
Daar steekt ongetwijfeld waarheid in.
Geen enkele mens die bidt zal dit ontkennen. Heel vaak gaat ons probleem, wanneer wij bidden, zich oplossen doordat wij er heel anders naar beginnen te kijken. Of, eveneens als gevolg van ons gebed, wij zelf wegen gaan vinden om het probleem op te lossen.
Strikt genomen heeft God dan de werkelijkheid, de situatie niet veranderd en toch is het probleem verdwenen.
Om nu zeker niet de indruk te wekken dat gebed je slimmer of handiger maakt, je vaardigheden aanscherpt, je meer bekwaam maakt om moeilijkheden aan te kunnen, wil ik er onmiddellijk bij vertellen dat dit niet zo is. Wat gebed wel doet, is je kijk op de situatie veranderen.
Hoe échter je gebed, hoe dichter je bij God komt en hoe meer je “besmet” raakt door de liefde die van God uitgaat. En dat gaat dan weer maken dat je de focus verlegt, weg van jezelf.
Terwijl je bidt, ga je jezelf minder en minder zien als het centrum van de kosmos, waardoor je ook objectiever kunt kijken naar het probleem.
En daardoor alleen al kun je dichter bij een oplossing komen.

Ervaren
Wij mogen dat element zeker niet onderschatten. Wij hebben immers nogal wat problemen die veroorzaakt, in stand gehouden of versterkt worden doordat wij zowat alles in verband brengen met ons eigen heilige “Ik”. Wanneer wij dat “Ik” wat kunnen relativeren, klaart al veel op.
Maar bidden en het gevolg ervan is natuurlijk meer dan een psychologische truc.
Wanneer wij bidden, gaan wij ongewapend voor God staan. Dan stellen wij ons helemaal open voor wat Hij ons te zeggen heeft. En wij geloven dat God dan ook werkelijk spreekt in ons hart. Ook al weten wij dat onze psyche ingewikkeld werkt en soms spelletjes met ons speelt. Maar hoe échter ons gebed, hoe dichter wij bij God komen, hoe meer wij zullen ervaren dat Hij er is, dat Hij ons draagt en dat Hij soms ook echt tot ons spreekt.

God inperken
Aan dit alles wil ik echter nog iets toevoegen.
Vele hedendaagse theologen vatten alles, zoals gezegd, samen met de slogan: “God verandert de wereld niet. God verandert de mensen en mensen veranderen de wereld”. En dat is natuurlijk waar, dat probeerde ik zojuist ook onder woorden te brengen. Maar het is niet volledig. De theologen die zich daarachter verschansen, willen God eigenlijk inperken. God mag alleen maar ingrijpen in ons hoofd. Maar niet fysiek. Geen wonderen of mirakelen dus.
Ik vind dat kinderachtig. Wij beweren voortdurend dat God ons volledig overstijgt, dat wij Hem nooit helemaal met onze rede kunnen vatten.
Maar als het gaat over zijn ingrijpen in ons leven, zullen wij eens gaan vertellen wat Hij mag en kan en wat niet. Is dat niet een beetje zielig? Want wat is dat anders dan God in ons beperkte kader willen wringen?
Geloven in de mogelijkheid van een wonderbaarlijk ingrijpen van God behoort wezenlijk tot ons geloof. Ook fysiek ingrijpen.
Hou dus elke mogelijkheid open. Blijf bidden.
En blijf vertrouwensvol uitkijken naar wat Hij gaat doen.

Over (on)dankbaarheid
ma 14 oktober '19

Zondag 13 oktober 2019, achtentwintigste zondag door het jaar (jaar C)

In het evangelie over de genezing van tien melaatsen lijkt het vooral te gaan over een verbazingwekkende machtsdaad van Jezus. Over een spectaculaire genezing van tien afschuwelijk verminkte en ongeneeslijk zieke mensen.
En dat is natuurlijk ook zo. Maar de pointe van het verhaal ligt elders.
Eigenlijk is het een verhaal over dankbaarheid en ondankbaarheid. Een verhaal over hoe vaak wij alle redenen hebben om dankbaar te zijn en hoe dikwijls wij het vertikken om dankbaarheid te tonen. Niet het minst omdat wij de goedheid die ons betoond wordt vanzelfsprekend vinden. Omdat wij er ons soms niet eens echt van bewust zijn dat er reden is om erkentelijk te zijn.
Of zelfs omdat wij het vernederend vinden om dankbaar en erkentelijk te zijn. Omdat wij menen dat wij daardoor erkennen dat wij anderen nodig hebben en wij dat geen fijn gevoel vinden.

Wanhoop
Heel anders is het met ons gesteld op het moment dat we noodgedwongen op anderen aangewezen zijn. Als wij dringend geholpen moeten worden. Momenten waarop onze toekomst helemaal afgesneden is, als we geen licht meer zien, geen enkele hoop meer hebben dat wij onszelf nog kunnen redden.
Op zo’n moment is alle hulp welkom. In zo’n situatie ga je niet meer zorgvuldig afwegen of het wel de gepaste hulp is en of de hulpverlener wel de aangewezen persoon is.
In een dergelijke situatie van wanhoop schreeuw je gewoon om hulp en is elk verlossend gebaar welkom, om het even van wie het komt.
Geloofden de melaatsen in Jezus? Geloofden ze in God? Dat heeft in de gegeven situatie weinig belang. Ze waren wanhopig. En ze hadden gehoord dat Jezus geweldige dingen deed. En dat was genoeg om elk ongeloof, elk mogelijk vooroordeel, om elke reserve opzij te zetten.
Mensen die zweren bij de traditionele, de klassieke geneeskunde komen soms in zo’n situatie terecht. De dokter kan geen enkele hoop meer geven, de wetenschap is aan het eind van haar latijn. En dan zie je soms hoe zo’n mensen zich, tegen hun eigen overtuigingen in, toch wenden tot alternatieve geneeswijzen. “Baat het niet, dan schaadt het niet”. En wie zou hun daarbij ongelijk durven geven?

Erg
Als mensen wanhopig zijn, als ze hevige pijnen lijden, als ze angst hebben om te sterven, dan grijpen ze wanhopig naar elke mogelijkheid van hulp.
Als de paniek toeslaat, maakt het absoluut niet meer uit wie mij helpt en hoe ik geholpen wordt, áls ik maar geholpen wordt. En dat is heel normaal en menselijk en helemaal niet erg. Erg wordt het pas als, nadat het gevaar geweken is of de ziekte overwonnen, ik terug doe alsof het allemaal niets bijzonders is, of ik eigenlijk alles alleen maar aan mijzelf te danken heb. Als ik, na geholpen of zelfs echt gered te zijn, het helemaal niet nodig vind om merci te zeggen. Omdat ik dankbaar zijn, vernederend vind, mij daar te groot voor voel. Erg is dat. Erg, niet alleen omdat ik mij daardoor van mijn ongecultiveerde kant laat zien. Maar erg, vooral omdat daardoor goede en hulp biedende mensen kunnen dichtklappen en besluiten in ’t vervolg twee keer na te denken alvorens iemand nog te helpen.

Dankbaar
Zusters en broers, omwille van de lezing van vandaag had ik het over extreme vormen van ondankbaarheid. Maar je kan de kwestie ook helemaal anders benaderen. En eens rustig nagaan bij jezelf hoe ongelooflijk veel redenen wij hebben om dankbaar in het leven te staan. Gewoon omdat het leven, ondanks alles, mooi en levenswaard is.
Er is zoveel schoonheid en vreugde in het leven, er zijn zoveel redenen om dankbaar te zijn. Er is zeker, wie zou het ontkennen, de neiging om God vooral te zien als een praatpaal aan wie wij onze nood kwijtraken.
Maar soms zeggen mensen ook dat ze blij zijn dat er een God is omdat ze anders met hun vreugde en hun dankbaarheid geen blijf zouden weten. Denk aan een van de grootste wonderen die een mens kan meemaken: de geboorte van een kindje. Je wordt gewoon overrompeld door gevoelens van geluk, je zou de hele wereld willen omhelzen. En je bent God of het leven of desnoods de kosmos oneindig erkentelijk, want je weet heel zeker: ik zit hier biologisch wel voor iets tussen, maar het is wezenlijk een geschenk. Dit heb ik niet zelf gepresteerd. Misschien zelfs niet eens verdiend.

Gelukkig
Maar ook in minder extatische momenten kunnen die gevoelens opborrelen.
Op een dag zit je gewoon in de wagen, de zon schijnt, de radio staat aan, het werk zit erop. En ineens is er die verwondering, die dankbaarheid ook. Gewoon al omdat er zoiets als een wagen en een radio bestaat. Herken je dat? Dankbaar omdat de zon schijnt, omdat er liedjes zijn, en zangers en goed onderhouden wegen.
Dat is allemaal niet aan mij te danken en toch mag ik ervan genieten . . .
Dankbaar ook omdat er een beenhouwer is (ik moet dus zelf niet op jacht) en een bakker die ervoor zorgt dat er straks brood is en taart. En goeie buren.
En mijn hond. Goddank, dat ik vrienden heb en familie. En een huis en een bed. En zo kan je eindeloos doorgaan. Misschien is dat wel de voornaamste weg naar gelukkig zijn. Af en toe rustig nagaan hoeveel redenen je hebt om dankbaar te zijn. Beseffen dat bijna alles wat je gelukkig maakt niet van jezelf komt, maar van anderen. Als een geschenk.
En dat beseffen maakt je nog meer dankbaar. En gelukkig.

Geloven leert zien
ma 07 oktober '19

Zondag 6 oktober 2019, zevenentwintigste zondag door het jaar (jaar C)

“Als je maar genoeg geloof had”, zegt Jezus, “dan zou je tot die moerbeiboom zeggen: ‘Plant je in zee’, en hij zou het doen”.
Heeft geloof dan toch iets met magie te maken? En is iemand die heel sterk gelooft – een heilige zeg maar – een soort Harry Potter, iemand die kan toveren? Laten we niet te vlug zijn met ons antwoord op die vraag.
Wat we in ieder geval meteen al kunnen zeggen, is dat Jezus duidelijk een enorme kracht toekent aan het geloof. En dan meer bepaald aan religieus geloof. Want dat geloof binnen het gewone dagelijkse leven, geloof in een project of geloof in jezelf, je al een heel eind vooruit helpt, is voor iedereen duidelijk. Maar geldt dit ook voor religieus geloof? Wat is trouwens “religieus”?

Diepte
Laten we eens kijken naar wat we bedoelen met een “religieuze ervaring”.
Het is een eerder zeldzame en ook kostbare ervaring, maar ik denk dat ieder van ons dat al minstens één keer in zijn leven heeft meegemaakt.
Ineens en meestal totaal onverwacht, is het er. Het lijkt erop of je ogen ineens met een klik op scherp worden gesteld. Heel de omringende werkelijkheid verandert. Eigenlijk verandert ze helemaal niet. Maar je ziet ze anders.
Ineens blijkt ze een diepte en een samenhang te bezitten die je voorheen niet eens vermoedde.
Het gras is groener, de ingeademde lucht opwindender en zelfs je ergste vijand blijkt één grote schreeuw naar liefde en genegenheid te zijn. Eén klein momentje heb je een volmaakt inzicht in alles. Alles hangt ook samen. Alles is één. En je bent volmaakt gelukkig. Eén klein momentje slechts heeft het geduurd en daarna ben je terug in de “gewone werkelijkheid”. Maar je weet heel zeker dat je heel even de echte werkelijkheid hebt gezien.

Samenhang
Zo’n religieuze ervaring is niet het gevolg van het geloof. Ook mensen die helemaal niet religieus zijn, doen soms zo’n ervaring op. Maar zo’n ervaring is wel vaak de oorzaak van geloof. Een uitnodiging tot verdieping.
Rationeel denken en wetenschap hebben ons leven met oneindig veel goeie dingen verrijkt. Maar terwijl ze de wereld in kaart brachten, hebben ze ook diezelfde wereld haar diepte ontnomen.
Alles lijkt een beetje dichtgeslibd en grijs geworden.
En terwijl de massa steeds meer onverschillig wordt t.a.v. geloof, wordt datzelfde geloof door velen herontdekt als de deur naar de echte werkelijkheid, achter de zichtbare en bestudeerbare werkelijkheid.
En dat is dan het eerste domein waar de kracht van het geloof zich laat kennen. In het vermogen namelijk om door te dringen in de diepte van de ons omringende werkelijkheid, door te dringen in het mysterie achter wat zichtbaar is. Om iets beginnen te vermoeden van de samenhang en de betekenis van de dingen die, wetenschappelijk gezien, geen enkele samenhang of betekenis hebben.

Vrijheid
Maar daarnaast laat geloof ons ook (en vooral) de waarheid over onszelf zien. Geloof stelt ons in staat en geeft ons de moed om naar onszelf te kijken zoals we werkelijk zijn. Inderdaad: de moed.
Want wat je te zien krijgt als je met de ogen van het geloof naar jezelf durft kijken, is niet prettig. En daarvoor heb je Gods hulp meer dan nodig.
Want je ziet dan met een ontstellende klaarheid, dat je vermeende vrijheid in werkelijkheid afhankelijkheid is. En je vermeende waarheid, waar je prat op gaat, een leugen.
Je ziet dat vrij worden niet betekent: vrij zijn om alles te doen wat je wil, vrij zijn van belemmeringen, vrij zijn van wetten en regels, vrij van mensen, vrij van God. Maar dat echt vrij worden betekent: loskomen van jezelf, van je nukken en grillen, van je onverzadigbare verlangens. Vrij worden van de leugen dat alles in de wereld alleen maar om mijzelf draait. (Bonhoeffer).
Alle grote christelijke meesters wijzen in dezelfde richting. Vrijheid betekent: jezelf in de hand hebben. En dat is precies het tegenovergestelde van de populaire opvatting over vrijheid, namelijk: jezelf altijd maar “involgen”.
Elke goesting, elke bevlieging, elke drang involgen.
Want dat is, zo leert je het geloof, juist slaaf zijn. Slaaf zijn van jezelf.
Echt vrij ben je pas als je die dingen onder controle hebt.

Meester
Vrij ben je pas als je meester bent over jezelf. Als je bijvoorbeeld je mondmitraillette in toom kan houden, als je opkomende driftbuien in het gareel kan houden, en je meester blijft over je misplaatste neigingen (gulzigheid, jaloezie, geldingsdrang enz.). Als je daar meester over blijft, dan ben je vrij. En juist niet als je aan die dingen toegeeft. Dan ben je slaaf.
Dat zijn de twee voornaamste dingen die het geloof je leert. Kijken doorheen de oppervlakte en de schijn. Oog krijgen voor de diepte van de ons omringende werkelijkheid en kijken naar onszelf zoals we werkelijk zijn.
“Als je dat doet”, zegt Jezus, “dan gebeuren er onvoorstelbare dingen”. Dan kan je tot die moerbeiboom zeggen: “Plant je in zee”. En hij zal het doen.

Pagina's