Nieuws uit de parochie
Het ondraaglijk complimentma 28 januari '19
Zondag 27 januari 2019, 3de zondag door het jaar (jaar C)
Vorige week vertelde het verhaal van de bruiloft in Kana ons dat God liefde is en dat Hij onnoemelijk veel van ons houdt. En dat zijn liefde geen positieve welwillendheid is maar een dynamisch gebeuren. Dat Hij niet van ons houdt zoals een instemmend toekijkende opa die zelf ook content en gelukkig is als het jonge volkje het goed maakt. Maar dat Hij actief wil ingrijpen om van ons leven een feest te maken, een bruiloftsfeest met wijn en vreugde in overvloed.
Maar we zijn toen wel geëindigd met te stellen dat we begrip kunnen opbrengen voor mensen die het moeilijk hebben om dat te geloven.
Want vanzelfsprekend is die gedachte in ieder geval niet.
Tegenspraak
Als wij God de Schepper noemen van alles wat bestaat, dan valt die schepping op het eerste gezicht toch moeilijk in overeenstemming te brengen met de idee dat God pure liefde is. Want als God “alleen maar” liefde is, dan zou je toch mogen veronderstellen dat Hij een wereld zou maken die ideaal is. Een wereld zonder pijn en afzien, een wereld zonder haat en ziekte en dood. Maar zo is het duidelijk niet. Er is de vaak adembenemende pracht van de natuur, er zijn de intrigerende diepten en geheimen van het leven en de raadselachtige schoonheid van de menselijke liefde. Er is de bijna onstuitbare kracht van de menselijke geest, die zich overal doorheen boort. En er is de hoop, het geloof en het verlangen dat in ons leeft en dat maakt dat wij bergen kunnen verzetten.
Maar dat is de mooie kant van de schepping.
Daarnaast is er ook nog wat anders.
De natuur kan liefelijk, mooi en aangenaam zijn, maar evengoed slaan aardbevingen en tsunami’s ongenadig toe en vegen ze tienduizenden onschuldige mensen en dieren van de aardbodem. Epidemieën roeien een ganse bevolking uit. Er zijn misoogsten en overstromingen. Mensen komen om van honger en dorst en kinderen krijgen kanker. Het kost dan toch wel moeite om hierin de hand van een liefdevolle God te zien. En toch beweren wij christenen dat die liefdevolle God er wel degelijk is en zich ook laat voelen in ons leven. Soms, in bepaalde, kostbare momenten ervaren wij Hem. En onze ervaring wordt bevestigd door een indrukwekkend aantal getuigen uit alle tijden en culturen.
Oerervaring
Maar hoe kan je die twee nu rijmen?
Misschien komen wij al een eind dichter bij een uitweg uit dit dilemma als wij de mythische opvatting laten varen dat een liefdevolle God ook een ideale, perfecte en liefdevolle wereld moet scheppen. Want wij weten dat niet en het strookt in ieder geval ook niet met wat wij vaststellen. Laten we dus terugkeren naar de oerervaring in het joodse en het christelijke denken. En die oerervaring is er een van gered-zijn. De Joden hebben God ervaren als diegene die hen gered heeft uit het slavenhuis van Egypte. En de eerste christenen hadden precies dezelfde ervaring van gered-zijn door Christus, die genoemd werd de Redder van de wereld, de Verlosser van de mens. Een groot theoloog beschreef de stemming onder de eerste christenen met “a tremendous sense of salvation”: een ongelooflijk gevoel van gered-zijn.
Die ervaring van gered-zijn door een oneindig liefdevolle God is de oerervaring.
Redenering achteraf
Pas later is men gaan redeneren: die God die ons gered heeft en zoveel van ons houdt, die is zo onvoorstelbaar machtig, die moet wel de Schepper zijn van alles wat bestaat. De kernervaring in de joods-christelijke beleving is dus niet die van een God die alles geschapen heeft, maar een God die van ons houdt en ons ook reddend nabij is als wij ons voor Hem openstellen. Dat is de christelijke oerervaring. Wij ervaren dus God niet allereerst als Schepper. Dát is het resultaat van geredeneer achteraf. Ik ken overtuigde christenen die de opvatting dat God Schepper van hemel en aarde is, volkomen onbelangrijk vinden. Voor hen hoeft dat niet eens zo te zijn. Ze zeggen dat God zich laat kennen als een liefdevolle Kracht die doordringt in de schepping, maar dat Hij ook de Schepper zou zijn, is voor hen niet relevant. Een nogal ongewone en onverwachte visie binnen het christendom, maar daarom zo gek nog niet.
In ieder geval is het zo, dat wij duidelijk geworpen zijn in een onaffe wereld.
Dat de wereld dus zeker niet perfect en ideaal in elkaar steekt.
Wij hebben het daar moeilijk mee, maar het is nu eenmaal zo. Dat God, als Hij liefde is, ook een volmaakte wereld en volmaakte mensen moet scheppen is een menselijke fantasie. Dat hoeft helemaal niet zo te zijn.
Verantwoordelijkheid
Christenen zijn met de tijd meer en meer gaan begrijpen dat de liefdevolle Kracht die wij God noemen ons wil stimuleren om van deze onaffe wereld een paradijs te maken. Hij lokt en roept en zweept ons op om met hart en ziel, met wilskracht en verstand de schepping te vervolmaken. Hij wil de scheppingskracht die in ons is steeds verder activeren. Sommigen noemen dat het “ondraaglijk compliment”. God wil ons van schepselen immers tot scheppers maken. Een onvoorstelbare eer die Hij ons brengt maar tegelijk een drukkende verantwoordelijkheid, een ondraaglijk compliment.
God gelooft in ons.
Water wordt wijndi 22 januari '19
Zondag 20 januari 2019, 2de zondag door het jaar (jaar C)
Ik heb geen Grieks-Latijnse humaniora gevolgd en ik heb dat altijd als een leemte en een gemis ervaren. Want daardoor is er veel kennis over de cultuur van Grieken en Romeinen aan mij voorbijgegaan. Wat ik wel begrepen heb is dat de klassieke goden een nogal cynisch allegaartje waren. Ze kenden dezelfde hartstochten als de mensen. D.w.z. dat het kon gebeuren dat ze je hielpen als het hun goed uitkwam. Maar even zo vrolijk konden ze je een ferme loer draaien en dan had je ze veel beter niet aangeroepen. Laat het nu precies op dit vlak zijn dat zich het “blije” van de christelijke “Blijde Boodschap” situeert. Op het vlak namelijk van onze persoonlijke verhouding met God. “Blijde Boodschap” is geen begrip ontleend aan een of andere heilsleer, het slaat niet op een of andere extatische toekomstverwachting: dat ooit iedereen op deze wereld vast werk en eten zal hebben. Of dat er nergens meer oorlog zal zijn en kanker definitief overwonnen.
Nabije God
“Blijde Boodschap” gaat erover dat God, om te beginnen, wel degelijk bestaat.
En dat Hij onnoemelijk veel van ons houdt. Dat Hij geen verre, onbereikbare God is, maar dat Hij ons integendeel onvoorstelbaar nabij is, ons beter kent dan wij onszelf kennen. In ons diepste binnenste aanwezig is. Het is belangrijk om te zien dat die liefde van God fel, actief en opwindend is. Het is niet het soort tevreden toekijken van een opa die het leuk vindt dat het jonge volkje het naar zijn zin heeft. Het is de liefde van een God die op ons betrokken is en die leven in ons leven wil brengen. Die zo sterk van ons houdt dat Hij ons leven tot een bruiloftsfeest wil maken. Want dat is het wat het verhaal van de Bruiloft in Kana ons wil vertellen. De echte Bruidegom is God. God, die met ons wil huwen. Met ons, met zijn mensen, zijn Kerk, met ieder van ons afzonderlijk.
God wil een intieme, tedere relatie met ons aangaan. Hij is . . . verliefd op ons.
En Hij wil maken dat het water van ons leven verandert in wijn. Hij wil dat ons leven een feest wordt en onze vreugde volkomen.
Onwennig
Ik weet dat wij, u en ik, ons nogal onwennig voelen bij heel die huwelijksretoriek. “Mag het niet een beetje minder”, hoor ik u al denken.
En, inderdaad, ik heb het zelf ook redelijk moeilijk om mij de Schepper van hemel en aarde voor te stellen als iemand die naar ons kijkt zoals een jongen met ogen van een verliefde otter naar zijn meisje kijkt. En toch is het precies dat wat de evangelist ons wil vertellen. En dus worden wij geacht – ook als dat beeld ons niet zo lekker zit – daar niet te veel van af te pingelen. Want als het ons wat ongewoon in de oren klinkt, kan dat erop wijzen dat wij de Boodschap wat eenzijdig activistisch hebben opgevat. Jezus mag dan wel onze inspiratiebron zijn, Diegene die ons oproept om ons in te zetten voor de wereld, om ons te geven voor de medemens. Maar dan, denken wij, is het natuurlijk aan ons. En hangt alles af van onze inzet en onze overgave, onze bekwaamheid en ons inzicht, onze plannen en onze projecten. Zo zien wij het meestal. Maar dat schijnt toch niet echt de bedoeling te zijn. Wat het evangelie ons vertelt, is dat we dan volop bezig zijn met het aandragen van water. En zorgen voor water is goed en is zeker ook nodig.
Vreugde
Maar God wil van dat water wijn maken. Wijn van vreugde voor onszelf en voor de mensen voor wie wij ons inzetten. Water van onze inzet wordt wijn als wij heel bewust – van het begin tot het einde – God betrekken in alles wat we doen. Als wij God in ons en via ons laten werken. Als wij doen wat Maria van ons vraagt – “doe maar wat Hij u zeggen zal” – dan krijgt alles wat we doen, zelfs de lastigste karwei, ook iets van een feest. Omdat wij dan partner zijn van Hem die voortdurend water in wijn verandert. Dan geeft onze inzet voor anderen ons méér dan alleen maar voldoening omdat we iets goeds doen, dan beleven we er ook intense vreugde aan.
Verantwoorden
Op dit punt gekomen, wordt het natuurlijk wel tijd dat ik mij een beetje ga verantwoorden. Want dat is allemaal gemakkelijk gezegd: God wil ons leven in een feest veranderen. En “God is verliefd op ons”. Maar als je nuchter naar de wereld en naar je eigen leven kijkt dan merk je daar, op het eerste gezicht, niet zoveel van. Als God werkelijk liefde is, als je dat wil geloven, dan is het eerste wat je opvalt als je naar de wereld kijkt: de afwezigheid van God.
Heel de natuur kreunt onder verschrikkingen en rampen die genadeloos toeslaan en waar niemand iets kan aan doen. En in ons eigen leven is er naast vreugde ook ziekte, aftakeling en dood. Waar is God dan?
Dat is een ongelooflijk belangwekkende vraag, waar wij een antwoord moeten op geven als wij willen dat de mensen ons enigszins serieus kunnen nemen.
Ik wil proberen een aanzet te formuleren maar dat kan niet in 3 zinnen.
Come and see next week
Daarom zal ik er volgende week uitgebreid op terugkomen.
Voorlopig zijn we dus gestrand bij een dubbele vaststelling:
1. Het evangelie, ons geloof zegt ons dat God liefde is en dat Hij onnoemelijk veel van ons houdt.
2. Als je nuchter in de wereld en in het leven staat, dringt die gedachte zich meestal niet aan je op en merk je echt wel wat anders.
Hoe moet dat nu?
Een vette kluif voor volgende week.
Moeilijk gaat ookma 14 januari '19
Zondag 13 januari 2019, Doop van de Heer (jaar C)
Wij kijken tegenwoordig anders naar kunst dan tijdens de voorbije eeuwen. Onze waarderingscriteria zijn anders. Kunst moet blijkbaar niet langer mooi of aangenaam zijn of getuigen van talent en vakmanschap. Kunst moet op de eerste plaats “vernieuwend” zijn, “baanbrekend”, “grensverleggend”. En zo komt het dan dat je soms naar een schilderij of een beeldhouwwerk moet kijken waarbij je onmiddellijk voelt dat inderdaad nooit eerder iemand er in slaagde zo iets lelijks op de wereld te zetten. En in die zin is dat natuurlijk “grensverleggend”. Maar dat blijkt dus juist de kracht van het stuk te zijn.
Menswording
Iets dergelijks begon zich ook voor te doen in de verkondiging, al van in de jaren 80 toen ik nog priesteropleiding volgde. Vroeger probeerde de theologie het christelijk geloof inzichtelijk en aanneembaar te maken voor elke nieuwe tijd, voor elke nieuwe generatie met haar eigen vragen, gevoeligheden en problemen. Ineens bleek dat ouwe koek te zijn en hopeloos voorbijgestreefd. Het was plots niet langer zo, dat geloofspunten werden uitgediept en de presentatie en vormgeving ervan werd aangepast aan de tijd: de geloofspunten zelf werden ontleed, gefileerd en uiteindelijk plat geredeneerd en afgevoerd.
Neem nu de goddelijkheid van Christus. Toch een centraal punt in ons geloof. God die zich laat kennen in een mens. Mensen van deze tijd hebben het daar moeilijk mee: ze hebben langer gestudeerd en kijken daar veel rationeler
tegenaan dan de mensen vroeger en ze schrijven zoiets vlugger af als een mythologische voorstelling. Het is echter de taak van de verkondiging om i.p.v. alles te relativeren, de mensen van onze tijd duidelijk te maken dat die menswording, God die zich laat kennen in een mens, helemaal niet zo irrationeel is als het misschien lijkt. We geloven toch ook dat het de bedoeling is dat God steeds meer mens wordt in ons. Dat wij in ons eigen leven God steeds meer gestalte geven, zodat mensen aan ons iets van God beginnen te vermoeden. Waarom zou dat dan niet in 1 mens op volmaakte wijze kunnen gebeurd zijn: een mens, Jezus Christus, die zo totaal openstond voor God dat, in Hem, God werkelijk onder ons kwam.
Kan niet
Hier ligt de taak van theologie en verkondiging. Niet: afkomen met allerlei “slimmigheden” zoals: dat de Joden iedere voortreffelijke Jood “zoon van God” noemden en dat het dus een vergissing is daar méér achter te zoeken. Dat Jezus een geweldige mens was, een bijzondere profeet en een groot leraar.
Maar dat is gewoon onzin. Iemand die van zichzelf zegt: “Wie mij ziet, ziet de Vader”. En “Ik en de Vader, wij zijn één”, die kan onmogelijk een groot leraar zijn. Die is ofwel volslagen gek, ofwel wie Hij zegt te zijn: een tussenweg is niet mogelijk. Bovendien, iemand die de dingen van mij vraagt die Hij van mij vraagt, en voor wie ik allerlei dingen doe en laat omdat Hij het vraagt, moet wel God zijn, want anders ben ik gek als ik Hem volg. Ik bedoel: geen enkele mens – hoe groot en edel ook – moet zulke dingen van mij vragen.
Want mensen – hoe groot ook – vergissen zich. En ik ga niet het gevaar lopen heel mijn leven te vergooien aan een vergissing.
Gemakzucht
Wanneer in onze tijd belangrijke geloofspunten door diegenen die het geloof moeten doorgeven zo sterk gerelativeerd worden dan heeft dat, denk ik, waarschijnlijk meer te maken met gemakzucht dan met kwade trouw. Het bespaart je tenslotte veel hoofdbrekens als je tegen een jongere van vandaag zegt dat Jezus een groot leraar en een geweldige mens was, i.p.v. dat je zo’n jongeren probeert uit te leggen dat Jezus én God, én mens was, op een manier dat ze het vanuit hun jeugdige en hedendaagse ingesteldheid onmiddellijk inzien. Dezelfde neiging om te relativeren uit gemakzucht vinden we natuurlijk ook terug in ons eigen leven. En meer bepaald in de mening dat we ook geen uitslovers moeten zijn. Vorige week had ik het nog over het feit dat velen die zich christenen noemen, het in onze dagen allang goed vinden als ze binnen de grenzen van de wet blijven, als ze geen wetten overtreden. Als ze doen wat wettelijk moet en laten wat wettelijk niet mag.
Uitdaging
Maar Christus vraagt van ons veel meer dan alleen maar dat. Christus vraagt van ons niet dat we fatsoenlijke burgers zouden zijn die braafjes in het gareel lopen en zorgvuldig binnen de lijntjes kleuren. Hij vraagt van ons juist iets buitensporigs: Hij vraagt dat wij volmaakt zouden zijn. Hij eist van ons dat we niet tevreden zouden zijn met brave-burger-spelen. Hij daagt ons uit tot meer, Hij jaagt ons op: je kan het! Ik herinner mij hierbij een beeld van C.S. Lewis.
Het is voor een ei misschien wel moeilijk om in een vogel te veranderen, maar het zou nog heel wat moeilijker zijn te leren vliegen terwijl het een ei blijft.
Wij zijn misschien ook een soort ei. Je kan niet onbeperkt gewoon een fatsoenlijk ei blijven. Als je wil worden zoals je bedoeld bent, moet je uitkomen en vliegen. Of anders bederven. Een compromis is hier niet mogelijk.
Evangelie en verlichtingma 07 januari '19
Zondag 6 januari 2019, Openbaring van de Heer – Driekoningen (jaar C)
Het feest dat wij vandaag vieren en dat in de volksmond gewoon “Driekoningen” heet, wordt in het Oosten met een Grieks woord “Epifanie” genoemd, wat Openbaring betekent. En dat feest wordt daar met evenveel luister gevierd als Kerstmis zelf. Op deze dag herdenken wij dat God zich in Christus aan alle volkeren heeft laten kennen als Brenger van het heil, als Diegene die redt. De drie heidense wijzen staan symbool voor alle volkeren. En ze zijn een voorafbeelding van de geloofszekerheid dat ooit de hele wereld Jezus zal erkennen als de Verlosser en meewerken aan de liefdevolle plannen van God met de mens. Dit zal echter niet zomaar, zonder slag of stoot, gebeuren.
Kwaad
Al van bij het prille begin, al van bij de geboorte van Jezus openbaart zich het Kwaad dat al zijn vernietigende kracht in de strijd zal gooien om de vestiging van het Rijk Gods, een vreedzame en liefdevolle, menselijke samenleving te dwarsbomen. Dat Kwaad (met een hoofdletter) bestaat. Het lijkt me buitengewoon onwaarschijnlijk dat iemand onder u het bestaan daarvan nog nooit zou gemerkt hebben. Het is natuurlijk heel moeilijk om in deze tijd nog te spreken over de duivel omdat de oude catechese, stripverhalen en films daar een heel dwaas en kolderiek figuurtje van gemaakt hebben. Maar volgens mij bestaat dat Kwaad wel degelijk. En met dat Kwaad bedoel ik iets “zelfstandigs”, iets dat een eigen leven leidt, dat niet helemaal samenvalt met het kwaad dat wij waarnemen: ziekten en natuurrampen, of het kwaad dat wij elkaar aandoen.
Het is iets dat daar wel een rol in speelt, maar dat blijkbaar over een eigen intelligentie lijkt te beschikken. Hier stop ik want het is zeker niet mijn bedoeling om duivel en demonen terug uit de kast te halen, ik ben veel te blij dat we eindelijk af zijn van onze angst voor de hel.
Iets
Maar voor mij is het duidelijk dat er “iets” is. Soms zeggen mensen dat over God: er is iets. Ze hebben een of een aantal ervaringen opgedaan, die hen ertoe doen besluiten dat God wel degelijk bestaat. Er is iets, zeggen ze dan.
Ik bedoel daarmee iets anders. Waarschijnlijk zal u van mij wel willen aannemen dat ik in God geloof. Wanneer ik dus zeg “er is iets” dan bedoel ik dat andere, die geheimzinnige Kracht die naar beneden zuigt en tegenwerkt.
En niet zo’n klein beetje. En die je trouwens ook vooral in jezelf waarneemt. Probeer maar eens om iets grondig ten goede te veranderen aan jezelf, om je leven bijvoorbeeld meer in overeenstemming te brengen met het evangelie. En je zal merken, diep in jezelf, dat a.h.w. hele legers in beweging gezet worden om dát te voorkomen. En ik denk niet – ik hoor u al afkomen – dat psychologische uitleg volstaat om dit verschijnsel te verklaren. Er is iets. En dat iets manifesteerde zich uiteraard ook bij de geboorte van Jezus. Het liet zich kennen in de weerzinwekkende figuur van Herodes. Jezus belichaamt al wat er aan goeds leeft in de mens en al wat goed is voor de mens: Jezus is zachtmoedig. Hij wil mensen bevrijden, rechttrekken, helpen, troosten, genezen, moed inspreken. En, vooral, hen verlossen van datgene waar zijn “tegenspeler” Herodes vol van is: ongebreidelde hebzucht en machtswellust en de vaste wil om alles meedogenloos uit de weg te ruimen wat hem daarbij hindert.
Verlichting
Nu we het toch over macht hebben, kunnen we misschien ook nog een ander probleem aanraken dat in onze dagen weer heel actueel geworden is. Gesteld dat datgene wat ons geloof van ons vraagt niet in overeenstemming is met wat de burgerlijke wetgeving ons oplegt, wat moeten wij dan doen? Ik denk dat voor christenen die vraag momenteel vlug beantwoord is. Wij hebben de Verlichting verwerkt. Eerst hebben wij er ons tegen afgezet. Daarna hebben wij er ons mokkend bij neergelegd. En uiteindelijk hebben wij de Verlichting omarmd en in ons hart gesloten. Goed beseffend immers dat die Verlichting diepchristelijke roots heeft en een aantal thema’s naar boven haalde die heel christelijk zijn maar voorheen niet echt uit de verf kwamen. Er zijn geweldige conflicten geweest tussen vertegenwoordigers van beide strekkingen. Maar dat ging altijd om de macht. Want er is geen enkele tegenspraak tussen het Evangelie en de Verlichting. Concreet wil dat zeggen dat wij er ons van bewust zijn dat wij christenen momenteel niet de enigen zijn in onze maatschappij. Dat wij samenleven met moslims, boeddhisten, atheïsten enz. en dat wij elkaar moeten respecteren. En dat kan het best door zelf respect te hebben voor een wetgeving die het respect voor elke groep garandeert. Dat houdt dus in dat christenen wel kunnen evangeliseren, mensen overtuigen, niet proberen om, vanuit een wereldse machtspositie, hun ideeën OP TE LEGGEN aan anderen.
Dat is ooit wel anders geweest. De gedachte dat God ooit “alles in allen” zal zijn en dat heel de wereld ooit de God van Liefde van Jezus zal erkennen en volgen, heeft wel eens aanleiding gegeven tot gewelddadige conflicten. Het waren tijden dat wij de ideologische toer opgingen en Christus op een weinig christelijke manier een handje wilden helpen. Wij hebben dat niet uitgevonden. Het is een typische kinderziekte waar elke gedachtestroom last van heeft. Wij zijn daar uit. Sommige anderen (ook sommige atheïsten!) duidelijk nog niet. Wij wel.
Relativisme
Ondertussen moeten wij ons, denk ik, ook hoeden voor relativisme. De wet vervangt voor ons nog niet het evangelie. De wet is vaak heel breed omdat zoveel mogelijk mensen en groepen zich in haar moeten kunnen vinden.
Wij, christenen, gaan die wet niet minimaliseren, maar Jezus vraagt méér van ons dan wat de burgerlijke wet voorschrijft of toelaat. De rechtstaat schept een kader waarbinnen de verschillende levensbeschouwingen kunnen samenleven.
Maar de wetten vervangen de levensbeschouwingen niet. Steeds meer mensen vinden het al lang goed als ze in orde zijn met de wet. En dat is ook een levenshouding natuurlijk. Maar het is zeker niet de christelijke.
De ander: een geschenkzo 30 december '18
Zondag 30 december 2018, Feest van de H. Familie (jaar C)
Vandaag, ter gelegenheid van het feest van de Heilige Familie, lijkt het mij niet meer dan normaal dat wij in de Kerk de focus nog eens extra richten op het gezin. Meer bepaald: het klassieke gezin, d.w.z. een man en een vrouw die zich, voor God en voor de mensen, voor altijd aan elkaar hebben geschonken. En die daarbij de vaste wil hebben te blijven werken aan hun relatie. En hun kinderen, die ervaren worden als een geschenk, te koesteren, hun een goede opvoeding te geven en liefdevolle wegwijzers in hun leven te zijn. Het is goed dat de kerkgemeenschap er af en toe nog eens aan herinnert dat christenen vierkant achter dat klassieke gezin staan, zonder de andere levenskeuzes te verketteren.
Want dat “klassieke” gezin kan momenteel alle hulp gebruiken. Het woord “klassiek” heeft op zich trouwens al een beetje een negatieve klank, het is familie van “conservatief” en “conservatief” heeft in onze samenleving dan weer de betekenis van: oubollig, iets van vroeger, te mijden, want echt niet van deze tijd.
Tijdloos
En inderdaad, het huwelijk is niet van deze tijd. Het is immers zo oud als de mensheid zelf. Het huwelijk is echt niet iets dat uitgevonden is door ons bomma, en zelfs ook niet door de Kerk. Het is een oer-menselijk gegeven dat een man en een vrouw op een gegeven moment bij elkaar liefde en geluk vinden en uitdrukkelijk kiezen voor elkaar, met uitsluiting van ieder ander. Ze zijn vast van plan om een gezin te stichten, kinderen te krijgen en samen oud te worden. En ze willen die keuze ook ritueel bevestigen voor God en voor heel de gemeenschap. Dit is van alle tijden en culturen. Het huwelijk is miljoenen jaren oud, het is in feite zo oud als de mensheid zelf. Er waren (en zijn) natuurlijk ook gearrangeerde en gedwongen huwelijken. Er zijn ook huwelijken die uitdraaien op een ware nachtmerrie. Geen enkel menselijk project of instelling, hoe voortreffelijk ook, of er zijn misbruiken en schaduwkanten. Maar dat is geen reden om het project of de instelling zelf af te wijzen. Natuurlijk wil ik daarmee niet oordelen over de mensen die andere levenskeuzes maken. Ik wil alleen maar de aandacht vestigen op het feit dat het huwelijk niet “iets van vroeger” is, maar iets van alle tijden. En dat wellicht ook blijven zal. Waarschijnlijk zal later blijken dat juist de huidige rage om zomaar samen te gaan wonen heel tijdsgebonden was en veel te fragiel om huwelijk en gezin als hoeksteen van de samenleving te verdringen. Dit gezegd zijnde is het natuurlijk duidelijk dat een huwelijk niet iets is van één moment, maar een project, waaraan door de partners hun ganse leven lang moet gewerkt worden. En dat geldt uiteraard ook voor de relatie zelf. Ook daar moet aan gewerkt worden, ook die moet groeien, wil ze niet verkommeren.
Groeien
En voor dat groeien, bestaan er geen vaste regels. Het gaat immers om mensen en iedere mens is uniek, iedere relatie anders, ieder koppel verschillend. Bovendien, ook al is het huwelijk van alle tijden, binnen dat huwelijk spelen natuurlijk wel tijdsgebonden opvattingen een rol. De absoluut dominante rol van de man bijvoorbeeld, die duizenden jaren lang heel normaal en vanzelfsprekend was, is (in het westen althans) volledig uitgespeeld. Waarschijnlijk omdat die dominantie op weinig anders gefundeerd was dan op fysieke kracht en een hang naar een bepaald soort eenvoud en overzichtelijkheid. Maar zelfs in Bijbelse tijden krijg je al die voortdurende oproepen om in een relatie alle machtshoudingen te bannen en te vervangen door liefde. Een liefde die op geen enkele wijze dominant is, ook niet van de kant van de vrouw, en die dus ook niet versmacht, maar de ander vrij laat, de ander laat zijn wie hij of zij is, de kans geeft om verder te groeien. Want “groeien” dat is wel het toverwoord in een relatie, in elke relatie. Een relatie die niet meer groeit, is als stilstaand water dat brak wordt. En dat geldt natuurlijk voor elk soort relatie.
Geschenk
Het zou niet passend zijn dat ik hier als bijna-enige celibatair, eens ga uit de doeken doen wat u allemaal moet doen om uw huwelijk levend te houden.
Ik denk gewoon dat in elke relatie, de relatie van gehuwden, van ouders en kinderen, van vrienden, van buren, de relatie met geloofsgenoten, volksgenoten, werkmakkers, en ook die met mensen uit andere culturen, de ander moet gezien worden als een geschenk, een kans die verrijkend voor jezelf kan zijn. De ander is geen bezit, of bedreiging. De ander is wezenlijk een geschenk. En het geschenkmatige van die ander ligt juist in zijn (of haar) eigenheid, in het anders-zijn. Het is duidelijk dat het hier gaat om een fundamentele kijk op de wereld en op de mensen. En dat wij, zo nodig, die klik ook moeten maken. Het is niet alleen aangenaam voor de anderen, het brengt ook zoveel meer leven in ons eigen leven.
Kwetsbare wijsheiddi 18 december '18
Zondag 16 december 2018, 3de zondag van de Advent (jaar C)
Ik moest vroeger niet zoveel hebben van Johannes de Doper. En het was niet zozeer het excentrieke aan hem dat mij stoorde, want ach, als je jong bent hebben juist excentrieke figuren vaak iets aantrekkelijks. Het was vooral zijn gestrengheid, het vermanend toontje van meneer, dat mij niet aanstond. Zeker als je het vergelijkt met het begrip en de zachtmoedigheid van Jezus. Johannes leek mij een typisch oudtestamentische figuur, die verdwaald was in het Nieuwe Testament en daar ook helemaal niet thuishoorde. Pas veel later ben ik gaan begrijpen dat Jezus ook niet altijd zo zachtmoedig uit de hoek kwam en dat, anderzijds, Johannes best ook wel eens een wat meer gematigde toon kon aanslaan. Ik had geleerd dat ook mensen uit één stuk niet noodzakelijk altijd op dezelfde stereotype en voorspelbare manier praten of reageren. Pas met het volwassen worden leer je dat.
Menselijk
Johannes komt in de lezing van vandaag inderdaad heel begrijpend en gematigd over. Verschillende mensen en groepen van mensen vragen hem: “Wat moeten wij doen?” En wat Johannes van hen vraagt is heel doenbaar.
Wat hij hun vraagt, is gewoon een beetje menselijk te zijn. Hij houdt hun geen al te hoge idealen voor, verwacht van hen geen revolutionaire daden. Gewoon: menselijk zijn. Aan soldaten bijvoorbeeld vraagt hij niet van job te veranderen, want dan zouden zij gewoon vervangen worden door anderen. Maar hij vraagt om ook niet meer dan hun job te doen: niet te plunderen, de burgers gerust te laten, hun positie niet te misbruiken. Wij moeten m.a.w., uit onszelf, geen heiligen zijn. Met de nadruk op “uit onszelf”. Want wat verder zal blijken dat een soort volmaaktheid bereiken wél het uiteindelijke doel is. Maar van ons wordt niet verwacht dat we dat uit onszelf zullen klaarspelen. Als we dat zouden proberen, dan merken we al vlug dat we moeizaam zitten te timmeren aan een onbarmhartig moeilijke weg. Dan raken we ontmoedigd en uiteindelijk geven we het op.
Voorbereiding
Maar Johannes stelt geen hoge eisen, hij stelt ons integendeel gerust. Het grote werk, de nieuwe schepping zal pas aanvangen bij de komst van Jezus. Die zal ons dopen met vuur. Johannes zelf doopt met water, hij wil dat wij ons reinigen, voorbereiden, klaarmaken voor Jezus’ komst. En dat voorbereiden bestaat niet uit buitenissige versobering of uit heldhaftige zelfverloochening. Neen. Wat Johannes vraagt ter voorbereiding van Jezus’ komst, is wat meer menselijkheid. Ons afkeren van onze natuurlijke gerichtheid op onszelf en ons toekeren naar de anderen, vooral naar diegenen die ons het meest nodig hebben. Dat is meteen ook de reden waarom deze derde zondag van de Advent de Gaudete-zondag, de vreugdezondag wordt genoemd. En die vreugde vindt zijn oorsprong in het besef dat, wat onze bijdrage betreft, het allemaal doenbaar is. Er worden van ons geen onmogelijke zaken verwacht.
Jezus
Maar, bij deze geruststelling stopt het natuurlijk niet. Als hiermee de kous af zou zijn, dan was ons geloof een erg gezapig en burgerlijk geloof, een geloof van goede huisvaders, oppassende echtgenotes en brave kinderen. Maar dat is het natuurlijk niet. Dat kán niet het geloof zijn dat als een storm over het Romeinse Rijk zou gaan en zonder macht of communicatiemiddelen in een minimum van tijd de wereld zou veroveren. Er moet meer zijn dan alleen maar dat. En dat meer, dat is Jezus. Ik doop met water, zegt Johannes, maar Hij zal u dopen met vuur. Hij zal meer van ons durven vragen, ons bij manier van spreken uit ons kot jagen en maken dat wij onszelf overstijgen.
Wijsheid
Wanneer Jezus in ons mag mens worden, wanneer zijn geest ons mag bezielen, zullen wij automatisch onze grenzen verleggen. Dan zullen wij meer en meer liefdevolle mensen worden, die méér doen dan het gewone, verder gaan dan het burgerlijk fatsoen. Merk de tegenstelling op met de in die tijd meest eerbiedwaardige filosofische stroming, die van de Griekse Stoa. Volgens die leer moest je de innerlijke vrede betrachten door je verstand te laten heersen over je emoties en op die manier rust en perfectie nastreven. Eerbiedwaardig inderdaad, maar nogal erg individualistisch, nogal erg bezig zijn met jezelf. Het christendom daarentegen wil van ons geen stoïcijnse, emotieloze wezens, maar juist liefdevolle mensen maken. Het wil van ons niet op de eerste plaats “wijze” mensen maken, maar wel mensen die hun geluk vinden in het liefdevol omgaan met anderen. En terwijl je dat doet, merk je dat die christelijke manier van leven helemaal samenvalt met het diepste verlangen in jezelf. En bijgevolg de ultieme wijsheid is. Zij het dan een wijsheid die ons ook kwetsbaar maakt. Want liefde doet dat.
Onze wildste dromen voorbijma 10 december '18
Zondag 9 december 2017, 2de zondag van de Advent (jaar C)
“In het vijftiende regeringsjaar van keizer Tiberius, toen Pontius Pilatus landvoogd was van Judea, Herodes viervorst van Galilea, Philippus . . .” enz.
Al van toen ik een kind was heeft deze indrukwekkende intro mij gefascineerd. En in het Latijn van ons missaal klonk het zelfs nog plechtiger: “Anno autem quintodecimo imperii Tiberii Caesaris . . .” En dat was niet alleen de kinderlijke verbeelding die hier speelde. Wat hier gezegd werd was écht indrukwekkend en uniek. Alle andere godsdiensten tot dan toe vonden hun oorsprong in een onbepaald, mistig en vaag verleden. In tijdloze legendes over goden die ooit “in een ver verleden” waren ontstaan of geboren. Niet zo in het christendom. Voor het christendom is op een welbepaald moment het eeuwige in onze tijd binnengekomen. Heeft op een heel precies tijdstip het Ongeschapene zich laten kennen in het geschapene. Op een heel nauwkeurig aangegeven moment in onze geschiedenis: in het vijftiende regeringsjaar van keizer Tiberius.
Menswording
Een tweede opvallend verschil met alle andere godsdiensten die aan het christendom voorafgingen is dit: toen God in onze tijd en onze geschiedenis binnenkwam gebeurde dat in een mens. Niet “als” een mens maar “in” een mens. En ook dat was ongezien en ongehoord. Want de heidengoden die deden niet liever dan zich af en toe als een mens te “verkleden”, om mensen te misleiden, meestal zelfs om hen voor de gek te houden. Maar toen God zich in Jezus aan ons liet kennen, was dat in een echte mens van vlees en bloed. Een mens, die kon lachen en zingen, genieten en lijden en afzien zoals u en ik. Alles wat mensen enigszins over goden konden uitvinden wás toen al uitgevonden en alles wat mensen ooit over goden konden verzinnen en vertellen wás toen al verzonnen en verteld. Maar dit was iets zo onvoorstelbaar anders, dat het door geen mensenbrein ooit bedacht of uitgevonden was: de Menswording van God. God die zich niet eventjes vertoonde in de gedaante van een mens, maar God die in een mens van vlees en bloed geboren werd, leefde en stierf als een mens tussen ons.
Medewerkers
Dit was op zich al een verbijsterend gegeven. Maar wat die mens geworden God ons duidelijk maakte, was zo mogelijk nog meer overhoophalend. Het bleek namelijk dat God niet alleen mens werd in Jezus, maar dat Hij dat in zekere zin wil herhalen in iedere mens. God wil dus niet zozeer dat de mensen zus of zo leven, bepaalde wetten of geboden in acht nemen. Hij wil noch min noch meer dan dat mensen zich zodanig voor Hem openstellen dat Hij mens kan worden in ieder van ons. Maar daarmee loop ik al een beetje vooruit op Kerstmis. In ieder geval is het zo dat sinds Jezus duidelijk werd, dat God ons niet zozeer wil als uitvoerders van wat Hij wil, maar als medewerkers van Hem.
Hij wil ons nodig hebben. Hij wil dat zijn droom over de mens en de wereld, het Rijk Gods, mede door ons gerealiseerd wordt. Moest deze gedachte van mensen komen, dan zou het pure grootheidswaanzin zijn. Maar ze komt uit het evangelie.
Voortdurende troonsafstand
En hier stelt zich natuurlijk het probleem hoe de vrijheid van God in overeenstemming te brengen is met de vrijheid van de mens. Want een mens die vrij is kan toch wat anders willen dan wat God wil? Maar, God is toch . . . God? Kunnen wij Gods plannen dan dwarsbomen? Misschien kunnen we het zo zien: Gods wil zal uiteindelijk altijd gerealiseerd worden. Maar Hij kan toelaten dat de weg daarheen verandert. Hij doet dat zelfs voortdurend, uit respect voor onze vrijheid. Sterker: Hij lijkt niets te doen wat zich maar enigszins aan ons laat delegeren. Hij laat dus toe dat wij traag en sukkelend doen wat Hij in een oogwenk zou kunnen realiseren. Hij laat ook toe dat wij niet doen wat Hij wil of daarin mislukken, dat wij niet slagen in ons opzet. Uiteindelijk zal Hij natuurlijk wel zijn doel bereiken, maar Hij wil uitdrukkelijk ons daarbij nodig hebben. En dus zou je kunnen zeggen dat God als het ware van moment tot moment “troonsafstand” doet om ons een aandeel in de onderneming te gunnen. Door zo te doen, door op die manier zijn doel te bereiken, maakt God van ons natuurlijk iets meer dan alleen maar dienaars en uitvoerders van zijn wil.
Bekering
Die waardigheid ontvangen wij echter niet automatisch. Wij moeten er iets voor doen. En hier komt Johannes de Doper en zijn programma van bekering in de picture. Als wij medewerkers van God willen zijn, dan moeten wij daar ook bekwaam toe zijn. Als je medewerker wil worden om te helpen aan de uitbouw van het Rijk Gods, om het Rijk van de Liefde onder de mensen te brengen, dan moet je eerst in je persoonlijk leven een grondige koerswijziging aanbrengen. Je kan niet werken aan een Rijk van Liefde, recht en vrede, als je in je persoonlijk leven alleen maar bezig bent met het promoten van en het zorgen voor jezelf. Je moet dan eerst een grondige ommekeer maken. Als mensen van deze tijd kunnen we natuurlijk wel doen alsof het kwaad buiten onszelf leeft.
Dat wij alleen maar goed zijn of het misschien toch altijd goed menen. En dan geen bekering nodig hebben. Maar dat is niet ernstig.
En hier ligt dan ook de eerste opgave in de Advent.
Durven (scherp) naar jezelf kijken. Durven zien dat het kwaad ook in jezelf zit.
En dan proberen, echt proberen, er iets aan te doen. Want God wil van ons zijn medewerkers maken. Medewerkers van God! Zelfs in onze wildste dromen komt het niet in ons op.
Christus Koningma 26 november '18
Zondag 25 november 2018 – 34ste zondag door het jaar (jaar B) – Feest van Christus Koning
Koningen en keizers in Jezus’ tijd waren, naar onze normen, stuk voor stuk tirannen. Zelfs heersers die in de geschiedenis te boek staan als intelligente bestuurders met visie en inzicht, traden zeer brutaal en wreedaardig op als het belang van de Staat dat vereiste. En dat belang van de Staat viel merkwaardig genoeg altijd naadloos samen met het persoonlijk belang van Zijne Majesteit.
Voordat u mij nu gaat verdenken van republikeinse dweperij, wil ik er onmiddellijk aan toevoegen dat ik met genoegen het serieuze onderzoek gelezen heb van een VRT-journalist, waaruit blijkt dat veel opwerpingen tegen de hedendaagse monarchieën weinig gefundeerd zijn. Dat een monarchie zelfs veel voordelen heeft t.a.v. andere systemen. Dat ze, om te beginnen al, ons minder kost dan een presidentieel systeem, in tegenstelling tot wat velen denken. Maar in Jezus’ tijd was een koning, bijna per definitie, een tiran.
Pilatus
Juist daarom is het “gesprek” tussen Jezus en Pilatus zo interessant. Pilatus was iemand die met ijzeren hand het gezag van Rome handhaafde in één van de meest opstandige provincies van het Rijk. Toen hij – zwaar tegen zijn zin overigens – benoemd werd in wat hij noemde “het land van geiten en Jehova’s”, was hij vast van plan de aandacht van de keizer te trekken door meedogenloos streng op te treden. Het feit dat Jezus’ aanklagers Hem ervan betichtten koning te willen zijn, wekte uiteraard onmiddellijk argwaan bij Pilatus. Maar nadat Jezus hem had uitgelegd welk soort koningschap Hij bedoelde, verloor de Romein meteen elke belangstelling. Dit was geen terrorist zoals Barabbas, zelfs geen religieuze fanaticus zoals de Essenen, geen partizaan zoals de Makkabeeën. Jezus was voor Pilatus gewoon zoals Judas hem 2 000 jaar later zou noemen in “Jesus Christ Superstar”: a misguided martyr, een dwaas eigenlijk, ongevaarlijk, oninteressant. Wist hij veel dat het gemartelde hoopje ellende dat voor hem stond een man was die de harten van de mensen zou blijven beroeren, eeuwen nadat er van het Romeinse Rijk geen sprake meer was.
Rijk Gods
Het mag duidelijk zijn dat het koningschap waar Jezus het over heeft van een heel andere orde is, lichtjaren verwijderd van datgene wat Pilatus zich daarbij voorstelde: macht en onderdrukking, uitbuiting en oorlog. In het koninkrijk van Jezus, het koninkrijk van God, wordt juist alles geweerd wat mensen pijn doet, onderdrukt, tot slaven maakt. In het Rijk van Jezus regeert de menselijkheid en is alles erop gericht om mensen tot leven te brengen, en gelukkig te maken.
Als wij vandaag het feest van Christus Koning vieren, als wij zeggen dat Christus onze Koning is, dan gebruiken wij een oeroude titel om iets aan te duiden dat totaal nieuw is en compleet revolutionair. Dan zeggen wij immers dat diegene op wie wij ons leven richten, alleen maar liefde en goedheid uitstraalt. En dat hij van ons precies hetzelfde verwacht. Zeggen dat Jezus onze koning is, wil zeggen dat wij alles willen doen opdat zijn Rijk van vrede en gerechtigheid gestalte krijgt onder de mensen. In Jezus’ Rijk leven mensen voor mensen, wordt recht gedaan aan al wie op sukkel is en niet geteld wordt. Vallen diegenen die in de ogen van de wereld de eerste en de hoogste zijn, maar zelden in de prijzen.
Het is een Rijk waarin wij de razernij van ons ego aan banden leggen en openkomen voor Jezus’ evangelie van er-zijn-voor-elkaar.
Geloofsverdieping
Dat is niet gemakkelijk en zeker niet vanzelfsprekend voor ons. En daarom, ik heb het daar de laatste tijd wel vaker over gehad, daarom is het zo nodig om een hechte relatie op te bouwen met God en met Jezus. Dat klinkt misschien hoogdravend: een relatie opbouwen met God en met Jezus. Misschien. Maar het is de enige weg om de grazige weiden van het cultuurkatholicisme te verlaten en te komen tot echt en diep geloof. Een geloof waarbij je terug meer gaat bidden en scherper gaat kijken naar jezelf en naar alles wat er gebeurt in de wereld. Een geloof waarin God van een vaag principe een levende Werkelijkheid wordt in ons bestaan en Jezus een dierbare vriend voor het leven. Er moet terug een echte gebedscultuur komen onder christenen. En bidden is meer dan alleen maar kaarsen branden en van alles willen bekomen van God. Bidden is op de eerste plaats stil worden en luisteren. Want God heeft óns iets te vertellen.
Godsrelatie
Onze Kerk en onze parochies moeten terug gedragen worden door gelovige, biddende mensen. Er is niet alleen een gebrek aan priesters. Er is ook een gebrek aan gelovigen. Er is ook en vooral het verschrompelen van het draagvlak van echt godverbonden gelovigen.
Wij zijn praters geworden en ook wel doeners, maar wij zijn geen bidders meer, geen mensen meer voor wie Jezus een metgezel is, een vertrouwde vriend.
En dat is nochtans méér nodig dan de afschaffing van het celibaat, de vrouw in het ambt of onze aanwezigheid in de sociale media. Want al die dingen zijn boter aan de galg als gelovigen niet eerst terug een echte relatie aangaan met God.
Hoop en vertrouwenma 19 november '18
Zondag 18 november 2018 – 33ste zondag door het jaar (jaar B)
Laat u vooral niet afschrikken door het nogal heftige taalgebruik in dit evangelie, het barokke fresco dat hier geschilderd wordt. Deze vreesaanjagende beelden over het einde van de wereld waren in Jezus’ tijd gemeengoed, iedereen was ermee vertrouwd. Maar terwijl deze apocalyptische horror veelal gebruikt werd om de mensen de stuipen op het lijf te jagen, gebruikt Jezus ze om juist een boodschap van hoop te brengen: “Kijk naar de vijgenboom”, zegt Hij. Weet dat wanneer al deze dingen gebeuren de ultieme redding nabij is. En deze dingen gebeuren natuurlijk voortdurend. Wij weten nu, beter dan vroeger, dat de zogenaamde eindtijdelijke verschrikkingen voortdurend plaatsvinden. Oorlogen, natuurrampen, epidemieën, zelfs catastrofen in de kosmos zijn van alle tijden. Zij zijn dus allesbehalve de inleiding op het einde der tijden. Ze gebeuren voortdurend.
Ik zal er zijn
Wat Jezus ons wil zeggen is: wanneer je met verschrikkelijke dingen geconfronteerd wordt, ook als er ellendige dingen gebeuren in je eigen leven, in je eigen gezin; wanneer de mensen die je het meest beminde, je ontvallen en de laatste sprankel geluk uit je hart wordt weg geroofd, denk dan nooit dat dit het einde is. Juist dán zal God zijn naam waarmaken: “Ik zal er zijn”. Juist dan zal je merken dat je niet kan vallen, tenzij in zijn hand. Marcus schrijft zijn evangelie in een tijd dat de tempel van Jeruzalem verwoest was en de christenvervolgingen volop woedden. Voor Joden zowel als voor christenen stortte alles in, was dit het einde van de wereld. Tegen hen wordt gezegd: ”Kijk naar de vijgenboom. Dit is niet het einde. Dit is alleen maar het begin van een nieuwe, schitterende toekomst”. God immers zal zijn Naam: “Ik zal er zijn voor u”, gestand doen.
Vervolging
De eerste christenen hadden het muurvaste vertrouwen dat dit inderdaad zo was.
Dat, welke beproeving hun ook overkwam, dat God het laatste woord had en zich over hen zou ontfermen. En dat vaste vertrouwen was wel nodig, als je wist wat in die tijd de prijs was voor het niet-afzweren van je christelijk geloof. Je kon als volksvermaak in de arena voor de wilde dieren worden geworpen. Of je kon, zo wordt verteld, in de tuinen van keizer Nero tegen een paal gebonden, met pek bestreken en in brand gestoken worden om de nachtelijke feesten van deze macabere psychopaat te verlichten. Je moest als christen inderdaad toch wel een rotsvast vertrouwen hebben in God en in Jezus.
Weerstand
Hoe zit dat nu met ons in deze tijd? Geloven wij ook nog rotsvast dat uiteindelijk alles goedkomt, dat God altijd het laatste woord heeft? Dat er zelfs leven is voorbij de dood? Geloven wij dat echt? Ik moet ineens denken aan een stukje van Rik Torfs waarin hij vertelt over een jonge vorser aan de unief die hem ernstig vermaande dat leven na de dood niet kan, omdat het wetenschappelijk onmogelijk is. Je staat gewoon perplex dat in onze tijd er nog altijd verstandige mensen zijn die vanuit een onvervalste 19de-eeuwse reflex denken geloof en wetenschap tegen elkaar te kunnen uitspelen. Of het om concurrerende verklaringsmodellen gaat. Het leeft blijkbaar toch nog altijd bij veel ongelovigen. Maar het gaat niet om concurrerende modellen. Geloof heeft mij niets te vertellen over elektriciteit of de werking van bacteriën. En zo zijn er ook nogal wat zaken waarover de wetenschap mij niets te vertellen heeft. Je kan daarop reageren met: alles wat niet wetenschappelijk kan onderzocht worden bestaat gewoon niet. Maar dat is dan buitengewoon kortzichtig en kinderachtig.
Méér
Een 21ste-eeuwse christen is echter iemand die, net als vele anderen, gefascineerd is door de manier waarop de wetenschap de wereld ontsluit en in kaart brengt. Maar die, bij al de bewondering die hij heeft voor wetenschap en technologie, gewoon weet dat er méér is dan datgene wat wij kunnen kennen, ontrafelen, catalogeren en waarvan we de wetmatigheden die erin spelen kunnen blootleggen. Die wéét gewoon dat er meer is dan de “kenbare” werkelijkheid. Hij weet dat vanuit zijn hart, zijn gevoel of, misschien nog belangrijker: zijn intuïtie. En dat “weten” is dan geen weten zoals in de wiskunde, maar eerder een hopen en vertrouwen. Vertrouwen dat God er is en je niet loslaat. (Erop) Vertrouwen dat het goedkomt. Wil je dat dat vertrouwen en die hoop vastere grond krijgt, dan moet je er echter ook meer en meer gaan naar leven. Je moet de sprong wagen. Je moet beginnen te leven ALSOF God er is, van je houdt en met je meegaat. M.a.w. leven vanuit het geloof dat God er is. En dán, en alleen dan, zal je merken dat Hij er inderdaad is. Dat Hij geen hersenschim is, maar een ontzagwekkende Werkelijkheid. Een Werkelijkheid, een Persoon die met je meegaat, die je draagt en om je geeft.
Groeiend vertrouwen
En je beseft dan dat het leven en de wereld gewoon doorgaan als je sterft. Dat ook jij ouder wordt en ziek, dat je, hoe gelovig je ook bent, niet van rampen en tegenslagen wordt gespaard. En dat je ook zult doodgaan, zonder pardon. Maar er is die hoop dat het allemaal goedkomt. Een hoop die geregeld bevestigd wordt als je aandachtig leeft en heel scherp uitkijkt. Er is dat groeiend vertrouwen dat die God, die je draagt en van je houdt, je nooit zal loslaten.
Ook niet als je sterft.
Zeker weten wij niets. Maar wij vertrouwen erop. Wij “hopen het tegemoet”.
Maar we zijn er nogal gerust in. Vanuit, en dat is nog niet genoemd, maar het is wel het voornaamste, vanuit de relatie die we langzaam hebben opgebouwd met God en met Jezus Christus. Vertrouwen vanuit het “weten, het ondervonden hebben wie Hij is, wat Hij doet”.
11 novemberma 12 november '18
Zondag 11 november 2018 – 32ste zondag door het jaar (jaar B)
Vorige week las ik een interview met de woordvoerder van “Uitvaartunie Vlaanderen”, een boomende miljoenen-business waarvan je rustig mag aannemen dat hun visie gebaseerd is op ernstig onderzoek. Het ging over het feit dat mensen steeds vaker kiezen voor een afscheid “met weinig volk in intieme kring”. “Het is eigen aan onze tijd”, zei de man. “Als het einde nadert komt sterk naar voren wie echt belangrijk is in je leven. En dat zijn zeker niet de pseudovrienden op de sociale media”. Nu weten we al langer dat vele mensen in onze tijd, ondanks alle lawaai en blingbling, ondanks zenuwslopende communicatiemiddelen, meer en meer vereenzamen.
Maar toch troffen me vooral die woorden: “Pseudovrienden van de sociale media”. Er is al vaker op gewezen dat wij ons aan al die vele vrienden in de sociale media niet laten kennen zoals wij zijn, maar zoals we zouden willen dat die anderen ons zien.
Politiek correct
Is dan alles bij ons “fake” geworden? Dit woordje “fake” is ook iets van deze tijd. Het kwam vooral in zwang door het veelvuldig gebruik dat de huidige Amerikaanse president ervan maakt. En dan heeft hij het over de pers, die onjuiste informatie zou verstrekken. En hoewel deze bejubelde staatsman zelf een ietwat zorgelijke relatie heeft met de waarheid, heeft hij hier toch een punt: onze pers is in ieder geval veel minder objectief en onvooringenomen dan ze beweert te zijn. Eén van de dogma’s die ze huldigt is de “politieke correctheid”, d.w.z. je hoffelijk en zelfs vergoelijkend gedragen t.o.v. mensen die “anders” zijn. Dat geldt bijvoorbeeld voor mensen met een andere huidskleur, voor homo’s en voor moslims. Maar dat geldt blijkbaar dan weer veel minder voor katholieken. En dat kan dus niet. Als je een hoffelijk, begrijpend en verdraagzaam persoon bent, dan ben je dat tegenover iedereen. Je kan niet verdraagzaam en hoffelijk zijn t.a.v. de enen en denigrerend en rancuneus doen t.o.v. de anderen. Tenzij die anderen een reëel gevaar betekenen. Maar ik denk niet dat katholieken de democratie om zeep willen, om ze te vervangen door een systeem waarin de kardinaal eerste minister is en de Bijbel de Belgische wetgeving vervangt. Dat “politiek-correcte” is dus toch ook niet zó correct als het lijkt.
Eerlijk
Wij dachten dat, nadat wij hebben afgerekend met de Victoriaanse preutsheid en nu leven in een tijd dat naakt moeilijk nóg bloter kan, dat wij daarmee ook de schijn en de hypocrisie voor een groot stuk aan de deur hadden gezet. Maar dat blijkt toch maar een vrome wens geweest te zijn. Het ophouden van de schijn is in onze samenleving nog altijd één van de drukst beoefende sporten. En je vindt dat verschijnsel dan natuurlijk ook terug in de politiek. Neem nu, bijvoorbeeld, de weigering van Polen en Hongarije om stromen vluchtelingen op te nemen uit angst hun eigenheid te verliezen en over 20 jaar vreemdeling in eigen land te zijn. Europa vindt dat niet kunnen en verkettert de Polen en de Hongaren. Maar ondertussen betaalt datzelfde Europa treinenvol geld aan Turkije om de vluchtelingen buiten de Europese grenzen te houden . . .
De heer Trump, die zegt tenminste vlakaf dat de eigen Amerikaanse belangen het enige is wat hem interesseert. Dat was natuurlijk ook het geval bij zijn christelijke voorgangers. Maar die verpakten dat altijd in hun ijver om de idealen van de Verlichting in heel de wereld ingang te doen vinden. En ze voerden daar ook oorlogen voor. Je moet natuurlijk niet pleiten voor het soort onbehouwen arrogantie van de huidige Amerikaanse president; maar kan beschaafd én eerlijk dan echt niet samengaan?
Conformisme
Vandaag herdenken wij dat 100 jaar geleden een einde kwam aan de “Groote oorlog”. Daarmee kwam meteen ook een einde aan een wereld van absolutistische vorsten en keizers, een wereld waarin vorm en schijn en holle retoriek een zeer voorname plaats innamen. Die eerste wereldoorlog, die eigenlijk één gruwelijke en onzinnige slachtpartij was, heeft een vernietigende slag toegebracht aan het geloof van mensen in welke vorm van gezag dan ook. Het onvoorwaardelijk geloof in de goede bedoelingen van het gezag is daarmee in Europa voorgoed uit het hart van de mensen gebrand. Maar de drang naar het ophouden van de schijn is gebleven, is ook merkbaar bij de meest gewone mensen. Een voorbeeld. Nu genieten in onze huidige samenleving blijkbaar verplicht geworden is, komen mensen op tv alleen nog vertellen hoezeer ze van alles genieten. “We hebben genoten! Dat was genieten! Daar zullen we van genieten!”, roepen ze uit. Omdat dit van hen verwacht wordt. En zelfs kinderen doen dat. Telkens als er een pretpark geopend wordt of een tentoonstelling of zelfs een nieuwe school en dat komt op tv, dan vindt elk kind dat fantastisch of super of keileuk. En misschien is dat voor velen ook zo. Maar ik zou veel geld geven (moest ik dat hebben) als er eens zo’n gezonde onbekommerde knul zou zeggen dat hij het allemaal maar niks vond en dat hij liever was gaan voetballen.
En wij?
Wij kunnen niet veel doen aan de grote conflicten in de wereld. Maar wij kunnen wel beginnen bij onszelf. Met het vaste voornemen te maken op een beschaafde manier altijd eerlijk te zijn.
Schijn en hypocrisie vergemakkelijken conflicten en oorlogen. Zowel tussen individuen als tussen landen. Laat ons beginnen met te werken aan onszelf.