Nieuws uit de parochie
Leuk is andersdi 15 november '16
Zondag 13 november 2016, 33ste zondag door het jaar (jaar C)
Alleen voor wie er nogal vlug overheen walst is dit stukje Evangelie een 2000 jaar oud horrorverhaal over het einde der tijden. Een angstaanjagende en erg plastische beschrijving van alle verschrikkingen die ons dan te wachten staan.
Wie echter scherper toekijkt merkt dat dit een beschrijving is van de wereld zoals die is, zoals die altijd geweest is en waarschijnlijk ook altijd zal zijn.
Een wereld die voortdurend kreunt onder natuurrampen en oorlogsgeweld.
Een wereld waarin mensen niet alleen ten onder gaan aan ziekten en hongersnood, maar ook aan hun eigen onvermogen om een beetje menselijk om te gaan met elkaar. Onze wereld dus. Niet de wereld op het einde der tijden, maar de wereld zoals hij is. De wereld waarin wij moeten leven. En dat is niet alleen de wereld waarin we leven, dat is ook de wereld waarin we ons christen-zijn moeten beleven. Het is een wereld waarin de tintelende frisheid van uitdagend werk en inzet afwisselt met zalige uren van rust. En van genieten van liefde en vriendschap, van een goed boek, een warm huis en van de trouwe ogen van je hond. Maar evengoed is het een wereld van vijandschap, van ontrouw en jaloezie, van ziekte, eenzaamheid en dood.
Wezenlijk
Al deze dingen, lieve dingen, aangename dingen, verrukkelijke dingen die ons tot extase brengen, gaan hand in hand met dingen die ons pijn doen, ons angstig maken, ons met afschuw vervullen. En al deze dingen maken wezenlijk deel uit van onze wereld. Toen ik jong was leerden wij een gedicht op school en ik herinner mij dat elk vers dat een opsomming was van allerlei steeds terugkerende feiten en situaties, afgesloten werd met een erg naargeestige, bijna griezelige zin: “En dat dit zo zal zijn en altijd blijven zal, dit zijn de dingen die niet overgaan”. Dit is onze wereld, er is geen andere. Wie zit te wachten op een wereld waarin alleen maar leuke en aangename dingen gebeuren, die heeft duidelijk de trein voor Utopia genomen en leeft buiten de werkelijkheid. De echte wereld is anders. En het is in die, de echte, wereld dat wij ook ons christen-zijn moeten beleven.
Ongelijk
Soms hoor je mensen zeggen: “Ik kan niet meer geloven na alles wat ik heb meegemaakt. Ik heb in mijn leven te veel slagen moeten incasseren, te veel onrecht moeten ondergaan om nog te kunnen geloven in een God die van me houdt”. Je kan daar gewoon niet anders dan begrip en respect voor opbrengen.
Niet ieders kruis is even groot, zoveel is duidelijk. Er zijn nu eenmaal mensen die hun hele leven in het hoekje zitten waar de slagen vallen. En valt er ergens in de wereld een steen uit de lucht, dan staan zij er zeker onder. Dat zijn feiten. Dat is gewoon een zeer brutaal gegeven dat op geen enkele wijze weg te redeneren valt. In onze wereld, in ons leven bestaan goed en kwaad, geluk en ongeluk, ziekte en gezondheid, aangenaam en onaangenaam, lijden en plezier naast en door mekaar. En vooral: zeer ongelijk verdeeld. Je kan daar niet in shoppen. Je kan niet zeggen: ik wil alleen maar van dit en van dat en al de rest moet ik niet hebben. Je krijgt gewoon van alles een deel, al is – zoals gezegd – niet ieders portie van alles even groot. Maar dát is in ieder geval de werkelijkheid.
Fantasie
Het rare is nu dat wij dat weten en toch bestaat er zoiets als een ongeschreven geheimzinnige wet of samenzwering om dat te ontkennen. En om te doen alsof het normale is dat wij gelukkig zijn en welstellend en gezond en dat het normale is dat wij alleen maar aangename en gelukkige ervaringen hebben. En als dit niet zo is, dat er dan “iets niet klopt”. De redenering “ik heb al te veel meegemaakt en te veel slagen van het leven gekregen om nog te geloven”, vertrekt helemaal vanuit dit verkeerde uitgangspunt. Nogmaals, ik zeg dat met het grootste respect voor mensen die de ene dreun na de andere moeten incasseren, en ik ben zeker ook geen propagandist van een soort fatalisme, zo van “het is nu eenmaal zo, wat doe je eraan”. Zeker niet. Maar het is denk ik absoluut noodzakelijk om de fantasiewereld waarin alles goed geordend, aangenaam en leuk verloopt te verlaten om met beide voeten in de echte wereld te gaan staan. In de eerste plaats al om niet voortdurend gefrustreerd en kwaad naar God te kijken, telkens als er iets misloopt in mijn leven.
Opdracht
De wereld is zoals hij is. En ook de mensen zijn zoals ze zijn. De een dik, de ander dun. De een verstandig, de ander dom, de een vol liefde, de ander heel gemeen. Met alle nuances daar tussenin. En al die fraaie en minder fraaie dingen leven bovendien ook nog eens in mij. En met al die allesbehalve ideale eigenschappen van mijzelf en van u allen, moeten wij leven in een allesbehalve ideale wereld. Maar het is onze wereld. En ik ben ik en u bent u. En daarmee moeten we het doen. Dat is juist onze opdracht. In een onaffe wereld moet ik proberen met mijn superindividuele eigenschappen en gebreken een mooi en zinvol leven uit te bouwen. Moet ik proberen van mijn leven iets moois te maken voor God.
Onze vrienden van de persdi 08 november '16
Zondag 6 november 2016, 32ste zondag door het jaar (jaar C)
Het verhaal van Zacheus dat we vorige week nog lazen toonde ons Jezus eens te meer als iemand die op zoek gaat naar mensen die uitgestoten worden, om hen terug in de kring van de gemeenschap te plaatsen. Iemand die erop uittrekt om armen, zieken en zondaars, om mensen die leven aan de rand van de samenleving op te richten, hen te bevestigen en hun te zeggen dat ze er helemaal bij horen. Om hen op het hart te drukken dat ook zij door God bemind worden en recht hebben op het respect en de genegenheid van anderen. En uiteraard kan je ervan uitgaan dat Jezus van zijn volgelingen (wij dus) precies dezelfde houding verwacht. Alleen, er is met die volgelingen van Hem een klein probleem wat dat betreft. Op dit ogenblik zijn wij als christenen hier in het Westen zélf een beetje randfiguren geworden. Tenminste toch als je de pers wil geloven.
Reden
Hoe komt het eigenlijk toch dat onze pers altijd zo negatief is als het over Kerk en geloof gaat? Dat kan toch niet alleen verklaard worden door het feit dat, in vergelijking met de rest van de bevolking, een zeer onevenredig aantal journalisten zelf niet gelooft. En inderdaad, de echte reden is een heel andere.
En die echte reden vond ik een tijdje geleden bij een journalist zelf. Hij schrijft: “De reden waarom wij over Kerk en geloof vaak negatief berichten en zelden iets positiefs daarover het nieuws haalt, is dat mensen op dit ogenblik dat zo willen. Wij moeten verkopen en wij brengen dus nieuws in een verpakking die de mensen aanstaat en hen zeker niet tegen de haren instrijkt. Welnu, op dit ogenblik zijn de meeste mensen niet opgezet met positief nieuws over geloof.” “Wij leven”, zegt psychiater Dirk De Wachter in zijn jongste boek, “in een opgefokte genotscultuur, waarin materialistische pretparkillusies de leegte moeten opvullen.”
Storend
Het spreekt vanzelf dat in zo’n situatie heel veel mensen positieve berichtgeving over het geloof als een storende factor ervaren, omdat ze dat geloof nog maar net de rug toegekeerd hebben. En ook onder gelovigen merk je trouwens een duidelijk meer losjes omspringen met de leer en de kerkelijke voorschriften.
Als al die mensen nu aan iets de pest hebben, dan is het wel erop gewezen te worden dat ze zich vergist hebben, dat ze een verkeerde keuze gemaakt hebben. Of dat, zoals de genoemde psychiater dat doet, hen onder de neus gewreven wordt dat die genotscultuur en die materialistische pretparkillusies de leegte niet opvullen maar ze alleen maar groter maken. Een tijdje geleden had een hedendaags schrijver het over een pijnlijk beeld dat op zijn netvlies gebrand bleef: een meisje op Tomorrowland dat heel alleen aan het dansen was en ondertussen een foto van zichzelf, een selfie nam. Te midden van tienduizenden leeftijdsgenoten en oorverdovend lawaai: een afgrond van leegheid en eenzaamheid. Maar mensen horen dat niet graag. En dus brengt de pers zo weinig mogelijk positief nieuws over Kerk en geloof, eerder het negatieve, eerder datgene dat hen die afstand genomen hebben van het geloof, gelijk geeft.
Niet zozeer dus omdat de journalisten tegen het geloof zijn, maar omdat de meeste mensen er op dit ogenblik niet voor openstaan. Goed nieuws over geloof maakt hen ongemakkelijk, werkt op hun zenuwen.
Onderzoek
Een heel goed voorbeeld hiervan is het onderzoek naar de correlatie tussen geloof en gezondheid. Mensen zijn in onze tijd geweldig geïnteresseerd in alles wat met gezondheid te maken heeft. In alles, in elk middel, in elke behandeling, in elke pil of plant of kuur of oefening of dieet die ervoor zouden kunnen zorgen dat we gezonder, mooier en vooral langer leven. Jammer natuurlijk dat zowat alles wat ons vandaag hiervoor wordt aangeprezen, morgen door nieuw onderzoek wordt onderuitgehaald. U kent de voorbeelden: melk bv., jarenlang hét wondermiddel, blijkt nu ineens al heel wat minder ideaal. En koffie, jarenlang “een puur vergif”, blijkt nu ineens onze krachtigste antioxidant.
Er is eigenlijk maar één resultaat dat nu al decennia lang in elk wetenschappelijk onderzoek wordt bevestigd en dat is de positieve correlatie tussen geloof en kerkbetrokkenheid enerzijds en gezondheid en langer leven anderzijds. Die relatie staat als een huis en wordt keer op keer door elk onderzoek, waar ook ter wereld, opnieuw bevestigd. Stel u voor dat het om een pil of een plant ging waarvan men ontdekt had dat ze absoluut zeker ons leven verlengt, onze kranten en tijdschriften stonden er vol van en de televisie zou er eindeloze reeksen en praatprogramma’s aan wijden. Nu het over geloof gaat, moet je die berichten met het vergrootglas gaan zoeken.
Kalm blijven
Hoe moeten wij nu met die situatie omgaan? Wij moeten daar rustig in blijven en als christenen eenvoudig ons ding blijven doen. Dit is een schoolvoorbeeld van een situatie die uiteindelijk zichzelf zal oplossen. God bestaat gewoon, en alles wat wordt aangedragen om Hem te vervangen stelt teleur, blijkt een illusie te zijn en maakt mensen niet gelukkig. Wij moeten gewoon blijven vertrouwen op God en onverstoorbaar doen wat Jezus ons heeft voorgedaan. Houden en genieten van het leven. Maar ook mensen nabij zijn waar niemand nog naar omziet, die arm zijn of ziek of angstig of verdrietig of onder zorgen gebukt gaan.
Iedere mens die op onze weg komt in z’n waarde laten en respecteren, ook als hij anders is of denkt dan wij. En oog en aandacht hebben voor wie gemeden wordt.
Wij moeten ons echt geen zorgen maken over het hedendaags antigodsdienstig lawaai in de media. Het zijn de toeters en de bellen die de leegheid van het alternatief moeten overstemmen. Wij hebben echt wel wat anders te doen dan ons daarover zorgen te maken.
Gezagma 31 oktober '16
Zondag 30 oktober 2016, 31ste zondag door het jaar (jaar C)
Vorige week hadden we het over de nederigheid. Een toemaatje. We zagen dat het vaak onze eigen fouten zijn die we – danig uitvergroot – ontdekken bij anderen. En die we daar ook willen bestrijden. In het geval van de nederigheid is dat heel opvallend: het zijn altijd de anderen die daar een gebrek aan hebben. En dan vooral de mensen die gezag uitoefenen, die om een of andere reden boven ons gesteld zijn. Die moeten per definitie meer nederig worden en wij willen hen daar graag bij helpen. “Die is niet meer dan ik”, hoor je dan wel eens. “Ik ben niet minder dan hij”. Uiterst pijnlijk is dat. Want, erg vernederend voor de mens die zoiets zegt. Omdat het wijst op diep ingewortelde gevoelens van minderwaardigheid. Iemand die een gezond gedacht heeft over zichzelf, die heeft geen enkele behoefte om mensen die gezag uitoefenen naar beneden te halen.
Zo iemand kan dan ook heel goed leven met de gedachte dat er ook terreinen zijn waar hijzelf niet uitblinkt en waar anderen meer kunnen of bekwamer zijn dan hij. Mordicus alles wat een beetje uitsteekt willen naar beneden halen, afvlakken, belachelijk maken, duidt op . . . jaloezie. En jaloezie is inderdaad een van de meest vernederende passies waar een mens zich aan kan bezondigen. Omdat iemand die toegeeft aan jaloezie onvrijwillig toegeeft dat hij minder waard is dan diegene waar hij jaloers op is.
Opvoeding
Ik denk dat wij daar ook als maatschappij meer moeten op letten. Een maatschappij waarin overheidsinstellingen en overheidspersonen voortdurend belachelijk gemaakt worden en men steeds minder respect opbrengt voor welk gezag dan ook, zakt onherroepelijk weg in de chaos. En dat begint uiteraard bij de opvoeding. Het is echt niet goed als je ziet hoe onbeschoft sommige kinderen die maar nauwelijks kunnen praten, omgaan met hun ouders. Ouders die daar dan vaak nog glunderend bijstaan: “Ons Lowieke zal later zijn mannetje wel staan”. Maar als Lowieke van vijf, zes jaar, heel onbeschoft is tegen zijn moeder dan moet ons Lowieke serieus gestraft worden i.p.v. dat hij de hemel in geprezen wordt en later opgroeit tot een gevaar voor de maatschappij.
Ik denk dat wij als samenleving ons daar meer moeten over bezinnen. En vooral ook ophouden met onszelf wijs te maken dat afkeer voor gezag en nivelleringsdrang te maken heeft met gezonde democratische gevoelens en opkomen voor de gelijkheid van de mensen.
Absurd
Om te beginnen zijn we niet allemaal gelijk. De ene mens is groot, de ander klein, de ene is man, de ander vrouw, de ene is mooi, de ander iets minder. Wij zijn gewoon niet gelijk. De gelijkheid die wij wel nastreven en die de hoeksteen is van onze rechtsstaat, is een politiek begrip. En dat is iets anders dan gelijk-zijn tout court. Sinds “Du contrat social” van Rousseau en “De l’esprit des lois” van Montesquieu zijn we het erover eens dat iedereen gelijk is voor de wet. D.w.z. dat niemand boven de wet staat. Concreet wil dat zeggen dat als de koning b.v. een moord zou begaan, hij op precies dezelfde wijze moet gearresteerd, verhoord en veroordeeld worden als iedere andere burger in dit land. Hij staat niet boven de wet. Maar van daaruit gaan beweren: “Die koning is niet meer dan ik”, is absurd. Hij is wel degelijk meer dan ik: hij is de Koning. Hij vertegenwoordigt het land. En ik kan dan misschien beter radijsjes kweken dan hij, maar ook als zelfbewuste burger zal ik nooit zeggen: hij is niet meer dan ik. Want dat is hij wel: hij vertegenwoordigt het land, het gezag en de wet. En dat geldt ook voor een eenvoudige politieman. Misschien heb ik een groter huis, een mooiere vrouw, een indrukwekkender diploma dan hij, maar op het moment dat hij mij bekeurt, vertegenwoordigt hij het wettige gezag. Ik niet. Op dat moment “is” hij dus wel degelijk meer dan ik. Als we dat loslaten vervallen we in anarchie.
Belastingen
Van de andere kant is het natuurlijk ook wel zo dat de overheid alles in het werk moet stellen om het vertrouwen van de burgers te verdienen. Zoals de meesten onder u heb ik met veel interesse gekeken naar de debatten (of tenminste uittreksels daaruit) tussen Clinton en Trump. En wat mij daarvan vooral is bijgebleven is dat in de machtigste democratie van de wereld, de superrijken zo goed als geen belastingen betalen.
In theorie betalen ze ontzettend veel belasting, maar omdat ze zo onwaarschijnlijk veel kunnen aftrekken betaalt in de praktijk een arme zwarte uit de Bronx meer belastingen dan Warren Buffett, die miljarden verdient. En je vraagt je dan natuurlijk onmiddellijk af of dat hier ook zo is. Zeker als ik een bepaalde ondernemer op tv hoor zeggen dat hij op de miljoenenwinst bij de verkoop van zijn farma-bedrijf geen frank belastingen betaalt. Met als reden dat hij dat geld terug investeert. Dat klinkt misschien economisch interessant. Maar is dat ook moreel verantwoord? Dat hij dat mag en anderen niet? Er zijn misschien nog andere mensen die met hun belastinggeld aandelen in bedrijven zouden willen kopen. Investeren dus. Maar zij mogen dat niet. Anderen blijkbaar wel.
Goed beleid
Zusters en broers, christenen zijn geen jakobijnen, anarchisten of nihilisten. Wij moeten in onze samenleving terug respect binnenbrengen als wij willen overleven. Respect voor iedere mens maar ook respect voor het gezag, zowel dat van ouders als het gezag van overheden. Maar dan moet die overheid wel streven naar een rechtvaardige verdeling van rechten en plichten. Zodat dat respect niet moet afgedwongen worden zoals in een dictatuur, maar een spontaan antwoord is op een rechtschapen beleid.
Gezond schuldgevoeldi 25 oktober '16
Zondag 23 oktober 2016, 30ste zondag door het jaar (jaar C)
“Het gebed van de nederige dringt door de wolken heen” (Sir 35, 21).
“De Heer is de verhevene die let op de geringe, maar op de trotse neerziet van omhoog” (psalm 138). “De Heer drijft vermetelen uiteen, eenvoudigen brengt hij tot aanzien” (Lc 1, 51-52). En ” … al wie zich verheft zal vernederd worden, maar wie zich vernedert zal verheven worden (Lc 18, 14). Tot daar een losse greep citaten uit zowel het Nieuwe als het Oude Testament – je kan er nog gemakkelijk 50 of 100 soortgelijke vinden – die allemaal in dezelfde richting wijzen: God kan het echt niet op prijs stellen wanneer mensen vanuit een groot gedacht over zichzelf anderen minachten. Wat Hij dan juist wel waardeert, is wanneer mensen eerlijk naar zichzelf durven kijken om te zien wie ze werkelijk zijn: onaffe wezens met vaak lachwekkend kleine kantjes maar ook met minder onschuldige, soms zelfs heel kwalijke neigingen en handelswijzen. Bovendien lijkt God zich niet te beperken tot het waarderen van nederigheid en het verwerpen van hoogmoed. De Bijbelteksten geven ook aan dat God er behagen in schept om nederige mensen te verhogen en de hoogmoedige te vernederen.
Niet leuk
En nu weet ik niet of dat echt zo’n “blijde boodschap” is voor onze tijd.
In ieder geval geen leuke. Toch zeker niet in onze “goed-gevoel-cultuur”, die er ons voortdurend wil van overtuigen dat we juist géén gering gedacht over onszelf mogen hebben omdat dit zelfs een beetje ziekelijk zou zijn … Ik denk daarom dat we hier serieus moeten onderzoeken of die twee visies wel te verzoenen zijn. Enerzijds het standpunt verwoord in de Bijbel en aan de andere kant wat ons vandaag verteld wordt door televisiedokters en -psychologen, in populaire rubrieken in de roddelblaadjes en in allerlei voel-je-happy-artikelen en horoscopen. En die het allemaal hebben over de noodzaak van een goed gedacht over jezelf te hebben, fier te zijn op wie je bent en wat je kan. Terwijl de Bijbel juist nederig-zijn aanprijst.
Onderscheid
In feite hebben ze allebei gelijk. Maar de Bijbel heeft toch nog een beetje meer gelijk dan de rest. En wel hierom: al die programma’s en artikelen en rubrieken richten zich tot de mensen in onze samenleving die géén filmsterren of voetbalgoden zijn en dus nogal eens het gevoel hebben niet mee te kunnen. Mensen die lijden onder een laag zelfbeeld, die last hebben van dipjes, soms zelfs van depressies, dé ziekte van onze tijd. En omwille van het therapeutisch en het voorkomend karakter zijn al die boekjes en programma’s en artikelen ook waardevol voor die mensen. Ook de voortdurende aansporing om juist niet gering over jezelf te denken maar juist jezelf ervan te overtuigen dat je de moeite waard en “bijzonder” bent is, in die omstandigheden, goed. Je kan raadgevingen die mensen helpen om een gezonder beeld over zichzelf te krijgen en om hun zelfvertrouwen te versterken moeilijk strijdig met het Evangelie noemen. Zeker als je beseft dat de boodschap van Jezus juist bedoeld is om mensen te bevrijden en recht te trekken. De Bijbelse aansporing tot nederigheid geldt voor mensen die zich goed in hun vel voelen en helemaal niet gering over zichzelf denken. En die precies daardoor de kans lopen om aan de andere kant van hun paard te vallen. De kans lopen om een al té gezond gedacht van zichzelf te krijgen en andere mensen te minachten. En om door het breed uitsmeren van hun al dan niet vermeende kwaliteiten, juist gaan maken dat andere mensen in hun schelp kruipen en maar minnetjes over zichzelf gaan denken. Vandaar de altijd terugkerende Bijbelse vraag om je nederig op te stellen. D’r is echter nog een andere reden.
Naakt
En dat is het feit dat wij ons ronduit belachelijk maken wanneer wij, staande voor God, ons snoeverig en pretentieus opstellen. Wij zijn nu eenmaal, om het met een typisch religieus woord te zeggen, wij zijn nu eenmaal zondige mensen. Dat wil zeggen dat onze daden lang niet altijd zijn ingegeven door liefde en door er-willen-zijn-voor-de-anderen. Integendeel, vaak zijn ze ingegeven vanuit de sterke drang in ons om op de eerste plaats voor onszelf te zorgen. Wij kunnen dat misschien wel handig verstoppen voor andere mensen, maar voor God staan we naakt en wij stellen ons alleen maar aan als wij ons anders willen voordoen dan we zijn. Het is zeker niet de taak van het geloof om ons een vals schuldbesef aan te praten. In onze tijd is daar echter weinig gevaar voor. Wij zijn eerder in een ander bedje ziek. Alles “mag”, zolang het niet verboden is of zolang je niet “gepakt” wordt. Het is dus wel degelijk de taak van de religie om ons aan een gezond schuldbesef te helpen.
Ken jezelf
Wij zijn allen zondaars, de een wat meer dan de ander, je moet gewoon nuchter en eerlijk naar jezelf durven kijken om te beseffen dat je regelmatig zaken denkt of zegt of doet die je liever toegedekt wil houden omdat ze weinig met liefde en veel met egoïsme te maken hebben. Dat besef is dáárom zo belangrijk, omdat het ons helpt om heel wat milder te oordelen over andere mensen, om te vermijden dat we hen om hun fouten en tekorten gaan minachten. Bovendien zijn het heel vaak onze eigen fouten die wij, sterk uitvergroot, “ontdekken” en verafschuwen bij anderen. Dát durven zien maakt nederig. En ook milder en verdraagzamer …
Heeft smeekgebed zin?ma 17 oktober '16
Zondag 16 oktober 2016, 29ste zondag door het jaar (jaar C)
Vorige week hadden we het over de al dan niet schijnbare ongerijmdheden tussen enerzijds het bestaan van een barmhartige en liefdevolle God en anderzijds de ervaring van het kwaad, de ellende en het onrecht in de wereld.
Over hoe ons geloof in God als Bodem van ontferming voortdurend aangevochten wordt in de confrontatie met natuurgeweld, ziekte en dood.
En het enige antwoord dat de Bijbel ons geeft op onze vragen, op onze verbijstering, is: blijf vertrouwen. Ook al staat het water je tot aan de mond, ook al zie je geen enkele uitweg meer, blijf vertrouwen: Ik zal er zijn. Ik waak over je, Ik laat je nooit los. Ook al stort je hele wereld in, Ik hou je vast. Wat er ook gebeurt, zelfs al moet je door de valleien van de dood, blijf vertrouwen: Ik en niemand anders heb het laatste woord. Zelfs over de dood heen. Je krijgt dus op geen enkele wijze de garantie op onmiddellijke hulp. Het enige wat ons op het hart wordt gedrukt is: blijf vertrouwen, God heeft het laatste woord. Dat is alles. Geen enkele toezegging dus dat ons gebed om hulp onmiddellijk zal verhoord worden. Alleen: blijf vertrouwen.
Klopt niet
Ook de lezing van vandaag, over de goddeloze rechter die uiteindelijk toch besluit om de opdringerige weduwe te aanhoren, brengt weinig soelaas wat dat betreft. Want wat daar gezegd wordt strookt niet met onze ervaring. Er staat dat zelfs een rechter die zich om God noch gebod bekommert uiteindelijk zwicht voor het volhardend aandringen van de weduwe en haar recht verschaft. Hoe veel te meer dan zal God geen recht doen aan gelovige mensen die dag en nacht tot Hem roepen? Dat is wat er staat. Maar onze ervaring zegt toch iets anders.
Want dagelijks zijn er op de wereld ontelbare mensen die wanhopig hun handen naar de hemel uitstrekken, maar de tegenslagen houden aan, de geliefde gaat tóch weg, het kindje gaat toch dood. Het blijft een verbijsterend maar ontegensprekelijk gegeven, dat al ons smeken, hoe vurig, hoe onophoudelijk, hoe vol geloof en passie ook, geen enkele garantie krijgt op verhoring. Het enige waarop wij vanuit ons geloof mogen vertrouwen, is dat God aandachtig en vol liefde luistert naar ons gebed.
Meer niet?
Oké. Eigenlijk wordt op die manier al in zekere zin recht aan ons gedaan. Wanneer ik de hemel bestorm met mijn smeekgebed, dan komt een deel van mijn radeloosheid voort uit de angst helemaal alleen te staan in mijn ellende. Als ik dan mag beseffen dat er Iemand vol liefde naar mij luistert, dat er Iemand is bij wie ik gehoord wordt, Iemand van wie ik er helemaal mag zijn in al mijn ellende, in al mijn murw-geslagen zijn, dan wordt op die manier al voor een stuk recht aan mij gedaan. Maar de vraag is dan natuurlijk wel: is dat alles? Is er nooit echt verhoring, krijgen wij nooit echt wat wij vragen? De enige zekerheid op verhoring die in het Evangelie te vinden is, is de stellige belofte dat wij de H. Geest krijgen als wij erom vragen. Is dat dan alles? De H. Geest. Een andere kijk op de situatie dus? En het gevoel van een Aanwezigheid die naar ons luistert. Is dat alles? Grijpt God nooit echt in? Ik bedoel: in een situatie, in de geschiedenis, in onze ellende. Kan God alleen maar ingrijpen in onze geest, in onze psyche? En is Hij onmachtig op het gebied van het fysische? Maar als dat zo is, bestaat Hij dan wel echt? Is Hij dan zelf niet een product van ons brein, een creatie van onze hersenen om ons rustig te houden? Ik stel het met opzet zo cru omdat een bepaald theologisch gekwebbel dat duidelijk schatplichtig is aan het wetenschapsfundamentalisme, die richting uitgaat …
Formeel
Ik ben christen. En omdat ik christen ben geloof ik dat God wel degelijk kan ingrijpen in de fysieke wereld en dat inderdaad soms ook doet. Er zijn niet alleen de ontelbare berichten van gebedsverhoringen, soms heel spectaculair, over de hele wereld en uit alle tijden. Maar er is vooral ook dit: in de olijfhof vroeg Jezus zelf, ten prooi aan diepe doodsangst: “Vader, als U wil, laat deze kelk aan mij voorbijgaan”. Oké, onmiddellijk voegde Hij er aan toe: niet mijn wil maar uw wil geschiede. Maar het feit dat Hij die vraag stelde bewijst dat de mogelijkheid bestond dat God zou ingrijpen. Dat God inderdaad iedere situatie op een opzienbarende manier kan keren. Maar de tragedie in de olijfhof herinnert er ons tevens aan dat God, God is. God kan heel goed op onze smekingen ingaan. En Hij zal dat ook doen. Als het past in wat Hij met ons voorheeft. Maar Hij is God. Niet wij.
Samengevat
Het smeekgebed heeft wel degelijk zin.
1. Er is Iemand die aandachtig en vol liefde naar me luistert.
2. Ook al stort mijn hele wereld in, uiteindelijk zal Hij mij recht verschaffen. Hij heeft het laatste woord.
3. De kans blijft reëel dat ik ook onmiddellijk verhoord wordt. Hij is God. Voor Hem is niets onmogelijk.
Gered én genezenma 10 oktober '16
Zondag 9 oktober 2016, 28ste zondag door het jaar (jaar C)
Wanneer iemand je geheel onterecht slecht en onrechtvaardig heeft behandeld, wanneer een vriend zich tegen je keert en je verraadt en in de rug steekt of wanneer je partner waar je zielsveel van houdt al sinds geruime tijd een dubbel leven leidt en iemand je de ogen daarvoor opent, dan valt er aan vergeving niet te denken, zeker niet de eerste tijd. Vergeven kan ik het, zeggen mensen dan, maar vergeten nooit. En iedereen zal daar begrip voor opbrengen want elkaar vergeven is gemakkelijk als het over prullen gaat, maar als men ons werkelijk pijn heeft gedaan is het een aartsmoeilijk iets.
Dankbaarheid
Waar veel minder wordt bij stilgestaan, is dat dankbaar zijn als mensen goed voor ons geweest zijn even moeilijk is. Toch als het gaat om echte dankbaarheid. Want daar zijn natuurlijk ook gradaties in. Zoals bij vergeven.
Wanneer iemand echt zwaar op je ingereden is kan hij daarna misschien wel sorry zeggen en jij kan – even formeel en beleefd als hij – doen of je de excuses aanvaardt (je moet tenslotte verder), maar allebei weet je dat geen van beiden het meent. Bij dankbaarheid is dat ook zo. Wanneer iemand echt goed voor je geweest is kan je heel beleefd en lief en blij om wat er voor jou gedaan werd merci zeggen, misschien zelfs met een fles wijn of een bloemetje erbij, maar daarmee is de kous ook af. Je zou bijna kunnen zeggen: daarmee is het incident gesloten. Jij hebt iets voor mij gedaan, ik heb je bedankt, zelfs een geschenkje gegeven of een wederdienst bewezen en nu zijn we terug effen. En hiermee is het grote woord gevallen: wij zijn terug effen. Wij gaan verder met een propere lei: jij kan geen claim op mij uitoefenen, ik sta niet langer bij jou in het krijt, ik ben terug een vrij man. Daar draait het om!
Haat
Wanneer echt dankbaar zijn zo moeilijk is dan is dat omdat wanneer iemand goed voor ons is, wij daar wel heel blij om zijn, maar tegelijk ervaren we de situatie op een of andere manier als een aanslag op onze onafhankelijkheid.
Wij staan in de schuld. En bij iemand in de schuld staan, moeten merci zeggen, er misschien op aangekeken worden, geeft ons een verschrikkelijk onaangenaam gevoel. Vandaar waarschijnlijk het – op het eerste gezicht merkwaardig – verschijnsel dat je beste vrienden van weleer soms je ergste vijanden kunnen worden, zonder dat er echt erge dingen zijn gebeurd. Vandaar dat je in die dingen ook altijd met tact en overleg te werk moet gaan. Als je erg goed voor iemand geweest bent, hem een grote dienst hebt bewezen, dan moet je er altijd zorg voor dragen dat die ander iets terug kan doen, hoe klein of weinig ook. Systematisch elke wederdienst weigeren onder het mom van: “Ik moet daar niets voor terug hebben, het was graag gedaan” lijkt wel genereus, maar dat is het niet. Want op die manier kweek je schuldgevoelens bij de anderen en dat wekt wrevel op. En die wrevel kan langzaam maar zeker haat worden omdat men geen enkele kans krijgt er zich van te bevrijden.
Dr. Phil
Tot daar enkele bedenkingen die zeker de moeite waard zijn maar die eigenlijk meer thuis horen in een programma van Oprah of Dr. Phil dan in een kerk. (Ik heb het grootste respect voor de skills van Oprah Winfrey en Dr. Phil en ik denk overigens dat het ook voortreffelijke christenen zijn.) In de kerk gaat het om meer dan een paar psychologische weetjes en trucjes. Al die beslommeringen van “ik moet de kans krijgen om iets terug te doen” en “ik wil bij niemand in het krijt staan” of, erger nog, “ik moet aan niemand merci zeggen”, zou een religieus mens gewoon achter zich moeten gelaten hebben.
Een christen is iemand die niet alleen probeert om goed te zijn voor anderen, maar die ook echt kan toelaten dat anderen goed zijn voor hem. En
die echt dankbaar kan zijn voor wat anderen voor hem doen. Maar om dat te kunnen zijn moet je er natuurlijk op de eerste plaats van doordrongen zijn dat je zo goed als alles aan anderen te danken hebt. Te beginnen met je leven zelf.
Redding
Ik denk zelfs dat het een van de voornaamste voorwaarden is om een religieus mens te kunnen zijn: beseffen dat je zo goed als alles te danken hebt aan anderen : aan de genade en de barmhartigheid van God en aan het vernuft van de mensen. En aan al de initiatieven, instellingen en uitvindingen die daar het gevolg van zijn. Kunnen dankbaar zijn, dat is ophouden jezelf wijs te maken dat het goede dat anderen je doen voor jou een recht en voor hen een plicht is. Dat is kunnen genieten, niet alleen van het goede dat ze aan je doen maar ook van het feit zelf dat mensen goed voor jou zijn. Als je dat kunt ben je zoals die tiende melaatse. Alle tien waren ze “genezen”, maar hij alleen was gered: hij was dankbaar, hij was helemaal een ander mens geworden. Dankbaar kunnen zijn maakt diepere, echtere en ook meer aimabele mensen van ons.
Zieken
Dat geldt ook en misschien vooral voor zieke mensen die op de hulp van anderen aangewezen zijn. Soms zegt een zieke je, doelend op de kinderen: “Ze zorgen goed voor mij meneer, maar dat mag ook wel. Ik ben ook altijd goed geweest voor hen en ook voor na mijn dood heb ik voor hen gezorgd. Ze zullen geen kou hebben”. Zo iemand zit nog altijd op het niveau waar Oprah en Dr. Phil opereren. De diepe genezing die God hen kan geven hebben ze nog niet toegelaten. Echt dankbaar kunnen zijn is een geschenk. Je geniet dubbel. Je geniet van het goede dat men je doet. En je geniet van het feit zelf dat mensen goed voor je zijn. En ook al word je door velen beklaagd om je ziek-zijn, je leeft misschien dieper en intenser dan ooit tevoren.
Verrijst de hele schepping?ma 03 oktober '16
Zondag 2 oktober 2016, 27ste zondag door het jaar (jaar C)
Vandaag worden wij er door de profeet Habakuk weer eens aan herinnerd dat de wereld nu eenmaal niet in elkaar steekt zoals wij dat zouden willen en dat ons leven lang niet altijd even idyllisch verloopt. We horen die eeuwig terugkerende en misschien zelfs vooral voor religieuze mensen uiterst pijnlijke vraag naar het waarom van lijden en onrecht. Als God bestaat, waarom moeten dan zoveel onschuldige mensen sterven? Waarom is er zoveel onrecht? Waarom steekt de natuur zo wreed in elkaar? Waarom is er überhaupt ziekte, honger en dood? En waarom altijd ik? Waarom lijkt het ongeluk mij wel te achtervolgen? Ik doe niemand kwaad, ik probeer als een goed mens te leven en ik krijg de ene dreun na de andere te verwerken. Waarom eigenlijk? En hoelang nog? Het antwoord dat God geeft in Habakuk is: blijf vertrouwen. Geef de moed niet op. Blijf geloven in de toekomst: Ik kom. Ook al zie je nu geen enkele uitweg meer, blijf geloven, vertrouw op mij, uiteindelijk zal u recht worden gedaan en wordt elke duisternis teruggedreven.
Hemel?
Het boek Habakuk is grotendeels geschreven in een tijd dat de joden nog niet geloofden in een persoonlijk voortbestaan na de dood. In die richting lagen de verwachtingen dus niet. Maar intussen gingen mensen wel dood aan ziekten, rampen, oorlogen en uitbuiting. Wat de joden van Gods ingrijpen verwachtten moet dus meer een soort marxistische heilsverwachting geweest zijn: ook al ga ik nu persoonlijk ten onder, ooit zal ons volk het beter hebben. Je kan het vergelijken met de miljoenen immigranten die de voorbije eeuwen in de Verenigde Staten aan land gingen. Velen van hen waren doordrongen van de Bijbel. Ze waren de armoede en de slavernij van hun vroeger land ontvlucht en Amerika was voor hen het Nieuwe land van Belofte. Ze wisten zeer goed dat ze bijzonder hard zouden moeten werken en duizend moeilijkheden overwinnen. Ze zouden zelf nog heel veel armoede en ontbering kennen, maar hun kinderen en kleinkinderen zouden het goed hebben. En dat geloof en dat vertrouwen hield hen recht, dat maakte dat ze doorzetten.
Individueel
Zeshonderd jaar na Habakuk verscheen het Christendom. En mét het Christendom maakte ook de persoon, het individu, zijn opwachting in de geschiedenis. En meteen werd ook de heilsverwachting meer individueel ingekleurd. De vraag werd ineens veel meer: hoe zit dat met mij? Dat het volk, de mensheid het morgen beter zal hebben is goed. Maar als ik nu, volkomen onschuldig, aan ziekte, oorlog en onrecht ten onder ga is er dan ook voor mij persoonlijk gerechtigheid? En ook als ik veel minder tragisch maar heel gewoon doodga, is er dan ook een hemel voor mij? Want ook mijn leven was hard en lang niet altijd even prettig. En is die hemel er dan automatisch of moet ik die verdienen? Het zijn vragen waar het christelijk geloof genuanceerd op antwoordt.
Deels bevestigend: ja, dankzij het leven, de dood en de verrijzenis van Jezus ligt voor iedereen de weg open naar eeuwig leven. En, neen, het is geen automatisme. Als je voortdurend kiest voor het kwaad en elke kans op bekering bewust van de hand wijst, kies je zelf voor niet-leven, kies je zelf voor de dood.
Vermenselijking
Ik denk dat het belangrijk is om daarbij te zien dat, zowel bij Jezus als in het Oude Testament, goed en kwaad alles te maken hebben met onze houding t.a.v. anderen. “Ik had honger en je hebt me (niet) te eten gegeven, ik was naakt en je hebt me (niet) gekleed”, enz. Je zit dus niet goed of slecht te wezen in jezelf. Het is je houding tot andere mensen, tot de natuur en tot God die bepaalt of je goed leeft of slecht. M.a.w. waardig om opgenomen te worden in het eeuwig leven ben je in de mate dat je hebt bijgedragen tot het ‘vermenselijken’ van de grote wereld, of tenminste van je eigen kleine wereld, je eigen omgeving. Heb je er tenminste af en toe voor gezorgd dat Gods licht en warmte konden doordringen in de kleine stukjes duisternis van je eigen wereldje? Maar als dat zo is, moeten we dan de Verrijzenis niet een beetje minder zien als een super-individueel gebeuren, moeten we de collectieve dimensie ervan dan niet serieus herwaarderen?
Schepping
Ik denk dan aan Paulus, die – zoals 2000 jaar later Teilhard de Chardin – gans de schepping op weg zag naar verrijzenis en voltooiing. Ik denk aan Jean-Luc Dehaene die altijd zei: het gaat in het eeuwig leven niet over individuele heiligen maar over de ‘Gemeenschap van de heiligen’. En ik denk dan aan de ontwapenende eenvoud van paus Franciscus, die tegen een jongetje dat ontroostbaar was over het verlies van zijn hondje zei: “Maar beste jongen, je hondje is ook in de hemel …” Zusters en broers, als je hier en nu werkt aan het ‘vermenselijken’ van de betrekkingen van de mensen onderling, aan de strijd tegen alle lijden en onrecht en aan het goed beheer van de schepping, dan maak je het jezelf niet gemakkelijk. Je moet dan rekenen met tegenkrachten. Maar het helpt je enorm, als je kan geloven dat dit het doel is van elk mensenleven, meewerken aan de opgang van de hele schepping naar God. En het maakt je helemaal sterk als je gelooft dat het dát is wat God van je wil én dat Hij je zal helpen als je daaraan werkt. Totdat ooit het einddoel onweerstaanbaar doorbreekt en God alles in allen zal zijn. Dat Hij dan bij je is, ook als het moeilijk wordt. Ook als je het gevoel hebt van nergens hulp te krijgen. Hij is er, je bent nooit alleen.
Nieuw samengestelde wereldma 26 september '16
Zondag 25 september 2016, 26ste zondag door het jaar (jaar C)
Wij hebben echt niet moeten wachten op de komst van sociologen en het verschijnen van marxistische analyses om te beseffen dat er een duidelijk verband bestaat tussen buitensporige rijkdom en even buitensporige armoede.
Ook in de Middeleeuwen en zelfs lang daarvoor waren er al heiligen die kortweg stelden: als je iets van je rijkdom geeft aan een arme, dan geef je niet van het jouwe maar van het zijne …
Onverschilligheid
In dit verhaal over Lazarus en de rijke vrek gaat het echter niet over het eventueel verband tussen de extreme rijkdom van de ene en de even grote ellende van de andere. (De dames van de vakbond mogen dus nog even wachten met het koffiezetten). Het gaat immers over iets dat hoegenaamd niet kan opgelost worden door structuurhervormingen of sociale omwentelingen of correcties. Het gaat over de ontstellende onverschilligheid van de rijke voor de ellende van de arme. En dat is een moreel probleem. Naar alle waarschijnlijkheid heeft de rijke in dit verhaal zelf geen schuld aan de armoede van Lazarus en heeft hij hem ook nooit kwaad gedaan. Hoe zou hij dat ook kunnen: hij merkt het met zweren overdekte hoopje ellende niet eens op. En als hij hem al opmerkt, zal hij waarschijnlijk denken: eigen schuld dikke bult. Want zelf had de rijke het gemaakt in het leven, en dat doe je niet door op je luie krent te blijven zitten. Minachting dus, áls hij de arme al had opgemerkt. Maar in ieder geval: complete onverschilligheid voor diens ellende.
Radicaal
Voor Jezus kan dit dus echt niet. Jezus vraagt zich nooit af of de mens in nood al dan niet schuld heeft aan zijn miserie. Voor Hem telt alleen de mens die moet geholpen worden. En zijn eis om te helpen neemt adembenemende proporties aan in het fresco over het Laatste Oordeel, waar Hij zich vereenzelvigt met de arme, de gekwetste, de verachte en uitgestoten mens. “Want ik had honger en gij hebt mij niet te eten gegeven, ik had dorst en gij hebt mij niet te drinken gegeven, ik was in de gevangenis en gij hebt mij niet bezocht …” Hier wordt ook heel duidelijk dat het niet-doen van het goede dat verwacht mag worden, even erg of erger kan zijn dan de verkeerde dingen doen. Kunnen helpen en het niet doen, onverschillig blijven bij het leed dat anderen wordt berokkend, kan even erg zijn als de oorzaak zijn van dat leed. Het is goed dat we daar echt alert voor zijn, want dikwijls is het zinnetje: ” ’t Is toch niet mijn schuld, zeker!” de draagstoel van ijzingwekkende onverschilligheid.
Media
Er is, speciaal in onze tijd, echter nog een nieuw gevaar in dit verband. De stormachtige ontwikkeling die de media doormaakten kan de indruk wekken dat we nu toch veel beter op de hoogte zijn van elkaars miserie, dicht bij ons en wereldwijd. Het valt te vrezen dat dit alleen maar schijn is. Want met de steeds groter wordende rol van de media en de communicatiemiddelen groeide ook de mogelijkheid om de miserie uit ons leven weg te zappen, de ellende te fotoshoppen, de mensen met wie wij contact willen zelf te kiezen en al de anderen uit ons leven weg te deleten. Wij maken voor een stuk zelf onze (droom)wereld, en dat is steeds minder dé wereld. Wij hebben steeds meer te maken met alleen maar bepaalde mensen, “de vrienden” op facebook bijvoorbeeld en dat zijn steeds minder “de” mensen. Langzaam maar zeker dreigen wij in een virtuele wereld te leven waarin wij immuun zijn voor het leed van anderen.
Pokémon
Vooral bij een deel van onze jongeren begint dat toch een beetje zorgelijk te worden. Nu kent u mij al lang genoeg om te weten dat ik wel de laatste zal zijn om hier wekelijks staan te jammeren over “de jeugd van tegenwoordig”.
Maar ik moet eerlijk toegeven dat die huidige Pokémon-rage me toch wel een kleine schok gegeven heeft. Niet het Pokémon-spel zelf natuurlijk, want dat schijnt vrij onschuldig te zijn en de jongeren die er mee bezig zijn lijken weinig moeite te hebben met de plaatselijke inboorlingen (wij dus) die ze op hun zoektochten tegenkomen. Maar wat verontrust, is dat ik zoveel van die jongeren nooit eerder gezien heb. Niet alleen niet in de kerk, maar ook niet in de winkel, in de bank, bij de bakker of gewoon in de straat. Terwijl ze toch in mijn straat of in mijn dorp wonen. Het is duidelijk dat de tendens om steeds maar minder betrokken te zijn op de mensen die om ons heen wonen zich krachtig doorzet.
Dat kan alleen maar betekenen dat wij ons steeds meer afkeren van de echte wereld en ons steeds meer nestelen in een kunstmatige wereld, met alleen maar mensen en dingen en bezigheden die wij leuk en aangenaam vinden. En dat kan dan alleen maar betekenen dat onze onverschilligheid voor het lijden en het onrecht in de echte wereld altijd maar groter wordt.
Voorbeeld
Het zijn echter niet de jongeren die deze manier van doen uitgevonden hebben.
Wij zijn ermee begonnen met ganse avonden achter de tv door te brengen in plaats van met de buren te praten. En met alles weg te zappen wat geen voetbal of niet plezant was. Wij kunnen die blunder nooit terugdraaien. Maar we kunnen wel proberen het jonge volk uit te leggen dat de echte wereld en het echte leven nog altijd veel boeiender en interessanter zijn dan de “nieuw samengestelde wereld” van de media.
Rare voorbeeldfigurenma 19 september '16
Zondag 18 september 2016, 25ste zondag door het jaar (jaar C)
Het Evangelie over de “onrechtvaardige rentmeester” is misschien wel het meest onbegrijpelijke stukje uit heel het Nieuwe Testament. Het verbijstert en het zet je – zeker bij een eerste lezing ervan – gegarandeerd op het verkeerde been. De rentmeester die hier door Jezus geprezen wordt is immers een doortrapte schurk, een door-en-door corrupte kerel. Je zou voor minder geshockeerd zijn. Want het gaat hier om een ordinaire dief en bedrieger, die geld van zijn baas verduistert en verbrast. En die, wanneer hij betrapt wordt, bliksemsnel reageert en van kwaad naar erger gaat. Opnieuw licht hij zijn baas op voor enorme bedragen, maar dit keer om vrienden te maken en die aan hem te binden voor de dag dat hij op straat zal staan. Hoewel … vrienden? Geld kent geen vrienden. Maar, als ze hem al niet helpen omdat het zijn vrienden zijn, dan kan hij hen altijd nog chanteren want hij maakt ze tot medeplichtigen. En voor geen klein beetje …
Vindingrijk
Natuurlijk kan het niet dat Jezus zo iemand tot voorbeeld stelt. Maar je moet de tekst wel enkele keren grondig lezen eer je beseft wat er echt bedoeld wordt. Jezus stelt deze man helemaal niet tot voorbeeld, en nog minder datgene wat hij doet. Ook nadat Hij een bepaald facet van zijn handelswijze onder de aandacht gebracht en geprezen heeft blijft hij de man een onrechtvaardige, een kind van de duisternis, een schurk noemen. Waar Jezus ons wil op wijzen is hoe onvermoeibaar, vindingrijk en uitgekookt “kinderen van de duisternis” hun doel zoeken te bereiken. En dát is waar het Jezus om te doen is. Kinderen van het licht kunnen daar, wat dat betreft, een voorbeeld aan nemen. Wanneer wij, Jezus’ volgelingen, ons doel willen bereiken, wanneer wij dichter bij God willen komen en later, na onze dood, helemaal bij Hem willen zijn, dan mogen wij ons echt wel een beetje meer inspannen. Wat meer vindingrijk zijn. Het niet allemaal op zijn beloop laten. En inderdaad, als wij eerlijk zijn moeten wij toegeven dat onze ijver om uit te groeien tot liefdevolle mensen het vaak niet haalt bij de ijver, de slimheid en de verbeeldingskracht van mensen die met duistere zaakjes bezig zijn. En nochtans kan gewoon alles voor het goede worden aangewend.
Zoals we twee weken geleden nog zagen: voor een christen is alles koosjer en halal, niets van het geschapene is alleen maar slecht, alles kan ten goede worden aangewend.
Geldgod
Zelfs geld, deze onrechtvaardige mammon, deze bron van zovele ruzies, haat, jaloezie en ellende, zelfs geld kan worden aangewend om mensen te bevrijden, om hen te helpen, om hen een menswaardig leven te geven. Maar omdat Jezus ons door en door kent, zegt Hij er uitdrukkelijk bij: “Je kan niet God dienen en de mammon”. Je moet geld gebruiken in plaats van het te aanbidden.
En dat is dan speciaal bedoeld voor de slimme jongens onder ons. En meer bepaald de vrome slimme jongens onder ons. Ik herinner mij dat er bij ons op het seminarie een man was, een late roeping, die in het burgerleven keukens verkocht. Hij had zich ernstig voorgenomen die activiteit later als priester rustig verder te zetten. “Want van de armoepree van een pastoor kan je nauwelijks leven”, zei hij. “En als ik wat kan bijverdienen heb ik tenminste wat geld om aan goede werken te besteden”. Kijk, met dat soort redeneringen kan je misschien veel mensen beduvelen en misschien ook jezelf wat wijsmaken, maar niet de Kerk. Want die is ervaringsdeskundige in dat soort dingen. En je eigen zwakke plekken herken je altijd onmiddellijk en feilloos bij een ander. De man is dan ook geen priester geworden. Geld is een handig en zelfs noodzakelijk ruilmiddel, maar ook niet meer dan dat. En het mag zeker niet je leven beheersen.
Verslindend
Nu zijn er natuurlijk maar heel weinig mensen die bereid zijn om toe te geven dat hun leven door geld en geldzucht beheerst wordt. En toch, als we heel eerlijk zijn en scherp naar ons doen en laten durven kijken, moeten we toegeven dat we er allemaal min of meer door aangetast zijn. Min of meer. Natuurlijk zijn wij allemaal geen geldwolven. Maar in deze door-en-door materialistische samenleving van ons, zijn wij allemaal een beetje gebeten door dezelfde hond.
Alleen is onze verering van de Mammon heel vaak verborgen achter een “Nobel Doel”. We zijn daar heel vindingrijk in. Maar zelfs het oude vrouwtje dat heel karig leeft om toch zoveel mogelijk “achter te laten” voor haar erfgenamen heeft, ondanks de schijn, God geruild voor de Mammon. Ze verwacht eigenlijk nog iets van haar geld. Dat haar geld haar, zij het dan postuum, toch nog een beetje waardering en dankbaarheid zal opleveren. En dat is helemaal niet verwonderlijk. Want geld is inderdaad een god. Heel duidelijk. Een god met goddelijke allures en ambities. Een god die uiteindelijk elk facet van je leven doordringt. Een god die geen enkele andere god en zeker niet de God van Jezus naast zich duldt. Waar de geldgod gediend wordt, sterft de christelijke God in het hart van de mens. En sterft uiteindelijk ook de mens in de mens …
Je kan inderdaad niet God dienen en de Mammon.
De Christelijke waardenma 12 september '16
Zondag 11 september 2016, 24ste zondag door het jaar (jaar C)
Nog altijd zijn er, binnen het katholiek onderwijs, mensen die vinden dat het doel van het vak godsdienst, het doorgeven van christelijke waarden moet zijn.
En alleen maar dat. Er wordt nog weinig kennis van het geloof doorgegeven, en het geloof zelf al helemaal niet meer. Jarenlang heeft het godsdienstonderwijs onze jongeren voorgehouden dat geloven-zelf niet zo belangrijk is, als je maar achter de “christelijke waarden” staat. Het mag een bijzonder geslaagde operatie genoemd worden. Want zo goed als alle jongeren die dat godsdienstonderwijs volgden, zeggen nu dat ze wel niet echt geloven maar dat ze wel achter de christelijke waarden staan. Een volgende fase in dit religieus ontbossingsproces was voorspelbaar en is ondertussen inderdaad ook al ingezet: steeds vaker hoor je nu zeggen dat de christelijke waarden eigenlijk “algemeen menselijke waarden” zijn. Waarmee dus in twee eenvoudige bewegingen het hele christendom in de kast is gezet. Alleen … geen van de twee beweringen heeft ook maar één poot om op te staan.
Niet verwisselbaar
Om te beginnen kan geloof nooit zomaar vervangen worden door moraal. Het kennen van een aantal morele waarden kan nooit een geloof, een levenshouding vervangen die de beleving van die waarden juist stimuleert en zinvol maakt.
Alle campagnes, acties, instructies en programma’s tegen het pesten op school bijvoorbeeld hebben niet kunnen verhinderen dat er nog nooit zoveel gepest werd als vandaag. Op het eerste gezicht mag dit onbegrijpelijk lijken maar eigenlijk is het dat allerminst. Kinderen worden van bij hun geboorte heel sterk beïnvloed door fundamentele signalen die de maatschappij afgeeft. Vroeger waren die fundamentele signalen christelijke, evangelische signalen. Ook toen waren er de “christelijke waarden”, maar die waren van het begin af aan ingebed in het christelijk geloof, in een christelijke levenshouding die in z’n geheel werd doorgegeven aan de volgende generaties.
Helemaal anders
Het fundamenteel signaal dat tegenwoordig vanuit de maatschappij op de kinderen afkomt is er daarentegen een van competitie, van niet op je kop laten zitten, van vooruitkomen in het leven, van materialisme, individualisme en zelfs van egoïsme. En dat signaal komt van alle kanten op hen af. Vanuit de media natuurlijk op de eerste plaats. (Niet het minst vanuit de wereld van de sport). Maar ook vanuit de vrienden, de omgeving. En zelfs vanuit de praktische levenshouding van de ouders … Je kan daar niet tegen opboksen, gewoon met het aanprijzen van enkele waarden. Waarden die bovendien nog naïef en wereldvreemd lijken, in een wereld waarin zowat alle idolen een levenswandel promoten die daar helemaal haaks op staat. Ik zie niet goed in hoe je in zo’n wereld de christelijke waarden echt kan en durft beleven zonder de steun van een sterk christelijk geloof, zonder de steun van je gebed en de steun van Godzelf, die wil dat je zo leeft en die aan dat beleven van de christelijke waarden ook zin geeft. Want je mag tenslotte niet vergeten dat die waarden dwars tegen onze spontane neigingen ingaan! Een maatschappij zonder God kan die waarden alleen maar doordrukken met altijd maar meer politie en repressie.
Diep-menselijk
Wat nu betreft die andere bewering: dat de christelijke waarden eigenlijk algemeen menselijke waarden zijn. Het zou er nog aan mankeren dat die christelijke waarden van een andere planeet zouden komen. Ik heb dat persoonlijk altijd als een van de sterkste argumenten voor het christendom gevonden: dat wat het geloof van ons vraagt, helemaal samenvalt met wat wij zelf willen in het diepste van ons hart (voorbij onze primaire driften). In het Evangelie vind je geen enkele wet of ritueel voorschrift dat vreemd, buitenissig of onnatuurlijk overkomt. Voor exotische rariteiten moet je niet bij ons zijn. Alles in het christendom is diep-menselijk en voor iedereen die wat dieper graaft, herkenbaar.
Vergeven
Dit gezegd zijnde is het anderzijds wel zo dat het christendom wel degelijk eigen accenten legt en eigen waarden benadrukt. Als dat niet zo was, dan zouden de mensen gelijk hebben die zeggen dat “alle godsdiensten gelijk zijn omdat ze het over dezelfde God hebben”. En dat is natuurlijk niet zo. Want hoewel er maar één God is, is dit van kolossaal belang: hoe die God door de mensen gezien wordt. De christelijke God is in ieder geval een liefdevolle, barmhartige en vergevende God. En, wat nog veel belangrijker is en absoluut exclusief christelijk, Hij eist van de mensen dat zij eveneens barmhartig en vergevend met elkaar omgaan. Zonder de minste twijfel is “vergeving” het meest exclusief christelijk-godsdienstig item. Ik denk zelfs, een item van wereldhistorische betekenis. Het besef dat je ergste fouten kunnen vergeven worden en dat je zelf ook anderen moet vergeven, slaat een dynamiek los in mens en maatschappij die met niets anders te vergelijken valt.
Zegen
Wanneer de Westerse cultuur de cultuur geworden is van de vooruitgang, de wetenschappen, de zorgverlening, het alsmaar grensverleggend bezigzijn, dan heeft dat denk ik vooral ook daarmee te maken. Culturen die alleen rechtvaardigheid betrachten stagneren, lopen uit op stilstand, blijven steken in “eindeloze vendetta’s” van oog om oog, tand om tand. Alleen vergeven schept toekomst, gooit deuren open, maakt het nieuwe mogelijk. Vergeven is voor een christen overigens een plicht. Het is jammer van de gemiste kans bij de nieuwe vertaling van het Onzevader. Want in de grondtekst, in het Onzevader zoals het uit Jezus’ mond kwam, staat: “… en vergeef ons zoals ook wij anderen vergeven hebben”. Vergeven is dus zelfs een voorwaarde om zelf vergeven te worden.
Vergeven is voor een christen een plicht. Omdat de Heer het ons oplegt. En het is leven gevend voor anderen en voor onszelf.