Nieuws uit de parochie

Lazarus
ma 31 juli '23

Zondag 26 maart 2023, 5de zondag van de Veertigdagentijd (jaar A)

“Waart Gij hier geweest!”, klaagt Martha, want Jezus stelde altijd maar uit en als Hij tenslotte in Bethanië aankomt, is Lazarus dood.
En nochtans hield Hij van Martha en Maria en Lazarus.
En dan is er dat merkwaardig gesprek tussen Martha en Jezus. Het is een gesprek dat er duidelijk op gericht is haar geloof in de wonderdoener, de genezer, de magiër te laten uitgroeien tot echt geloof, het geloof namelijk dat in Jezus de bron van het leven zelf onder ons gekomen is.
Jezus zegt haar: “Uw broer zal verrijzen”.
Voor Martha is dat niets nieuws: zoals vele Joden uit haar tijd geloofde zij in een vaag voortbestaan na de dood.

OVERGANG
Daarom trekt Jezus haar aandacht naar Hemzelf: Wie in mij gelooft, hoeft niet te hopen op een schimmenbestaan later.
Ik bén verrijzenis en leven.
In het geloof in Jezus gebeurt dus de overgang van de dood naar leven.
Niets minder dan dat zegt Hij tot haar.
Wanneer ik vandaag beslis te geloven, dan is die overgang belangrijker dan de overgang als ik sterf.
Daardoor wordt de tragiek van het sterven niet verkleind, de dood blijft bestaan, maar ons leven in geloof wordt nu onlosmakelijk in verband gebracht met ten volle leven vóór en na de dood.
Wie gelooft in Jezus, draagt ondanks het sterven, het eeuwig leven reeds in zich, omdat hij leeft vanuit Hem die de bron van leven is.
Veel meer nog dan een spectaculair wonder, is de opwekking van Lazarus een teken. Een teken dat wij met het aanvaarden van Jezus, binnentreden in het leven van God, opgenomen worden in het leven van de Eeuwige.

HIJ SLAAPT
Gemeten aan de eeuwigheid is ons aardse leven slechts een zucht, “Kortstondig als een droom die afbreekt in de ochtend”, zegt de Schrift.
Ook de fysieke dood, het meest afgrijselijke wat wij ons kunnen voorstellen, zeker als het gaat om de dood van iemand waar we van houden, een dood die ons verschrikkelijk pijn doet en die ons eigen leven minstens voor een tijd leeg en zinloos maakt, ook die dood wordt door Jezus helemaal gerelativeerd.
“Hij slaapt alleen maar”, zegt Hij. Het lijkt wel of Hij de draak steekt met het diepe verdriet van de verwanten, met heel het tragische gebeuren, met de familie in rouw, de fluitspelers, de opgetrommelde klaagvrouwen, het hele macabere gebeuren.
En nochtans laat de tekst er geen twijfel over bestaan: Lazarus ik wel degelijk gestorven. Hij is al 3 volle dagen dood. Hij ruikt al, staat er letterlijk.
Maar Jezus blijft erbij dat Hij alleen maar slaapt.

TEKEN
En om zijn woorden kracht bij te zetten, roept Hij Lazarus uit het graf.
Niet als een soort magische krachttoer, maar als een teken dat leven, echt leven, eeuwig leven alles te maken heeft met opgenomen zijn in het leven van God.
En dat ons fysieke bestaan, ons leven vóór onze zogenaamde dood, ons de kans biedt om in dat leven opgenomen te worden.
Zonder enige twijfel is Lazarus enkele jaren later opnieuw neergelegd in zijn graf. En dan zal er geen Jezus zijn om hem nog een tweede keer terug in de wereld te zetten. En dat heeft ook geen belang.
Belangrijk is alleen de vraag of Lazarus tegen dat het zover is al tenminste geprobeerd heeft om binnen te treden in dat leven, in die invloedssfeer van God, en zich te koesteren in en deel te nemen aan de liefde en de zorg van de Vader.

EEUWIG LEVEN
Mensen dromen er stilletjes van dat de dokters ons met de tijd tientallen jaren langer zullen laten leven. Er is in Californië zelfs al een heel circus van miljonairs die zichzelf na hun dood laten invriezen om later, als de geneeskunde verder is, terug tot leven gebracht te worden. Ook dat zou natuurlijk alleen maar uitstel zijn.
Maar als wij ons serieus toekeren naar God, moeten wij niet speculeren op enkele jaren méér en staat ons eeuwig gelukkig zijn te wachten.
Niet minder dan dat.

Eigen Godservaring en kerkelijke leer
ma 31 juli '23

Zondag 19 maart 2023, 4de zondag van de Veertigdagentijd (jaar A)

Het verhaal van de genezing van de blindgeborene is om meerdere redenen een merkwaardig verhaal. Om te beginnen is daar het magisch-ritueel gebaar van het bestrijken van de ogen van de blinde met slijk. Een gebaar dat helemaal niet past bij Jezus en eerder thuishoort bij sjamanen en tovenaars.
Maar het verwijst duidelijk naar het scheppingsverhaal, waar God de mens schept uit stof van de aarde. En wat Jezus hier doet, sluit daarbij aan: Hij geeft deze mens een heel nieuw leven. Je moet daar eens eventjes bij stilstaan: Jezus GENEEST de blinde niet, Hij geeft hem het zicht niet terug. Neen, het gaat om iemand die blind geboren is. Wij kunnen ons daar weinig bij voorstellen, en de blinde al helemaal niet. Die man besefte niet eens wat zien is. Leg maar eens uit aan iemand die blind geboren is, dat andere mensen kunnen zien. . .
Jezus schenkt deze mens m.a.w. het leven zelf. En dat is ook de betekenis van het verhaal: het gaat om veel meer dan een genezing.

DOGMA´S
En dan neemt het verhaal een nieuwe wending. De man wordt van hot naar haar en van het kastje naar de muur gestuurd. De andere spelers in het stuk beginnen zich erg irritant te gedragen: hij moet zich voortdurend verantwoorden. Het starre ongeloof wordt zelfs een beetje amusant.
Eerst geloven ze niet dat hij wel degelijk blind geboren was. En daarna zeggen ze dat het wonder niet kan gebeurd zijn door toedoen van Jezus. Want voor de mannen van de theologie, de regels en de dogma’s, is Jezus een buitenstaander, een soort religieuze hippie die niet serieus moest genomen worden.
Dat is zo al duizenden jaren in alle culturen: alles wat niet geijkt kan worden op de heersende ideologie of de officiële leer, de officiële theologie en dogmatiek, het officiële instituut, werd en wordt verworpen en vervolgd. Meer nog door het staatsgezag dan door de clerus. Omdat het de orde in de samenleving ondermijnt en de chaos introduceert.

OMGEKEERD
Tegenwoordig zitten we eerder met het tegenovergestelde probleem.
Voor vele gelovigen is hun eigen aanvoelen en ervaring veel belangrijker dan wat Kerk en theologie ons te vertellen hebben. En ook dat is niet altijd terecht. Wij leven in een jachtige tijd met heel veel vluchtige indrukken.
Het kan nooit kwaad je eigen religieuze ervaringen te toetsen aan wat eeuwenoude inzichten ons te bieden hebben.
C.S. Lewis heeft daar een interessant verhaal over.
Hij had eens een toespraak over theologie gehouden voor luchtmachtpersoneel en toen stond er een oude, wat stugge, officier recht en die zei: ik heb hier helemaal niets aan. Ik ben echt wel een religieus mens. Ik weet dat er een God is. Ik heb Hem gevoeld, helemaal alleen, ’s nachts in de woestijn: het geweldige mysterie. Maar daarom geloof ik nu juist niet in al die keurige dogma’s en formules over God. Die zijn allemaal zo nietig en betweterig en onwerkelijk, als je weet waar het echt om gaat.

KAART
En Lewis zegt: Ik kan hem volgen. Als je een echte godservaring gehad hebt en je gaat dan kijken naar christelijke leerstukken, dan ga je inderdaad van iets werkelijks naar iets minder werkelijks.
Hetzelfde heb je wanneer je op het strand naar de oceaan kijkt. En dan daarna thuis de oceaan opzoekt in een atlas. Ook dan ga je van iets werkelijks naar iets minder werkelijks. Van werkelijke golven naar een stukje gekleurd papier.
Maar nu komt het: dat stukje gekleurd papier berust op wat duizenden mensen te zien kregen door werkelijk op de oceaan te varen. Achter het stukje gekleurd papier schuilt een massa ervaring, die even werkelijk is als de ervaring die je op het strand kan hebben. Maar terwijl dat laatste slechts een losse indruk is, voegt de kaart al die verschillende ervaringen samen.
En er is nog iets. Zelf naar de zee kijken is veel prettiger dan een kaart bestuderen, zolang je tevreden bent met een strandwandeling.
Maar als je naar Amerika wil, heb je een kaart nodig.
Ik vind dit nog altijd het beste verhaal over het verschil én de relatie tussen eigen (Gods)ervaring en kerkelijke leer en theologie.
Hopelijk hebt u er wat aan.

Adam en Eva
ma 31 juli '23

Zondag 12 maart 2023, 3de zondag van de Veertigdagentijd (jaar A)

De voorbije weken hebben we stukken uit het eerste en het tweede scheppingsverhaal gelezen. De Bijbel begint inderdaad met twee verschillende en enigszins van elkaar afwijkende scheppingsverhalen. Wat op zich natuurlijk al een zeer duidelijke aanwijzing is dat het inderdaad om verhalen gaat. Verhalen die niet de bedoeling hebben exact weer te geven wat er gebeurd is, maar die iets willen laten oplichten van de diepte die vermoed wordt achter de zichtbare werkelijkheid.

Verhalen
Dat is tenslotte waar religie zich mee bezighoudt.
Toen het Oude Testament vorm kreeg, was er nog geen wetenschap.
Er waren nog geen astronomen en archeologen, geen telescopen en geen evolutionaire biologen.
Goddank eigenlijk, want anders had het religieus denken zich nooit kunnen ontwikkelen en was het al van meet af aan met magie en bijgeloof op een hoopje gegooid en in de wieg versmacht.
Religieuze inzichten over de werkelijkheid-achter-de-zichtbare-werkelijkheid bekom je niet door meten en berekenen, maar door nadenken, bidden en mediteren.
Het gaat trouwens om fenomenen en ervaringen die heel reëel zijn, maar die je niet met verstand, logica en wetenschap alleen kan plaatsen.
En dus probeer je je aanvoelen te vertellen met een verhaal.
Bijna het hele Oude Testament is daar een voorbeeld van. Diepe godsdienstige inzichten, verpakt in een voor iedereen begrijpelijk verhaal.
Maar dus wel een verhaal.

Letterlijk
Met de tijd echter begon men die verhalen – het scheppingsverhaal bijvoorbeeld – letterlijk te nemen. Mensen zoals Augustinus hadden in de vierde eeuw al door dat het ging om volksverhalen, die gebruikt werden om de moeilijk bewijsbare stelling dat God de oorsprong van alles is, eenvoudig onder woorden te brengen en aannemelijk te maken.
Toen de Kerk echter steeds invloedrijker werd en grotendeels instond voor rust, orde en samenhorigheid binnen de maatschappij, kon zij niet toelaten dat er zomaar losjes werd omgesprongen met de Bijbel.
En werd het letterlijk nemen van alles, ook van de verhalen, vanzelfsprekend.
Net zoals de huidige beleidsmensen niet kunnen toelaten dat iedereen de wetten en regels zomaar interpreteert naar eigen goeddunken.
Maar daardoor zag men steeds minder in dat die verhalen letterlijk nemen tot in de details eigenlijk zeer ketters was. Omdat minder belangrijke woorden en zinnen ineens heilig werden, terwijl de eigenlijke betekenis van het verhaal wel eens verloren ging.
Laten we daarom, als voorbeeld, het scheppingsverhaal eens van naderbij bekijken.

Vrouwonvriendelijk
In het eerste scheppingsverhaal lezen we dat God de mens kneedt uit klei van de aarde en daarna de vrouw maakt uit een rib van de man.
Eigenlijk kan je bijzonder moeilijk aannemen dat mensen dat ooit echt geloofd hebben.
God die zowel het beroep van pottenbakker als van slager moet uitoefenen om de mens op de wereld te krijgen.
Maar nu komt het: hoewel vandaag niemand nog aanneemt dat je dit verhaal letterlijk moet nemen, zijn er toch talloze mensen, vrouwen vooral, die zich ergeren aan de gebruikte woorden en zinnen, aan het hele verhaal.
Maar dat kan dus alleen maar als je het verhaal toch letterlijk neemt en niet zoekt naar de echte betekenis, naar wat het echt wil zeggen.
Want het klinkt nogal vrouwonvriendelijk als zij gewoon uit een rib, een onderdeel van de man is ontstaan. En vooral het woordje “mannin” werkt vele vrouwen danig op de heupen. Terecht overigens.
Maar de betekenis van het verhaal is juist het tegenovergestelde van vrouwonvriendelijk.

Evenwaardig
God heeft de eerste mens geschapen en dat was blijkbaar een man. En om die te plezieren schept Hij ook de planten en de dieren en al de heerlijkheden van het aards paradijs. Maar de mens blijft eenzaam. Een wezen dat echt bij hem paste, vond hij niet.
En dus schept God de vrouw uit een stuk van de man. M.a.w. Hij geeft de man een partner die “been van zijn been is, vlees van zijn vlees”. De enige partner die hem waardig is, die evenwaardig is.
Je moet daarbij ook bedenken dat deze tekst geschreven werd in een tijd waarin de vrouw overal als minderwaardig, niet veel meer dan een slavin, werd beschouwd.
Bij sommige volkeren zelfs niet veel meer dan een dier. Zelfs bij de hoogontwikkelde Grieken, de “vaders van onze beschaving”, vind je vaak een verbijsterende vrouwenhaat.
Midden in die wereld ontstaat hier een tekst die de evenwaardigheid van de vrouw vooropstelt.
Het loont dus echt wel de moeite om voorbij de tekst van het verhaal te kijken naar wat er eigenlijk gezegd wordt.

De prijs van echt leven
ma 31 juli '23

Zondag 5 maart 2023, 2de zondag van de Veertigdagentijd (jaar A)

Vandaag lezen we over de roeping van Abraham.
Roeping heeft in het joods-christelijke denken altijd de betekenis gehad van weggezogen worden uit je vertrouwde omgeving, breken met je oude manier van denken en doen. Je hele vroegere manier van leven achter je laten, vaak ook je vrienden en de omgeving die je gewend was.
Abraham moet zelfs zijn volk verlaten en op zoek gaan naar een nieuw land zonder te weten waar en of hij dat vinden zal. “Op goed vallen uit”.
Een nog radicalere vorm van breken met het verleden kan ik mij moeilijk voorstellen, zeker in een tijd dat er geen smartphones bestonden, niet eens een postbedeling. Er waren geen contacten meer.

ONZEKERHEID
Roeping gaat dus altijd ook gepaard met onzekerheid. Over de toekomst word je volledig in het ongewisse gelaten. Je kan alleen vertrouwen. Vertrouwen dat het goedkomt. En er is nog iets dat niet zo prettig is om horen.
Roeping -u heeft al lang door dat het hier gaat om de roeping van elke christen, niet alleen van paters en nonnetjes- roeping heeft zoals gezegd altijd te maken met verleid worden om je oude manier van leven achter je te laten en te vervangen door een ander, een nieuw bestaan dat zinvoller is, meer in overeenstemming met de bedoeling die God met je heeft.
Maar je hebt op geen enkele manier de garantie dat je leven ook aangenamer of leuker zal worden. Je zou zelfs geneigd zijn het tegendeel te denken.
Al was het maar omdat je juist uit de gezapigheid en het comfort van je gesetteld leventje wordt weggehaald en in een situatie terechtkomt die je niet onder controle hebt en die je aanvankelijk ook erg ongelukkig kan maken.

PERSPECTIEFWISSEL
Ik blijf hier wat langer bij stilstaan omdat het om een zeer belangrijk punt van ons geloof gaat. Het gaat hier om niet minder dan een Copernicaanse revolutie in het religieuze denken.
Typisch voor het heidendom is dat je de goden probeert gunstig te stemmen.
Want die kunnen je het leven ook bijzonder zuur maken. En dus breng je beter offers om ze aan je kant te krijgen. Om gunsten te bekomen. Om hun van alles te vragen.
In het christelijk geloof is het op de eerste plaats God die vragende partij is.
Is het God die iets van jou verlangt. En niet zomaar iets. Hij verlangt dat je je leven afstemt op wat Hij van je wil in plaats van dat Hij ons hulpje is als wij bezig zijn met goed voor onszelf te zorgen.
Je voelt al onmiddellijk dat dit heidense denken het niet zomaar opgegeven heeft.
Je vindt het nog overal terug. Maar in wezen is ons godsdienstig perspectief gewijzigd. God wil ons helpen om een zinvol leven te leiden. En dat is iets anders dan het geloop van de ene genieting naar de andere.

LEVENSVERVULLING
Dat wil niet zeggen dat wij onszelf geen aangenaam leven mogen wensen.
En genieten van “les bonnes choses de la vie”: af en toe een feestje, lekker eten en drinken, vakantie nemen en op reis gaan, het hoort er allemaal bij, het geeft kleur aan ons leven. Christenen zijn absoluut geen geheelonthouders.
Maar het genieten van “de goeie dingen van het leven” geven op zich geen levensvervulling. Als je het aantal “leuke momenten” altijd maar opvoert en altijd maar meer en vaker feestviert en lekker eet en reist en geniet, dan word je daar niet gelukkiger om. Geluk en levensvervulling vind je in het iets betekenen voor anderen. In het belangrijk zijn voor je vrouw, je kinderen, je vrienden.
In het iets betekenen voor mensen die je nodig hebben. Dat kan soms moeite kosten en veel van je vragen. Maar iets betekenen voor anderen geeft juist betekenis aan je eigen leven.
Soms kan dat extreem ver gaan. Zijn, er helemaal willen zijn voor anderen, kostte Jezus uiteindelijk zelfs zijn leven.

ROES
Het heeft dus ook geen zin om de navolging van Jezus voor te stellen als een soort triomftocht, als een opeenvolging van hoeramomenten.
Als je Hem wil navolgen, ook als je dat gematigd en bedachtzaam aanpakt, zal je momenten in je leven kennen dat je God heel sterk nabij weet en kracht krijgt om verder te gaan. Tabor-momenten zeg maar.
Maar evengoed zullen er de momenten zijn van mislukking, teleurstelling, je alleen-gelaten voelen. Het leven is nu eenmaal zo. Als er in je leven alleen maar momenten van verrukking zijn, dan leef je in een kunstmatig in stand gehouden roes. Echt leven is iets anders.
Het is dus niet toevallig dat de drie apostelen, die getuige zijn van Jezus’ verheerlijking op de Tabor, precies dezelfde zijn die getuige zijn bij zijn diepste vernedering en zijn aanvaarding van het lijden in de Olijfhof.
En dat geldt ook voor ons.
Verrukking én verbijstering bij wat je overkomt, horen er beide bij.
Dat is de prijs die wij betalen als wij echt willen leven.

Woestijnervaringen
ma 31 juli '23

Zondag 26 februari 2023, 1ste zondag van de Veertigdagentijd (jaar A)

Als God liefde is, dan is een volmaakte mens een volmaakt liefdevolle mens.
Maar zo volmaakt worden wij niet op de wereld gezet. In de eerste lezing hoorden we dat wij van bij onze geboorte al bekoord worden om juist niet liefdevol, d.w.z. op het goedzijn voor anderen gericht, te zijn. Maar alleen maar op het zorgen voor onszelf. Ook als dat schadelijk is voor anderen.
En meteen hebben we het daarmee gehad over de 2 fundamentele richtingen die een mens kan inslaan: gericht zijn op genegenheid, vriendschap en liefde voor anderen of alleen maar bezig zijn met jezelf, met het jezelf in het midden van de kosmos plaatsen en alles, ook de andere mensen, gebruiken om aan je eigen doelen en verlangens tegemoet te komen.
Voor de meesten van ons is die gerichtheid niet zo extreem eenzijdig, gaat het eerder om het bewandelen van een soort compromis tussen de twee.
Als God liefde is, dan is te ver overhellen naar het promoten van jezelf “zonde”, zeker als je daar anderen mee benadeelt. Wat bijna altijd het geval is.
En dan is bekoring niets anders dan verlokt worden om vooral goed voor jezelf te zorgen. Wat trouwens ook altijd leuker lijkt dan te zorgen voor anderen.
Als de menswording werkelijk heeft plaatsgevonden, als Jezus echt God was in de gestalte van een echte mens, dan heeft Hij die bekoringen ook gekend.

MACHT
En de eerste bekoring waar Hij mee te maken kreeg, was de aantrekkingskracht van geld, en de macht en het aanzien die je ermee kopen kan.
Meer zijn dan een ander, meer betekenen dan een ander, meer lijken dan een ander, belangrijker zijn dan een ander, meer macht hebben dan een ander.
Het is een van de meest vernietigende hartstochten die een mens kan bezielen. En tegelijk is het misschien ook wel de meest universele. Iedere mens kan erdoor gestuurd en zelfs ervan bezeten geraken.
En ze kan spelen in alle mogelijke situaties van het leven. Het is een hartstocht die kan zorgen voor conflicten tussen landen zowel als tussen enkelingen. In werksituaties, in gezinnen, in de sport, overal kan ze in de kop opsteken en de relaties verzuren en verzieken.
De aantrekkingskracht van geld en macht is altijd problematisch tot zelfs vernietigend. Zowel voor diegenen die zich erdoor laten overmannen als voor diegenen die er het slachtoffer van worden.
Soms denkt men dat mensen macht nastreven om aan meer geld te geraken.
Maar waarschijnlijk is dit alleen het geval bij de kleintjes onder de strevers.
Voor de grote jongens is macht de echte drijfveer.
En is geld alleen maar een middel om macht te verkrijgen of te vergroten.
Macht is de echte drijfveer. En geld dient alleen om nog meer macht te hebben over anderen.
In het verhaal dat we vandaag lezen, worden de verlokkingen van de macht aangedragen door de duivel. En de duivel wordt in de Bijbel nogal eens gesymboliseerd door een slang.
In dit geval heel terecht. Met de bekoring van de macht valt niet te onderhandelen. Vanaf het moment dat ze de kop opsteekt, moet je ze onmiddellijk neerslaan. Eens gebeten, ben je verloren.

DOM
De volgende bekoring waarmee Jezus in de woestijn geconfronteerd wordt is de bekoring van het vermetel vertrouwen. Ervan uitgaan dat je heel riskante en onwijze dingen mag doen vanuit de overtuiging dat God jou als gelovige wel zal behoeden. Een erg onnozele opstelling. Ik geloof dat God erg veel van ons houdt en ons wil helpen. Ik geloof vooral in de heilige Geest. Ik geloof dat als wij een beter mens willen worden, wij inzichten krijgen die echt van God komen en die ons leven voller en gelukkiger maken. Daarbij geloof ik wel dat ik niet de norm ben. Dat God andere mensen kan helpen op heel andere manieren. Ik geloof dat ook fysieke mirakelen mogelijk zijn. Maar ik geloof ook dat gelovige mensen die overmatig eten, drinken en roken evenzeer vroegtijdig sterven als niet-gelovigen.

KNIELEN
En over de laatste vertolking van de duivel kunnen we kort zijn. Het voor hem knielen wil zeggen: systematisch en bewust kiezen voor het kwaad.
Ik geloof niet dat iemand zo door-en-door slecht kan zijn dat God en zijn liefdevolle Genade hem niet meer kunnen redden.
Hoewel een psycholoog mij ooit zei dat door-en-door slechte mensen bestaan.
Maar dat was een psycholoog, geen theoloog.
Ik zou zo graag geloven wat Thérèse van Lisieux zei: “Ik geloof dat de hel bestaat, maar ik geloof niet dat daar Iemand in is”.
Ik wil dat ook graag geloven. Maar. . . misschien is dat ook een bekoring?

De spiraal van geld doorbreken
ma 31 juli '23

Zondag 19 februari 2023, 7de zondag door het jaar (jaar A)

Vandaag lezen we voor de derde achtereenvolgende keer een stuk uit de Bergrede. In die Bergrede zet Jezus op een bijzonder kernachtige en radicale manier uiteen hoe Hij wil dat christenen in het leven staan. En Hij gebruikt daarbij een stijlfiguur die in die tijd erg populair was: de overdrijving als middel om aandacht te krijgen en je stelling te benadrukken.

Letterlijk?
Het is belangrijk voor ons om daar doorheen te zien en ons niet te ergeren door wat gezegd wordt letterlijk te nemen.
Als Jezus bijvoorbeeld zegt: “Als iemand u op de rechterwang slaat, keer hem dan ook de andere toe.”
Als je die aansporing letterlijk neemt, dan zouden wij ons moeten gedragen als makke schapen die je kan duwen waar je ze hebben wil en die je kan slaan waar je ze krijgen kan. En je kan toch moeilijk aannemen dat dit de essentie is van het geloof dat even na Jezus’ dood als een storm over de wereld zou gaan.
Je kan ook niet aannemen dat Jezus omwille van dit soort uitspraken tegen een kruis is geslagen. En dat zijn volgelingen lange tijd vervolgd werden als vijand nummer 1 van het oppermachtige Romeinse Rijk. We moeten dus achter de woorden gaan zoeken wat Jezus werkelijk wilde zeggen. Dat procedé, de werkelijkheid zoeken achter de woorden, is trouwens niet alleen geoorloofd, het is zelfs noodzakelijk. En dat geldt voor de hele Bijbel, die gaat over diep aangevoelde overtuigingen die je alleen maar kan uitdrukken in een poëtische en evocatieve taal; een taal die gebruik maakt van vergelijkingen, overdrijvingen, parabels en allegorieën. Waardoor het letterlijk aannemen van wat er staat bijna noodzakelijk ketters is.
Toch iets om over na te denken. Zeker voor mensen die graag met Bijbelcitaten anderen om de oren slaan.

Vergelden?
Jezus zegt wel: “Als iemand u op de rechterwang slaat, keer hem dan ook de andere toe.” Maar wanneer Hij wordt gevangengenomen is er een soldaat die hem brutaal in het gezicht slaat. Jezus keert hem niet de andere wang toe. Hij eist integendeel van de soldaat dat die zijn brutaliteit verantwoordt. Met zijn nogal halfzacht klinkende uitspraak over het toekeren van de andere wang bedoelt Jezus dat je niet zomaar kwaad met kwaad moet vergelden. Niet om de brave, inschikkelijke zwakkeling uit te hangen, maar omdat kwaad vergelden met kwaad een eindeloze spiraal van geweld oproept. Een spiraal die je alleen maar kan doorbreken door er op een bepaald moment resoluut uit te stappen. Door tot een gesprek te komen, of beter nog, door de ander te vergeven. En dus de sterkere te zijn.
Ook dat “tot een gesprek komen”, met je tegenstander, met diegene die je fout en vijandig behandeld heeft, moet je niet zien als een soort “terugkrabbelen”, als een slap toegeven, als de ander laten triomferen. . .
In het boek Leviticus staat letterlijk: “Wees niet haatdragend tegen uw broeder.
Wijs elkaar terecht, dan maak je u niet schuldig aan de zonde van een ander.”
Met andere woorden: je moet je niet zomaar ondergeven, maar juist de ander op zijn fouten wijzen, hem terechtwijzen.
Anders, zegt de Bijbel, bevestig je de ander in zijn foute levenshouding.
En daardoor maak je jezelf medeschuldig aan wat hij (verkeerd) doet.
Je voelt dus zeer goed waar de Bijbel, waar Jezus naartoe wil.

Verstand
Jezus was niet Iemand die, zoals wij, opgroeide met Freud en Jung, maar Hij wist zeer goed hoe de menselijke psyche werkt.
Hij wist perfect dat zelfs een kleine irritatie die jarenlang gevoed en gekoesterd wordt uiteindelijk wederzijds alleen maar sterkere haat- en wraakgevoelens opwekt. En dat voortdurend meppen en terug meppen, mekaar altijd maar lik op stuk geven, de aanvankelijk lichte ontstemming als een monsterlijk groeiend koraalrif laat uitmonden in goesting om de ander te vermoorden.
Iemand van de twee partijen moet dus sterk genoeg zijn om een stap opzij te zetten, uit de slagorde te stappen en het gesprek te openen. Niet om zich gewonnen te geven, maar om in het meningsverschil het verstand terug de plaats te geven die het toekomt.
Dat bedoelt Jezus: niet dat je je altijd schaapachtig en onderdanig moet laten doen, maar dat je integendeel de tegenpartij uitnodigt om het conflict rationeel te benaderen.
In plaats van toe te laten dat wilde gevoelens de zaak laten escaleren en totaal uit de hand laat lopen.

Licht brengen
ma 31 juli '23

Zondag 12 februari 2023, 6de zondag door het jaar (jaar A)

Vorige keer hebben we het al uitgebreid gehad over de zaligsprekingen en over de Bergrede in het algemeen. Het gaat over sterke en nogal opzwepende uitspraken van Jezus. De Bergrede is zowat de Marseillaise van het christendom.
Het is niet alleen een rede die tot de verbeelding spreekt, ze zweept ook op om de droom tot werkelijkheid te maken.
Gij zijt het zout der aarde, zegt Jezus, het licht van de wereld.
Zijn volgelingen moeten, met andere woorden, smaakmakers zijn, zij moeten leven geven aan het leven van mensen.
Er kleur en smaak aan geven. Mensen helpen om hun leven als zinvol en levenswaard te ervaren.
M.a.w. ze moeten echt goed zijn voor andere mensen. Echt iets voor hen betekenen.
En, we hadden het er de vorige keer al over, wij moeten onze methoden en middelen daarvoor niet gaan zoeken in een of ander ideologisch arsenaal, ons niet per se laten leiden door één of ander politiek ideaal.

FANATISME
Wij willen niet minder dan de wereld veranderen. Maar dan van binnenuit. En wij moeten ons radicaal opstellen. Maar dan radicaal in de liefde. Het geluk van onze medemensen moet onze maatstaf zijn, het hoeden van onze broeders ons doel.
Maar niets is ons vreemder dan politiek of religieus fanatisme.
Fanatici zijn gestoorde mensen die vaak ontelbare andere mensen opofferen met het oog op een toekomstige ideale maatschappij. Maar die ideale maatschappij wordt ofwel nooit gerealiseerd, ofwel zou ze er ook wel gekomen zijn zonder al die doden.
Fanatisme en extreme uitgangspunten moeten dus sowieso te allen tijde gemeden worden.
In een tijd waarin de mensen geen ideologisch dak meer boven hun hoofd hebben. In een tijd van alsmaar toenemende normenvervaging en stijgende misdadigheid en dus ook van het onveiligheidsgevoel, wordt de roep om sterke leiders en een nieuwe ordening steeds sterker.
Wij moeten ons daarvoor hoeden.

ALTERNATIEF
Interessant daarbij is het verhaal in het toneelstuk “De moeder” van Karel Capek, zoals geciteerd door Tomáš Halik.
Op de vraag wat dat is, de orde herstellen, antwoordt de uiterst rechtse, oerconservatieve zoon: “Je zet de dingen terug op de plek waar ze eerder stonden”.
Zijn broer, een radicale socialist, beweert daarentegen: “Je zet de dingen neer op de plek waar ze horen”. De moeder heeft echter nog een ander idee van orde.
Orde betekent voor haar: “De dingen neerzetten op de plek waar ze het goed zullen doen”. Laten we, vervolgt Tomáš Halik -deze onvolprezen hedendaagse Tsjechische theoloog- laten wij niet de illusie koesteren dat wij zouden weten waar de dingen moeten zijn. En ook onze tijd niet verspillen met vergeefse pogingen ze neer te zetten waar ze eerst stonden, want dat zal niet meer lukken (we weten niet eens meer precies waar ze stonden).
De christelijke weg bevindt zich niet ergens tussen “Links” en “Rechts”, maar tegenover die twee.
De wijsheid van de moeder in dit stuk zou de kerk sieren: stil, deemoedig en geduldig voor de dingen en de mensen een plaats zoeken waar het echt goed met ze gaat, waar ze het best tot hun recht komen.
Als wij dat doen, zullen we de mensen terug aanspreken.

VERGEEFS GELEEFD?
Gij zijt het licht der wereld, zegt Jezus. Uw licht moet stralen voor het oog van de mensen opdat ze uw goede werken zien en uw Vader verheerlijken, die in de hemel is. En dat is ook zo.
Hoezeer onze pers ook haar best doet om alleen maar negatief nieuws te brengen, toch kent iedereen dokter Moreels en zijn heldhaftig werk in Congo. Omdat wij hem wíllen opmerken. Omdat wij, gelovigen en niet-gelovigen, hem willen zien. Al was het maar om niet te moeten wanhopen aan de mensheid.
Deze diepchristelijke man, die ooit topdokter en daarna ook minister geweest is, liet alles varen en leeft nu nog enkel voor de armste der armen.
Als je leeft zoals Christus dat van je vraagt, zal het licht dat je laat schijnen niet verborgen blijven.
Wij kunnen wel niet allemaal grote lichtbakens zijn. Maar dat hoeft ook niet.
Zelfs als wij maar voor enkele mensen, zelfs maar vóór 1 iemand een licht op de weg geweest zijn, hem geholpen hebben om een plaats te vinden waar hij tot zijn recht kwam en kansen kreeg om gelukkig te zijn, dan hebben we niet vergeefs geleefd.

Meer dan het gewone
ma 31 juli '23

Zondag 29 januari 2023, 4de zondag door het jaar (jaar A)

Het woord “asjre” dat Jezus gebruikte -Jezus sprak Aramees- is hier heel gebrekkig vertaald met “zalig”.
Het Aramese woord “asjre” heeft iets te maken met lopen, met gaan, met “op weg gaan”. In plaats van “zalig” zou je dus beter kunnen zeggen: “Je zit goed, je bent op de goeie weg als je zo en zo in het leven staat”.
En dan begrijp je ook beter de acht “zaligheden” in het geheel van de Bergrede, want die “zaligheden” zijn er maar een stukje van.
In die Bergrede legt Jezus omstandig uit wat Hij van ons doen en laten verwacht, hoe Hij wil dat wij in het leven staan.
Heel ons denken en doen zou volgens Hem moeten gericht zijn op het realiseren van gerechtigheid en vrede. En dan nog vanuit die typisch christelijke grondhouding van mededogen en vergevingsgezindheid.

RADICAAL
En even typisch christelijk daarbij is, dat Jezus van ons verwacht dat wij daarbij een radicale inzet en een vasthoudendheid tonen die wat redelijkerwijze van ons verwacht mag worden, ver achter zich laat.
Heel de Bergrede zou je kunnen samenvatten met: meer dan het gewone.
Van een christen zou mogen verwacht worden dat hij in de liefde, in het opkomen voor mensen in de kou en in het streven naar vrede en rechtvaardigheid, meer doorzettingsvermogen aan de dag legt dan wat “normaal” is, meer dan de rede en het burgerlijk fatsoen nodig en voldoende vinden.
Gij zijt het zout der aarde en het licht der wereld, zegt Jezus.
Als het zout zijn kracht verliest, dient het nergens meer voor dan om weggeworpen te worden. En zo gaat dat maar door, de hele Bergrede lang.
Zijn woorden lijken op een stortbui die over je heen gestort wordt, een pletwals, die over je heen raast en die je zou vermorzelen als je niet de zekerheid had dat ze werden uitgesproken door een man die heel en al liefde was.

OVERDRIJVING
Gij hebt gehoord dat tot onze voorouders gezegd is: gij zult niet doden.
Wie doodt zal strafbaar zijn voor het gerecht.
Maar ik zeg u: “Al wie vertoornd is op zijn broeder zal strafbaar zijn voor het gerecht. En wie tot zijn broer zegt: dwaas, zal strafbaar zijn met het vuur van de hel. Gij hebt het gehoord dat er gezegd is: gij zult geen echtbreuk plegen. Maar Ik zeg u: wie naar een vrouw kijkt om haar te begeren, heeft in zijn hart al echtbreuk met haar gepleegd.
Gij hebt gehoord dat er gezegd is: gij zult uw naaste beminnen en uw vijand haten. Maar Ik zeg u: bemint uw vijanden en bidt voor wie u vervolgen opdat gij kinderen moogt worden van uw Vader in de hemel, die immers de zon laat opgaan over slechten en goeden en het laat regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Als gij bemint die u beminnen, wat voor recht op loon hebt ge dan? Doen tollenaars niet hetzelfde?
Gij hebt gehoord dat er gezegd is: oog om oog en tand om tand. Maar Ik zeg u: als iemand u op de rechterwang slaat, keer hem dan ook de andere toe.”

LIEFHEBBEN
Jezus gebruikt hier kwistig de stijlfiguur van het overdrijven, een overdrijven dat soms zelfs tegen de borst stuit. Maar het onderstreept zeer goed de radicaliteit van zijn eisen als het gaat over de liefde.
Hier zitten we immers bij de kern van zijn leer: liefhebben, liefhebben en nog eens liefhebben.
Niet onbelangrijk bij dit alles is op te merken dat als Jezus het heeft over liefhebben, het bij Hem niet gaat over romantische gevoelens. In de liefde waar Hij het over heeft spelen onze wil en ons verstand evenzeer, misschien zelfs meer, dan ons gevoel.
Het gaat om een fundamentele keuze om andere mensen positief te benaderen, te respecteren, om iets voor hen te willen betekenen, te zien wat je voor hen kan doen. Om hen te vergeven als ze je iets misdeden, om er voor hen te zijn, om hun gelukkig-zijn in de hand te werken. En om zelf daarin je eigen geluk te vinden.
We moeten dat als christenen overigens niet doen vanuit een of ander ideologisch kader van links of van rechts. Eerder pragmatisch, deemoedig en geduldig, samen met de mensen zoeken naar een plaats waar ze tot hun recht komen, waar het echt goed met ze gaat.

De levende Heer
ma 31 juli '23

Zondag 22 januari 2023, 3de zondag door het jaar (jaar A)

Een tijdje geleden las ik een leuk stukje van de hand van Toon Hermans. Het ging zo:
“Jezus
Ik heb zijn beeltenis maar vaag in mijn gedachten
en ‘k weet haast niets van hoe Hij sprak en keek.
‘k Zou willen weten hoe Hij liep en hoe Hij lachte.
‘k Zou willen weten hoe Hij door zijn haren streek,
hoe Hij appels at of noten
en hoe Hij hoestte als Hij aan de oever stond.
‘k Zou iets willen weten van zijn oogopslag,
hoe Hij sliep en hoe Hij heeft ontbeten
en of Hij wel eens met de deuren heeft gesmeten.
Plechtig klinkt in alle talen wat Hij heeft gezegd,
maar ik zoek gewoon de man van Nazareth.”
Je herkent Toon Hermans in deze tekst onmiddellijk.
De man die met zoveel mensenkennis en milde humor, maar ook met zoveel genegenheid voor mensen, op de alleraardigste manier zo graag de vijf minuten met ons ging.

DIEPER
Maar we lezen het stukje toch ook met gemengde gevoelens.
Want enerzijds herkennen wij het wel. Die nieuwsgierigheid naar allerlei anekdoten en eigenaardigheden van bekende mensen is ons zeker niet vreemd.
Heel de roddelpers leeft daarvan.
Maar tezelfdertijd weten wij ook dat die “interessante weetjes” ons niets essentieels leren over de persoonlijkheid van zo’n figuren.
Dat Hitler verzot was op roomtaartjes zegt ons niets over wie hij werkelijk was en wat hij voor de mensen betekend heeft.
En zo is dat ook met Jezus.
Het is normaal dat ieder van ons zich al eens afgevraagd heeft hoe Jezus was als kind en als jongere. Want daar vertellen de evangelies ons niets over.
Was Hij een haantje de voorste op elk gebied? Ravotte Hij graag met zijn kameraden? Keek Hij ondertussen ook wel naar de meisjes?
Het zijn inderdaad allemaal interessante weetjes, maar ze raken nergens de essentie.
Bij de vraag: “Wie is Jezus?” gaat het over: wat heeft Hij gezegd en wat heeft Hij gedaan dat Hij zoveel betekend heeft en nog altijd zoveel betekent voor zovele mensen?
Wie is Hij eigenlijk?

ARIUS
Is Jezus een ontzagwekkend groot man, een onvergelijkbare profeet, een lichtbaken, een vuurtoren voor de mensheid, één van de grootste of misschien wel de grootste mens die ooit geleefd heeft?
Of is Hij meer, is Hij wie Hijzelf zegt te zijn: een mens in wie God zelf zich aan ons laat kennen. Een mens in wie God onder ons zichtbaar werd.
Of zoals Hij het zelf zegt: “Wie mij ziet, ziet de Vader”.
En dat is iets heel anders dan een groot profeet of filosoof.
Ik denk dat we hier echt terug een keuze moeten maken.
Veel wijst erop dat nogal wat christenen geruisloos terug Arianen geworden zijn.
De Arianen ontkennen de goddelijke natuur van Christus en in de laat-romeinse tijd vormden ze in vele landen de meerderheid onder de christenen. Het was dus een serieuze beweging.
Maar uiteindelijk moet je het Arianisme loslaten als je Jezus echt wil volgen in je leven. En wel om heel menselijke redenen.
Je kan gewoon niet je hele leven in dienst stellen van en laten leiden door een mens die 2000 jaar geleden stierf en die, omdat Hij mens was, zich kon vergissen in wat Hij zei en wat Hij deed.

RELATIE
Als we dat wel deden waren we als kerk niet het Lichaam van Christus op aarde, maar een sekte, blinde volgelingen van een soort goeroe.
En dan kan je ook niets doen met wat mijn persoonlijke, en in mijn preken steeds terugkerende, mantra geworden is: dat christelijk geloof in onze tijd alleen maar kan standhouden als je werkt aan een persoonlijke relatie met Jezus.
Een Jezus die je ook echt ervaart in je leven. En dat kan niet als je Hem alleen maar kent als een mens die 2000 jaar geleden heeft geleefd.

Teksten verklaren, niet “vervangen”
ma 31 juli '23

Zondag 15 januari 2023, 2de zondag door het jaar (jaar A)

De nieuwjaarsperiode is de tijd bij uitstek om goede voornemens te maken.
Om dingen die we wat verwaarloosden terug meer aandacht te schenken.
Om wat afgezwakt is terug op koers te brengen en op zoek te gaan naar wat verloren ging en nu gemist wordt.
Toegepast op het geloof, denk ik dat we in onze tijd terug meer aandacht moeten besteden aan het verantwoordelijk en zorgzaam omgaan met de geloofstaal. Geloofstaal, de taal waarin het geloof wordt uitgedrukt, is een aparte taal. Een evocerende taal, een taal die een werkelijkheid probeert op te roepen die niet in de gewone taal te vatten is. Het is een andere taal dan de koel beschrijvende taal van de wetenschap. De taal van het geloof kan je nog het best vergelijken met de taal van de poëzie. Ze is niet exact beschrijvend zoals de taal van de fysica bijvoorbeeld dat wel is. Maar ze beschrijft een werkelijkheid die je niet met de woorden van de fysica en wiskunde kan duidelijk maken. Wanneer een jongen tegen zijn meisje (of een meisje tegen haar jongen) zegt: ik zou je wel kunnen opeten, dan is het voor iedereen duidelijk dat daar geen neiging tot kannibalisme moet achter gezocht worden.
Maar het is wel goed dat ze die wonderlijke taal ter beschikking hebben. Want, wat die twee voor elkaar voelen, gaan uitleggen in termen van chemische reacties zou compleet bespottelijk zijn.

Onderschatten
Geloofstaal heeft dus, net als poëzie, haar eigen onvervangbare reden van bestaan. Het is goed dat ze verklaard en uitgelegd wordt aan mensen die er niet mee vertrouwd zijn. Maar helemaal verkeerd is elke poging om de geloofstaal te vervangen door de vlakke taal van het gewone leven.
Omdat geloofstaal uitdrukking geeft aan een werkelijkheid die wel sterk aangevoeld en vermoed wordt, maar niet in “1+1=2” kan uitgedrukt worden.
In de meeste gevallen echter moet er ook niet echt veel “verklaard” en uitgelegd worden.
Wanneer in de geloofsbelijdenis bijvoorbeeld staat dat “Jezus zit aan de rechterhand van de Vader”, dan moeten wij ook heel gewone mensen niet te veel onderschatten. Ook mensen die geen diploma theologie op zak hebben, maken zich daarbij geen voorstelling van twee grote stoelen boven de wolken, met op de ene stoel. . . Kerkmensen, die dergelijke voorstellingen altijd willen “ontmythologiseren” onderschatten meestal schromelijk het gezond verstand van hun toehoorders.

Vervangen
En zo kom ik bij een nogal delicaat punt.
Het is de laatste jaren een beetje mode geworden om eeuwenoude teksten zogenaamd dichter bij de mensen van vandaag te brengen. En dat gebeurt dan soms door hele zinnen weg te laten en nieuwe toe te voegen, soms zelfs door hele stukken tekst te vervangen door een eigen tekst. Waardoor heel vaak de betekenis van het stuk verandert. En dat kan toch niet de bedoeling zijn? Of toch?
Want dan zit je onder het mom van christelijk geloof een eigen brouwsel, waarin vooral de huidige tijdsgeest doorklinkt, te verkondigen.
Een voorbeeld. Soms vragen ouders om zelf de teksten klaar te maken voor het doopsel van hun kind. Daarbij gebruiken ze ook bijna altijd boekjes die in omloop zijn van andere dopen en die hen onmiddellijk aanspreken. Niet omdat ze zo christelijk zijn, maar omdat ze dat juist niet zijn. Omdat ze helemaal de huidige materialistische, individualistische tijdsgeest ademen.
Typisch is bijvoorbeeld de belofte van de ouders dat ze er zullen over waken dat hun kind zal worden wat het wil. Je kan daar op zich natuurlijk niet echt iets tegen hebben, maar typisch christelijk is het alleszins niet. Typisch christelijk in het engagement van de ouders is: erover waken dat je kind uitgroeit tot een liefdevolle mens, die gelukkig wordt in het goed zijn voor anderen. En die daarbij de hulp van God vragen om hun taak goed te volbrengen.

Heidens
Wij moeten bij die dingen echt met meer zorg omgaan. En voorkomen dat wij zelfs tot in het hart van het geloof, tot in de sacramenten toe, een taal gebruiken die meer de taal van de media is dan de taal van het geloof.
Meer de taal van het hedendaags heidendom dan die van het christendom.
Ik lees soms, ook op blaadjes in een kerk, zogenaamde “geloofsbelijdenissen” waarin de woorden “God” en “Jezus” niet eens in voorkomen. Teksten die alleen maar vol staan met “ik zal dit” en “wij zullen dat”, . . . Dat is heel mooi.
Maar dat is geen geloofsbelijdenis.
Wij moeten daar echt beter op letten. Het is bovendien, meen ik, een typisch Europees verschijnsel, dat de eenheid met de Wereldkerk verbreekt.
Als er woorden zijn die de hedendaagse mens niet meer begrijpt, dan moeten die uitgelegd worden, niet geschrapt en vervangen door iets van derde persing.
Zeker nu ook mensen met 5 diploma’s op zak vaak nog heel weinig kennis van het geloof bezitten, mogen wij ze niet met een kluitje in het riet sturen.
Tenslotte gaat het om het christelijk geloof, een hoofdpijler van onze beschaving. En voor gelovigen een uiterst belangrijk gegeven in hun leven.
Je kan daar niet zomaar een potje van maken.

Pagina's